archiveren

Maandelijks archief: november 2018

9400405154.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Het boek Over oude wegen van schrijver en radiomaker Mathijs Deen belooft volgens het verhaal op de achterkant een avontuurlijke tocht door Europa en een fascinerende reis door de tijd. Geschiedenis is altijd prima, maar ik moest toch even nadenken over de aanleiding tot dit boek. Het wordt namelijk opgehangen aan de vraag waarom Europeanen zo’n ambivalente houding hebben ten opzichte van de doorgaande routes op hun continent. Daar wil het boek namelijk een antwoord op geven.

Welnu, ik heb nog nooit nagedacht of ik daar een ambivalente houding over heb. Ik denk überhaupt weinig na over doorgaande routes op het continent en of mijn mede-Europeanen daar wel ambivalent tegenover staan, ik hoor het graag van u. Ik heb dan ook niet meteen een antwoord op de vraag kunnen vinden, of het ontgaat mij, dat kan heel goed.

Wat ik wel heb gevonden in dit boek, zijn 11 hoofdstukken in ruim 400 pagina’s met prachtige verhalen, want hiermee is de kritiek zo’n beetje gedaan hoor. Natuurlijk, men kent de verhalen over het afleggen van de Route 66 in de Verenigde Staten en je hoort hier niemand zeggen dat ze nu eens even de A1 af gaan rijden, wellicht wordt dat bedoeld met die ambivalentie en zo trapt de auteur dan ook af. Na een korte verkenning vanuit zijn geheugen over ritjes met zijn vader en over het wegennetwerk van Europa, duikt hij direct ver in de geschiedenis. Dat doet hij ook met een bepaalde onderkoelde humor en dat leest prettig:

Wie ten noorden van de Alpen in Europa wilde wonen…moest zich lekker warm kunnen inpakken, liefst een vuur kunnen maken, met een groep soortgenoten kunnen samenwerken en op zijn minst een seizoen vooruit kunnen denken. En de homo erectus die een kleine twee miljoen jaar geleden in het Midden-Oosten en de Kaukasus rondliep kon dat niet. Die was daar met zijn 600cc hersenen te dom voor. Te dom voor Europa. Daar zijn tabelletjes voor.

Deen gaat verder in op de routes die onze voorouders aflegden om in Europa te geraken en begint dus met de oudste voetstappen die bekend zijn. Dan volgen er een paar prachtige verhalen over een gevonden ketel in Denemarken, de rijk versierde ketel van Gundestrup. Daar kunnen de Denen wel trots op zijn, maar hij kwam niet uit Denemarken en Deen doet uit de doeken welke route door Europa die ketel vermoedelijk heeft afgelegd. Dat geldt ook voor het in het veen in Denemarken gevonden meisje van Egtved. Ook zij blijkt enorme afstanden door Europa te hebben afgelegd en hier doet het boek zijn naam ook eer aan.

Het verhaal over de beroemde Romeinse weg, de Via Appia, is ook prachtig. Dat gaat over de struikrover Bulla. Aanvankelijk ongrijpbaar, uiteindelijk voor de leeuwen geworpen. Soms wijkt de auteur wat af van het thema van de Europese wegen, zoals bij de IJslandse pelgrimsvrouw Gudrid. Daar volgt eerst een lange voorgeschiedenis op IJsland, Groenland en in Amerika, voordat ze daadwerkelijk door Europa naar Rome op pelgrimstocht gaat. Desalniettemin prachtig om te lezen. Dat geldt ook een tikje voor het verhaal over het Amsterdamse toneel van de Gouden Eeuw, wat weliswaar een route volgt van Portugal naar Zweden, maar waar het in mijn beleving geen moment over de reis of de wegen zelf ging.

Dat was anders bij het verhaal van Coenraad, die dienst moest nemen in het Franse leger en op weg ging naar Rusland. Ze moesten dwars door Europa marcheren en Deen verhaalt wat dat met de rekruten doet;

Voortgejaagde boerenjongens zoals Coenraad raakten naarmate ze hongeriger werden, het gevoel van verwantschap met de boeren langs de route kwijt. En dat was een gevaarlijke ontwikkeling voor de gemeenschappen waar het regiment doorheen trok, want met het gevoel van verwantschap verdween ook de bescherming van hun medeleven.

