archiveren

Maandelijks archief: januari 2019

e9afa7b340e9ae45935676a5767444341587343 (3)
Giacomo Leopardi (1798-1837) was het beste jongetje van de klas. Voor zijn achttiende had hij al een aantal literaire en wetenschappelijke werken op zijn naam staan. Hij was verder geleerde, dichter en filosoof. Die veelzijdigheid komen het best tot uiting in zijn Zibaldone, een intellectueel dagboek dat hij bijhield van 1817 tot 1832.

Het is een immens werk van in totaal 4526 schriftvellen en dit boek is een bloemlezing daaruit. Nu houd ik van dagboeken en essays dus ik was benieuwd naar de gedachtesprongen van deze alleskunner. De inhoud gaat over van alles; schrijvers en literatuur, filosofie, psychologische observaties, onvoltooide proza- en poëziefragmenten enzovoort.

Dat viel me dus nog niet mee. Het is geen dik boek, zo’n 248 pagina’s, de hoofdstukken over verschillende onderwerpen zijn niet lang maar ik vond het niet lekker weglezen. Een willekeurig voorbeeld van het begin van een nieuw hoofdstuk;

De uitspraak dat de mensen in alle tijden en landen steeds hetzelfde zijn, is alleen maar waar in deze zin. De perioden die de mens (en ook ieder volk) doorloopt, vertonen, evenals de tijdsperioden onderling, globaal gezien steeds een duidelijke gelijkenis en overeenkomst; maar de diverse tijdvakken waaruit deze grotere perioden bestaan, zijn onderling zeer verschillend, en datzelfde geldt voor de mensen van het ene tijdvak ten opzichte van die van het andere, en voor een volk dat zich op dit moment in het ene tijdvak bevindt tegenover een volk dat zich momenteel in het andere bevindt.

Bent u er nog? De zinnen zijn vaak erg lang. Op pagina 134 staan 4 volledige zinnen. Als zin 5 gelezen is zitten we halverwege pagina 135. Dat hielp ook niet mee. Is er ook iets positiefs te melden? Natuurlijk. Als je je even concentreert zijn er mooie quotes op te halen;

Wie op deze wereld een beroep wil uitoefenen, en daaruit ook nog enig rendement wil halen, kan alleen maar dat van oplichter kiezen, welk terrein hij ook betreedt.

Ik werk in de verzekeringsbranche maar heb hier vooralsnog geen conclusie aan verbonden. Leopardi stelt ook dat als ongeletterden een beroemd auteur lezen, ze hier geen genoegen aan beleven, omdat ze een onmogelijk genot verwachten, een niveau van perfectie waartoe de menselijke geest niet in staat is. Daarom lachen ze om die auteur of minachten hem zelfs. Dat laatste doe ik zeker niet, maar misschien verwachtte ik toch een wat hoger genot dan dit boek mij verschafte. Wat natuurlijk ook aan mijn geletterdheid kan liggen.

Het was wel leuk om de naam van Bilderdijk tegen te komen in Leopardi’s werk en ik blijf onverminderd benieuwd naar zijn Canti, ofwel gedichten. Dat zijn er niet veel maar zouden van een ongehoorde schoonheid zijn. Leopardi zelf? Hij had een zwakke gezondheid en was ook niet direct het zonnetje in huis. In zijn Zibaldone is de natuur aanvankelijk nog ‘de enige bron van het schone, het grote, het leven en de afwisseling’ maar allengs wordt zijn toon donkerder en pessimistischer. Uiteindelijk is de natuur ‘een valse stiefmoeder die haar kinderen alleen maar wil zien lijden’. Jammer dat hij er niet langer van mocht genieten.

Vertaling; Frans van Dooren

9045032988.01._sx450_sy635_sclzzzzzzz_
In het restaurant van Christoph Ribbat is een verrassend leuk boek over de cultuurgeschiedenis van het restaurantwezen. Dat wordt gedaan in kort bestek, namelijk in 216 pagina’s en in heel korte verhaaltjes, waarvan sommigen door elkaar heen lopen.

