Ik ben mij al even aan het verdiepen in de jazzmuziek en dan komt onvermijdelijk de vraag op wie die jazzmuziek heeft uitgevonden. Welnu, dat is de Amerikaanse kornettist Charles “Buddy” Bolden (1877-1931). Althans, als we de legende mogen geloven.
Donald M. Marquis onderzoekt die legende in zijn biografie In Search of Buddy Bolden; First Man of Jazz. Het is geen dikke biografie, zo’n 163 pagina’s, want Bolden glorieerde maar een korte tijd. Hij gaf geen interviews en er is geen muziek van hem overgeleverd. En er bestaan nog meer mythes rondom de man. Marquis vat het even kort samen:
Bolden, it said, was an important early jazzman; he blew a loud cornet, drank a lot, ran a barbershop, edited a scandal sheet, and died in a mental institution.
En daar gaan we al. Hij was een belangrijke jazzmuzikant, daar zijn de geleerden het wel over eens. Hij dronk zeker veel, maar had géén kapperszaak (ook al beweert de Nederlandse Wikipedia van wel), runde geen schandaablaadje The Cricket voor zover bekend en overleed wel weer in een psychiatrische inrichting.
Omdat er niet zo veel bekend is over Bolden schetst Marquis eerst New Orleans en de buurt waarin Bolden opgroeit. Muziek is alomtegenwoordig bij parades, begrafenissen, in de kerk en op school. Die muziek heet dan nog zeker geen jazz maar wordt door orkesten gespeeld in de vorm van walsen, mazurka’s, quadrilles en soms wat ragtime. Bolden krijgt een kornet te pakken en blinkt er blijkbaar al snel in uit. Daar is niet veel over bekend.
Wat wel bekend is, is het belang van kappers voor de muzikanten in New Orleans. Zonder telefoon hebben ze een ontmoetingsplek nodig om optredens te regelen en daar dienen de lokale kapperszaken voor. Bolden is er vaak te vinden en daar komt het verhaal van die eigen kapperszaak waarschijnlijk vandaan. Hij ontwikkelt een eigen stijl, waarschijnlijk in een klein bandje voor hij zijn eigen band opricht. Hij is een womanizer en krijgt een zoon met één van de dames. Later krijgt hij een dochter bij een andere vrouw.
Wat onderscheidt hem nu van al die andere muzikanten waardoor hij de jazz uitgevonden zou hebben? Daar is geen eenduidig antwoord op te geven. Het verhaal gaat dat hij heel luid speelt. Louis Armstrong zegt erover in zijn autobiografie;
“He blew so hard, that I used to wonder if I would ever have enough lung power to fill one of those cornets.”
Maar met hard toeteren verdien je geen biografie dus moet er meer zijn. Volgens Marquis voegt Bolden iets extra’s toe aan de muziek dat anderen niet doen;
It was more a matter of adding extra touches to the music. Indeed, Kid Ory, Bud Scott, Mutt Carey, and others attributed Bolden’s fame to his ability to fake; if he forgot a passage he would introduce embellishments that his listeners often enjoyed more than the music originally written.
Met andere woorden, hij improviseert er soms op los en dat zal bij uitstek een kenmerk worden van wat later jazz is gaan heten. Ook voegt hij blues toe aan de bestaande melodieën en dat is in zijn muziek te horen, zoals trombonespeler Bill Matthews zegt;
When it came to playing sweet music; waltzes, there was nobody in the country could touch him…He was one of the sweetest trumpet players on waltzes and things like that and on those old slow blues, that boy could make the women jump out the window. On those old, slow, low down blues, he had a moan in his cornet that went all through you, just like you were in church or something.
Het zijn mooie getuigenissen van lang geleden en het is waar wij het mee moeten doen. Er is ooit een opname gemaakt van zijn muziek op een cilinder maar die is verloren gegaan.
Marquis schetst in dit boek een mooi beeld van New Orleans, haar inwoners en de muziek uit die tijd. Dat mag u vrij letterlijk nemen, want er staan plattegronden in van de wijken waar Bolden woonde en speelde, waar die kapperszaken lagen, de groenteboer enzovoort. Er staan lijsten in van muzikanten uit die tijd en van familieleden en hij staat uitgebreid stil bij de locaties waar Bolden optrad.
Ik zei al dat de glorietijd kort was. In 1906 vertoont hij meer en meer opmerkelijk gedrag. De druk van de roem is groot en hij is bang voorbijgestreefd te worden door anderen. Hij krijgt zware hoofdpijnen en heeft soms vlagen van verstandsverbijstering. Dat wordt zo erg dat zijn muzikanten weglopen en hij af en toe opgepakt wordt door de politie. In één van die vlagen slaat hij zijn schoonmoeder op het hoofd met een waterkan waarbij ze gewond raakt.
De aanvallen worden zo erg dat hij uiteindelijk opgenomen wordt in een psychiatrische instelling. Hij zal er 24 jaar, tot aan zijn dood, verblijven. Als hij sterft is zijn roem vervlogen maar begint de legende.
Het is een informatief boek, oorspronkelijk uit 1978. Dit is de herziene editie uit 2005. Daarin staan wat aanvullingen over herdenkingen, de bevestiging dat zijn opgenomen muziek definitief verloren is gegaan, dat de schrijver de kleindochter van Bolden heeft ontmoet en dat er toch een schandaablaadje heeft bestaan met de naam The Cricket maar dat dit niet aan Bolden gelinkt kan worden.
Interessant is nog wel de hypothese dat er een medische oorzaak zou zijn voor het vergeten van passages door Bolden waardoor hij noodgedwongen moest improviseren. Het ontstaan van jazzmuziek als bijprodukt van een ziekte, gaat u het vooral lezen.
En Buddy Bolden? Het is jammer dat we zijn muziek niet kunnen horen, maar het klinkt door in de muziek van andere jazzhelden uit die tijd, King Oliver, Louis Armstrong, Sidney Bechet. Ze zijn allemaal, naar eigen zeggen, schatplichtig aan hem. Het is mooi om af te sluiten met de opdracht van dit boek;
To the memory of Charles “Buddy” Bolden,
September 6, 1877 – November 4, 1931.
who would probably wonder
what all the fuss was about