Juist met het doorkruisen van Europa gingen mijn gedachten naar al die autorally’s die er worden georganiseerd zoals de Budapest Rally, de Carbage Run en de Runball Rally. Dat leek me passen in dit boek en ik werd op mijn wenken bediend. Er staat een prachtig verhaal in over pioniers van de raceauto’s en over Charles Jarrott in het bijzonder. Zij raceten in de eerste raceauto’s door Europa op trajecten als Parijs-Wenen, Parijs-Berlijn en de laatste, de “rit van de dood”, Parijs-Madrid. Het waren de tijden dat er talloze handelingen verricht moesten worden voordat een motor überhaupt startte en waar de bijrijder de versnelling onderweg in zijn vier moest houden. Hier kwam beleving van het Europese netwerk wel naar boven, let wel, in een tijd waarin de Frans-Duitse oorlog van 1870 gewoon nog in het geheugen lag. De auteur;

‘Ik heb nou aardig wat reizen door Europa gemaakt,’ begin ik, ‘en eigenlijk heb ik vooral gezien dat mensen die de grenzen over gingen, altijd het min of meer terecht idee hadden dat ze op het territorium van de buren risico liepen….Maar nooit waren ze onbekommerd als de mensen die toen rond de eeuwwisseling gewoon voor hun plezier de grenzen over raceten en dachten dat de wereld hun toebehoorde. Dat waren toch ook oude vijanden die daar tegen elkaar aan het racen waren?’

Ambivalent of niet ten opzichte van die wegen, het levert een aantal mooie verhalen op over Europa in een boek dat vlot doorleest.

8ec2ca84705d0355974304e7241444341587343
Historicus Fred Jagtenberg heeft twintig jaar gewerkt aan zijn biografie over Willem IV en dat zie je er aan af. Het is niet alleen een kolossaal boekwerk (ruim 800 pagina’s leesvoer, los van het notenapparaat), maar het vertaalt zich ook in talloze uitstapjes, beschrijvingen en citaten.

Daarbij komt dat de hoofdpersoon niet bekend staat om zijn lange, roerige leven (hij werd maar veertig jaar) en dan rijst de vraag of zo’n omvangrijke biografie gerechtvaardigd is. Daar kom ik op terug.

De ondertitel, Stadhouder in roerige tijden klopt natuurlijk. Willem heeft zijn vader nooit gekend en zijn moeder nam de zaken waar tot hij benoemd werd tot Stadhouder. Aanvankelijk eerst in Gelderland en Jagtenberg beschrijft tot in detail wat voor voeten het in aarde had om die benoeming zeker te stellen. De erfopvolging (hij stamde via zijn moeder af van Willem van Oranje) was geen zekerheid, want Engeland en Pruisen aasden ook op de titel ‘Prins van Oranje’, met alle bijbehorende emolumenten.

Willem trouwde met de dochter van de Britse koning George II, Anna van Hannover. Het was een gelukkig huwelijk en ze kregen een dochter en een zoon (naast meerdere miskramen). In 1740 brak de oorlog uit tussen Frankrijk en Oostenrijk en daar kreeg Willem mee te maken. Ook had hij zijn handen vol aan het pachtersoproer van 1748. Zijn zwakke gezondheid hielp niet echt en na een kuur in Aken overleed Willem op jonge leeftijd.

Is dan zo’n dikke biografie zinvol? Ten dele. Als je van geschiedenis houdt zoals ik, dan blijf je lezen. Het boek staat vol met details uit talloze brieven en andere documenten. De uitstapjes naar het gebruik van geheimschrift of de “schuitenpraatjes” (gesprekken in de trekschuit) kunnen mij ook niet lang genoeg zijn. Het mooist vind ik de beschrijvingen uit het dagelijks leven van de bevolking, zoals over de vreugde na Willem’s benoeming tot stadhouder;

‘Een troep jongelingen, waarvan de oudste ontrent twaalf Jaren bereikte, hebbende een van dezelve, die aan ’t hoofd was, een Oranje Vaandeltje, en een ander een Trommel, trokken van daar den 29. April langs den Dyk na de stad Schiedam…’ Een van hen, die ‘door den langen marsch verhit’ in Kethel te snel karnemelk gedronken had, kreeg bij thuiskomst ‘groote pyn in de Ingewanden’. De dokter die hem onderzocht, ‘zeide hem, dat hy ‘er van sterven zoude, waarop hy antwoorde: geen nood! ’t is my genoeg dat de Prins Stadhouder zal zyn, begraaf my maar eerlyk onder de Oranje vlag’.