Ik moest er even aan wennen, maar achterop het boek wordt keurig vermeld dat het om een vertel-experiment gaat, tussen cultuurwetenschap en docu-roman in, dus ik gaf het een kans. En ja hoor, ik werd vanzelf meegenomen en kwam en passant best veel te weten over een voor mij onbekende wereld.

We gaan eerst even terug in de tijd en leren dat het woord “restaurant” afkomstig is van de restauratieve bouillons die eind achttiende eeuw geserveerd werden in luxueus gemeubileerde eethuizen. Het begin van de restaurants zoals wij ze kennen. We zijn dan in Parijs, maar surfen even makkelijk door naar Frances Donovan in Chicago in 1917. Zij zoekt werk als serveerster. Niet om het werk, maar om wetenschappelijk onderzoek te doen voor haar studie sociologie. Even later volgen we Eric Blair, die zich afslooft in Franse hotelkeukens. Het leuke aan dit boek is dat je pas later in het verhaal leest dat het hier gaat om George Orwell, die informatie verzamelt voor zijn roman Down and out in Paris and London.

Het interessante aan dit boek is dat het op verschillende manieren te lezen is. Als een verzameling losse verhalen, maar het gaat ook over rassenscheiding. Het gaat over sociale verschillen; de hardwerkende en laagbetaalde koks en keukenhulpen achter de keukendeur en de obers en betalende clientèle voor de keukendeur. Schrijver James Baldwin wordt zo kwaad over die discriminatie dat hij een kan water naar een serveerster smijt. Over het harde werken staan er talloze voorbeelden in het boek, met de meest ludieke de jacht op de kipuitbeenmachine waar de keukenhulp zich helemaal gek voor rent.

Ik leer over de eerste pizzeria in Duitsland in 1952, die overigens voornamelijk spaghetti with meatballs serveert aan Amerikaanse soldaten. Ik lees het verhaal van de Duitse soldaat Hans Schilling die met zijn Tsjechische geliefde Margareta naar Spanje reist en een midgetgolfbaan met café begint;

Bijna geen mens komt er een balletje slaan. Het terrein ligt te geïsoleerd en het kronkelweggetje dat van het dichtstbijzijnde dorp naar de golfbaan leidt, is te lang. Maar het café loopt helemaal niet zo slecht…In 1964 is het café uitgegroeid tot een grillrestaurant…Bar Alemany heette het café vroeger. Maar die tijden zijn voorbij. Margareta vernoemt het restaurant naar haar favoriete hondenras.

Als je, zoals ik, niet zo thuis bent in die wereld begint het mij bij dat hondenras pas te dagen dat we het over het ontstaan hebben van het wereldberoemde restaurant El Bulli. Je had overigens al kunnen spieken in het uitgebreide (33 pagina’s!) notenapparaat. We volgen verder kort de beroemde Engelse chef Heston Blumenthal en de onlangs overleden chef/enfant terrible Anthony Bourdain. Mooi is ook het verhaal van de recensente Marilyn Hagerty, die positief berichtte over een grote keten in Amerika, de Olive Garden. De onbedoelde humor werd wijdverspreid;

De inrichting van het restaurant maakt indruk op haar…Nuchter beschrijft Hagerty de salade als ‘vertrouwd’ – ze vindt het heel passend dat er hier in de Olive Garden ook een paar zwarte olijven opduiken. Ze prijst de chicken alfredo: de portie is ‘royaal’. Samenvattend noemt ze de Olive Garden het ‘grootste en mooiste restaurant’ van Grand Forks.

Prompt wordt mevrouw uitgenodigd om eens in het sterrenrestaurant Le Bernardin van topchef Eric Ripert te komen eten en zowaar, ook daar is ze over te spreken, vooral over de kleine tafeltjes waarop de dames hun handtasje kwijt kunnen.

Verder gaat het over MacDonalds, over foodies maar ook over het feit dat de koks, ooit onzichtbaar, nu soms sterren zijn en in open keukens werken. Er zit dus van alles wat in dit boek;

Wie alleen ingaat op de details waarmee het aanbod voor de lagere middenklasse en de hogere middenklasse zich onderscheidt, kan heel wat over hoofd zien; de ongelijkheid tussen keukenpersoneel zonder papieren en wereldberoemde koks, tussen scheldende gasten van luxerestaurants en een burgerrechtenactiviste die aan haar haren door een restaurant wordt gesleurd, tussen bedienend personeel dat op de armoedegrens leeft en foodauteurs die hun diensten aanbieden om culinaire verfijning op te hemelen dan wel af te kraken.

Vertaling; Marianne van Reenen

940160746x.01._sx450_sy635_sclzzzzzzz_
Toen iedereen in Nederland met buttons op liep van de populaire popgroep Doe Maar, dompelde ik mijzelf onder in de reggae-muziek van Bob Marley, Peter Tosh, Third World en Burning Spear. Roger Steffens is een auteur/producer met een immens reggae-archief en hij heeft talloze interviews gehouden met mensen uit de reggae-wereld. Zo is deze biografie van ruim 400 pagina’s ook opgebouwd. Het is de weergave van zijn gesprekken met mensen om Bob Marley heen, terwijl hijzelf die gesprekken aan elkaar praat.

Er is ook veel te vertellen. Over zijn vroege jeugd in het dorp Nine Mile. Zijn moeder was achttien en zijn blanke vader was een Engelsman van vierenzestig. Die was al snel uit beeld. Bob kwam terecht in de beroemde wijk van Kingston, Trench Town. Daar verzamelde hij vrienden om zich heen om muziek te maken. De meest beroemde daarvan zijn Bunny Wailer en Peter Tosh. In deze fase is de al bekende Joe Higgs erg belangrijk als mentor voor de beginnende muzikanten. Marley ontmoet Rita en ze trouwen vrij snel en in het geheim.

Bob is enorm gedreven en is altijd bezig met zijn muziek én met sporten. Hij voetbalt wanneer hij maar kan. Ook raakt hij onder invloed van het Rastafari-geloof. Eén van de zangeressen van de Wailers, Beverly Kelso, zegt daarover;

Dat hele rastagedoe begon bij Rita’s broer. Ik geloof dat hij studeerde aan de University of the West Indies. Hij kamde zijn haar niet. Ik herinner me dat hij tegen ze preekte en ze van alles vertelde over Babylon. Ik weet niet wat hij allemaal preekte. Toen dat preken begon, gingen ze allemaal meer roken.

Het geloof zou een belangrijke rol spelen in de teksten van Marley. Er worden platen opgenomen en ze moeten moeite doen om gedraaid te worden. Allan ‘Skill’ Cole, de manager van Marley, geeft aan in wat voor wereld zij zich moesten begeven;

De fabrieken waren in het bezit van de producers, die dus alles in handen hadden; de radiostations, payola, de hitlijsten, alles. Pas toen we erin zaten, konden we ook een deel opeisen, maar daarvoor was soms brute kracht nodig…niemand accepteerde het geld van de rastaman…Als iemand onze muziek niet wilde draaien, gingen we bij hem langs om met hem te praten, hem te bedreigen. Soms moesten we autobanden lekprikken en dat soort dingen…Maar we hebben nooit iemand vermoord.

Dat is dan weer fideel. Andersom was dat wel bijna het geval. Marley en zijn groep worden beroemd en even voor een groot festival wordt er een aanslag gepleegd door gewapende mannen. Tijdens de repetitie worden ze beschoten en zowel Bob als Rita Marley worden geraakt maar overleven het. Sterker, een paar dagen erna doen ze toch dat optreden, het nu beroemde Smile-concert. Het is nooit helemaal duidelijk geworden waarom die aanslag is gepleegd en het was een risico om op te treden. Het zijn indrukwekkende beelden. Het podium staat propvol (“als we gaan, dan met z’n allen”) en de auteur vertelt hierover;

Het was naar mijn smaak het meest ongelooflijke moment van de geschiedenis van de twintigste-eeuwse popmuziek: Bob, met een kogel in zijn arm. die tachtigduizend mensen luttele dagen voor een cruciale verkiezing toezong met aan zijn zijde zijn vrouw die een kogel in haar schedel had. Waar valt zoiets in vredesnaam mee te vergelijken?

Marley maakt reizen naar Afrika en tourt door Europa. In Parijs wordt in zijn teen een melanoom geconstateerd. Dat wordt behandeld, maar niet adequaat genoeg. Deels een medische nalatigheid, deels koppigheid van Marley zelf. Hij wordt zieker en zieker, blijkt doodziek toch geweldige concerten te geven tot het niet meer gaat. Hij sterft op 36-jarige leeftijd.