Dit fragment geeft aan hoe je dit boek leest. Het staat vol met dit soort fragmenten die veel toevoegen, maar waardoor het niet vlot doorleest. Helemaal als je ook het zeer uitgebreide notenapparaat erbij houdt. De conclusie heeft dus twee kanten. Het boek doet recht aan de persoon Willem IV én aan de achttiende eeuw waarin het speelt. Als je geduld hebt en van geschiedenis houdt dan vind je dit, zoals ik, een schitterend boek. Maar ik kan mij ook voorstellen dat, met een strakkere redactie en de helft minder pagina’s, je een groter publiek bereikt. Dan mis je wellicht wel een aantal van Willem’s uitspraken, zoals deze;

‘Vrienden, ick ben oock een inboorling van Nederland en door de voorzienigheyd Gods gesteld aan ’t hoofd der regering’ en in die hoedanigheid zou hij altijd trachten zich naar zijn beste vermogen voor het land in te zetten.

7b06c2143e173fa59384a375841444341587343
Remco Campert schreef zijn bekende boek Het leven is vurrukkulluk in 1961. De titel is ook meteen de eerste zin uit het boek, uitgesproken door Panda. Zij is een meisje van 15 loopt door het park in gezelschap van Mees en Boelie. Dit zijn vrienden die er op uit zijn om meisjes te versieren en dat lukt, want Panda gaat met ze mee. Ze gaan naar een café en worden gevolgd door Kees, een oude man. Hij gaat bij ze zitten als ze bier drinken.

Als ze weg gaan blijft Kees hen achtervolgen en dan besluiten ze hem neer te slaan en te beroven van tweehonderd gulden. Er ontvouwt zich een bizarre situatie;

‘Ach, kijk die oude man eens lekker in het zonnetje liggen te slapen’, riep Panda uit. Ze knielde naast hem neer en met een geroutineerd gebaar tastte ze zijn zakken af. ‘Lig je lekker, opa?’ vroeg ze. Voorbijgangers stonden stil en keken vertederd naar het aardige tafereeltje en wensten dat ze ook zo oud waren om zo door hun eigen kleindochtertje vertroeteld en geliefkoosd te worden – en wie weet wel geknepen op gevoelige plekken.

Met het geld gaan ze naar het huis van Boelie en Mees, maar Boelie moet er vandoor naar een afspraak voor een interview met journalist Ernst-Jan Zoon. Mees gaat naar bed met Panda, maar het schiet niet echt op tussen die twee. Boelie gaat mee met Ernst-Jan en probeert diens vrouw Etta te versieren.

Ondertussen kopen Mees en Panda drank van het buitgemaakte geld voor een feest. Ene Tjeerd loopt nog door het verhaal heen die de beroofde Kees probeert te helpen. Kees, die een oude bekende blijkt te zijn van de toiletjuffrouw van bovengenoemd café, en die juffrouw is weer een tante van Tjeerd. Volgt u het nog?

Toch is het een helder verhaal, verteld in zo’n 160 pagina’s. Het eindigt met het grote feest waar bijna alle personages samenkomen. Er is dan ook sprake van een veelheid aan relaties en van geen van die relaties spat het geluk er van af. De eerste zin, ‘Het leven is vurrukkulluk’ mag dan ook ironisch worden opgevat. Is het daarmee ook een triest boek? Welnee. Het is een tijdsbeeld van sex, drank, feesten, muziek en dichtkunst en het wordt allemaal op lichtvoetig ironische toon gebracht. Campert schrijft in eigen stijl en dat valt op door veel woorden fonetisch weer te geven (Tsjoe-win-k’um, nijslollie, Marry-you-Anna, giegullen). Hilarisch zijn de fragmenten waarbij Etta en Boelie het huis van de buren insluipen en er net sex willen hebben als ze betrapt worden, maar ook het verhaal dat Boelie aan Ernst-Jan doet tijdens het interview;

‘Hoe verging het je in Holland?’
‘Uitstekend. Ik bezocht het gymnasium, waar ik een briljant leerling was. Ik vertaalde Sartre in het Grieks en er weer uit. Ik correspondeerde met atoomgeleerden en vond een methode uit om het slijtageproces van vlakgommen te vertragen.’
‘Ik weet niet of ik dit zo grappig vind’, zei Ernst-Jan.
Maar Boelie was niet te stuiten: ‘Ik kegelde met Hegel. Schreef ingezonden stukken in de schoolkrant. Ging vier keer per dag naar de bioscoop. Leerde het alfabet uit mijn hoofd.’

Kortom, het is een verhaal met de nodige vaart en het heeft nog lang geduurd voor er in 2018 eindelijk een film verscheen. Nu zijn die recensies niet helemaal juichend, dus ik laat het in dit geval bij het boek.