Ik kende wel wat achtergronden van de man en zijn muziek, maar het is verfrissend om alles in interview-vorm terug te lezen. Je hoort zo ook verschillende kanten van een bepaalde gebeurtenis. Soms spreken personen elkaar faliekant tegen, maar de auteur kiest ervoor om die versies naast elkaar te laten bestaan en dat lijkt me prima. Fijn om weer ondergedompeld te worden in die prachtige muziek.

Vertaling; Robert Neugarten

25b50e7e6d8e17b59362b5a5a41444341587343
Ik zou niet zo snel aan Aantekeningen van een stambewaarder van Walter van den Broeck begonnen zijn, als Jeroen Brouwers mij er niet op had gewezen. Hij zegt hierover:

De roman…is een omvangrijke familiekroniek waarin de auteur het hele geslacht Van den Broeck vanaf de diepten der tijden, ergens vroeg in de achttiende eeuw, tot heden portretteert en vereeuwigt ‘opdat het definitief geschied zou zijn, zò en niet anders’.

Brouwers kent geen ander voorbeeld in de Nederlandstalige literatuur en noemt het een schitterend boek over de ‘grauwte van eeuwen’. Het is een verhaal dat bestaat uit authentieke, uit historische bronnen opgedolven feiten, over echt geleefd hebbende personen, omtrent wie niets is ‘verzonnen’.

Het is een verhaal dat begint met een aantal mogelijke inleidingen. Die hoofdstukken heten dan ook “Het eerste begin” tot en met “Het vierde begin”. Hierin ligt meteen besloten waarom het boek destijds, in 1977, niet unaniem lovend werd ontvangen in de pers, want België en haar bevolking krijgen er direct van langs:

…ik heb geen goed woord over voor dit kultuurloze, hebzuchtige, onbeschofte en onbeschaafde, domme volk, dat uitblinkt in egoïsme, dat bulkt van aanstellerij…Neen, ik ben er helemaal niet fier op tot dit volkje te behoren…Ik heb leren leven met dit volk, en met niet geringe tegenzin biecht ik op dat ik het lief heb zoals een knaapje zijn debiele broertje, dat hem enerzijds een blok aan het been is, maar hem anderzijds voortdurend door zijn geblunder ontroert en een zin aan zijn leven geeft.

Vervolgens doen we de ronde langs zijn voorvaderen. Dat is een nogal bont gezelschap. De plaats van waaruit alles zo’n beetje begint is Lichtaart, in de Kempen, lang voordat het bekend werd door Bobbejaanland… Daar woont Jan-Baptiste van de Broeck (?-1794) en zijn kleinzoon Petrus van den Broeck woont er ook. Deze is schoenmaker en zal wat klimmen op de sociale ladder, de floskaarten lagen wat gunstiger voor hem.

Zo gaan we door de geschiedenis en belanden we ook in andere werelddelen. De geschiedenis van de Filipijnen komt voorbij en we maken uitstapjes naar Mexico en Duitsland. Dat heeft te maken met andere voorvaders en met name met Peter Jules van den Broeck (1880-1958). Hij zal naar de Verenigde Staten reizen, gaat daar in dienst en komt in de Filipijnen terecht, waar hij ook zou trouwen, met een Mexicaanse schone. Uiteindelijk komt hij ook terug naar Lichtaart, om in een radium laboratorium te gaan werken. Radium, dus we maken ook een uitstapje naar het echtpaar Curie.

Het is een divers boek. De zoektocht naar een voormalig woonhuisje is ontroerend, de documenten waaruit geciteerd wordt zijn divers, variërend van een achttiende eeuwse donderpreek, tot de brieven van de Mexicaanse familie uit de Filipijnen en het oorlogsdagboek van zijn vader. De mooiste stukken echter zijn de gedachten van de auteur zelf, waarin hij dichter tot zijn familie wil komen;

Ach, Jan-Baptiste, Jan-Gerard, Petrus, hoe onbevredigend deze onderneming me lijkt! Ik kan wel eeuwig blijven doorgaan met het opperen van allerhande hypothesen, toch zal ik er nooit in slagen jullie dichterbij te halen…Wist ik bijvoorbeeld maar hoe jullie er uitzagen! Maar van jullie werden geen schilderijen, tekeningen of foto’s gemaakt en/of bewaard. Zelfs jullie graven zijn al lang verdwenen.

9028283013.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
De geschiedenis volgens Bicker van historicus Mariëlle Hageman vertelt het verhaal van Jan Bernd Bicker (1746-1812), een Nederlands patriottisch politicus. De tekst op de achterkant belooft een tocht langs de roerigste gebeurtenissen die ons land heeft gekend. Bicker moest ons land ontvluchten voor de democratische revolutie waarvoor hij zijn positie als stadsbestuurder, zijn voorname familie en zijn thuis op het spel zette, maar die uiteindelijk mislukte. Dan citeer ik toch even de tekst op de achterkant:

Ruim zeven jaar lang trekt Bicker met zijn vrouw en negen kinderen van avontuur naar avontuur door een woelig Europa….Zijn belevenissen – grote historische gebeurtenissen en alledaagse voorvallen – beschrijft Bicker in talloze dagboeken, memoires, brieven en officiële documenten.

Dat klinkt veelbelovend en het was de reden om het boek aan te schaffen, maar…ik begon mij wel iets af te vragen. Als er zoveel materiaal voorhanden is en de tijden zo roerig waren, waarom dan “slechts” 217 pagina’s leesvoer?

De reden is dat dit nadrukkelijk geen biografie is. Het is een stuk geschiedschrijving, samengesteld uit door de auteur gekozen documenten waarbij eerst voornamelijk uit documenten van anderen geciteerd wordt en later meer uit verhalen van Bicker zelf. Daarom is het de geschiedenis volgens Bicker.

De inhoud en de tijd is zeker interessant en sluit voor mij mooi aan op de biografie van Willem IV, omdat zijn opvolger stadhouder Willem V hier een hoofdrol speelt als tegenstander van Bicker. Dat is ook de rode draad in het leven van Bicker en dus van het boek. Dat begon al toen Bicker in de Amsterdamse raad zat en hij te maken kreeg met de berechting van vaandrig De Witte. Deze was volgens Bicker onterecht veroordeeld door de Hoge Krijgsraad in plaats van door de provincie, maar de stadhouder weigerde hem over te dragen. De laatste moest uiteindelijk bakzeil halen;

Het was een gevoelige klap voor de stadhouder. Bickers revolutie was begonnen. Het zou vooral een revolutie van redeneringen worden. Dat hij ten slotte hoogstpersoonlijk twee kanonnen naar Kattenburg zou dirigeren kon hij niet voorzien.

Cliffhangers, ik houd ervan en de slag om Kattenburgerbrug staat prachtig afgebeeld op voor- en achterkant van het boek. Zoals gezegd moest Bicker uiteindelijk in 1787 toch uitwijken naar het buitenland om in 1795 pas terug te keren in Nederland. Hij wordt nog een tijd gevangen gezet tijdens de staatsgreep van 1798 en zal later Napoleon Bonaparte nog ontmoeten in zijn functie als lid van het Staatsbewind. Hier had ik best graag meer over willen lezen;

Napoleon luisterde, dacht even na, en antwoordde toen kort en zakelijk. Hij stelde ze een paar algemene vragen, richtte het woord de ene keer tot Bicker en dan weer tot Brantsen of Van der Goes. Het gesprek bestond vooral uit beleefdheden, maar ‘was in ’t geheel niet stijf’, vond Bicker. Napoleon nam het ze niet kwalijk dat ze hem een paar keer tegenspraken, of zelfs in de rede vielen.

Informatie uit de eerste hand over Napoleon, dat mag van mij bladzijden lang zo doorgaan. Dat gold voor veel meer passages uit dit boek. Het is onvermijdelijk dat je bij een selectief gekozen fragmenten met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis gaat. Het zijn korte hoofdstukken en het boek leest dan ook vlot door, maar ik ben echt nieuwsgierig naar meer. Het is wat mij betreft een ideale opmaat tot de definitieve biografie over Jan Bernd Bicker.