archiveren

Maandelijks archief: december 2012

902343496X.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
De eenzaamheid van de priemgetallen is de intrigerende titel van de eersteling van Paolo Giordano. Wat mij betreft een indrukwekkend debuut, ik las het in twee rukken uit.

Alice krijgt als jong meisje een ski-ongeval en heeft daar haar verdere leven last van. Mattia is hyperintelligent en heeft een zwakbegaafd zusje, Michela. Hij laat haar achter op een bankje in het park als ze naar een feestje gaan met de opdracht op hem te wachten, hij schaamt zich een beetje voor haar. Als hij terug komt is ze weg. Ze wordt nooit meer gevonden. Mattia en Alice ontmoeten elkaar op de lagere school en er is een ‘klik’, al krijgen ze geen relatie.

Mattia laat weinig mensen toe en verwondt zichzelf. Hij heeft een vriend, Denis, waar hij af en toe wat mee deelt;

‘Mij kun je het wel vertellen, je geheim,’ ging Denis door. Nu hij zover was gegaan, nu hij een stap in de fascinerende binnenwereld van zijn vriend had gezet, gloeide zijn gezicht van spanning, en hij peinsde er niet over zijn greep te laten verslappen…
‘Wil je echt weten wat ik met mijn handen heb gedaan?’ vroeg hij…Denis knikte opgewonden.
‘Nou, kijk dan maar,’ zet Mattia. Hij klemde alle vijf vingers om het mes. Toen stak hij het in de holte tussen zijn wijs- en middelvinger en trok het naar beneden tot aan zijn pols.

Bij Alice gaat het ook niet van een leien dakje. Zij probeert vrienden te worden met het populairste meisje van de klas maar slaagt niet. Ook heeft ze een eetstoornis wat haar latere huwelijk in de war gooit.

Mattia studeert uiteindelijk af als wiskundige en krijgt een post aangeboden op een buitenlandse universiteit. Alice blijft achter met haar ongelukkige huwelijk. Toch, als zij denkt Mattia’s nooit gevonden zus te zien neemt ze contact met hem op. Hij komt direct. Geen spoilers hier, lees het vooral zelf.

Het is een prettig verteld verhaal. Er wordt prachtig uiteengezet hoe de priemgetallen als metafoor dienen voor de levens van Mattia en Alice. Er zijn veel stukken die bijblijven, zoals van de knorrige professor waarbij Mattia af wil studeren. Hij ziet de kwaliteiten van de jongen;

Tevergeefs probeerde hij een aanval van jaloezie te onderdruken: die knul, die zo ongeschikt leek voor het leven, had zonder enige twijfel een gave voor deze materie, iets wat hij van zichzelf nooit echt had gevonden.

Ongeschikt voor het leven. Misschien, maar hij blijft zichzelf en dat geldt ook voor Alice. Ik vind het een sterk gegeven in een sterk verteld verhaal.

Vertaling door Mieke Geuzebroek en Pietha de Voogd

aa79a1a9122eaf7597769515851444341587343
Het Pauperparadijs van Suzanna Jansen is een familiegeschiedenis van de auteur zelf. Nu moet niet iedere auteur zijn eigen familiehistorie gaan opschrijven, er moet wel wat te vertellen zijn. In dit geval is dat zo. De voorouders van Jansen blijken deel uitgemaakt te hebben van de heropvoedingsexperimenten in het Drentse Veenhuizen. Een oord waar landlopers en bedelaars met militaire orde en tucht in het gareel werden gebracht. 

Hoe komt een voorouder daar terecht? Tobias Braxhoofden kwam er in de 18e eeuw niet als landloper terecht, maar als toezichthouder. Invalide geraakt in de oorlog, moest hij een baan hebben en het verre Drente bood hem die mogelijkheid. De Gestichten herbergden niet alleen landlopers. Ook mensen die niet meer rond konden komen konden er terecht. De oprichter, Johannes van den Bosch, een generaal-majoor, had de kolonie gesticht naar eigen ideeën en idealen. Nobel, wellicht, maar de werkelijkheid zag er toch wat anders uit, getuige dit verslag:

Met pijn in het hart zag hij hoe er werd omgegaan met gezinnen die hun toevlucht tot de kolonie hadden genomen. Om ervoor te zorgen dat de kinderen een zedelijke opvoeding kregen, werden hele families meedogenloos uit elkaar getrokken. De mannen en vrouwen elk aan een kant van het gesticht, op de binnenplaats van elkaar gescheiden door een houten pallisade; de kinderen op de kinderzaal.

Vroeger was niet alles beter. De schrijfster gaat er ook naar toe, om te kijken waar haar voorouders verbleven. De sfeerbeschrijvingen in het boek zijn prachtig en er wordt verteld hoe moeilijk het was om te overleven. Om weg te komen uit de kolonie en hoe lastig het is om ‘buiten’ te overleven. Hoe een gezin toch weer terug moest omdat het niet lukte om zelf rond te komen. Het lukt de dochter van Tobias, Cato Brakshoofden, wel om met zes (!) kinderen naar Amsterdam te verhuizen. Ze moet het alleen doen, haar man is jong gestorven.

Na drieëndertig jaar in het Derde Gesticht was Cato niet veel luxe gewend, maar de overgang van de verstikkende zekerheid van Veenhuizen naar de vrijheid van de stad was wel erg groot.

Het blijkt erg moeilijk. Cato’s dochter, Helena, klopt later aan bij de bedeling. Haar man wordt als landloper weer opgebracht naar Veenhuizen. Helena’s dochter, Roza, is de oma van de schrijfster. Een nette huisvrouw, maar getrouwd met een alcoholist. Zij krijgen in Amsterdam een huis over het IJ, in een tuindorp. Maar ook zij moesten aankloppen bij de onderstand. Toch, hoe moeilijk ook de omstandigheden, keert langzaam aan het tij. Er kan gestudeerd worden en hoe armelijk het onderkomen ook, er wordt altijd een soort van stand opgehouden. Vooral de vrouwen, dat mag gezegd, tonen hier kracht en karakter. Eigenlijk is dit een boek dat gelezen dient te worden. Het was een voor mij onbekende geschiedenis. Tenslotte vind ik het motto van Orhan Pamuk uit Sneeuw mooi gekozen:

‘We zijn niet dom, alleen maar arm. (…)
   Dat is altijd door elkaar gehaald.’ 

314cbc63d065eb2596d6e486667444341587343
Het enfant terrible van het Nederlandse journaille, Arthur van Amerongen, heeft een nieuw boek gewrocht en het heet Mambo Jambo. De subtitel is Een krankzinnige liefde in Zuid-Amerika en dat is precies waar dit ego-document over gaat.

De schrijver is klaar met Europa na de felle kritieken op zijn laatste boek over moslims in Brussel en vertrekt met zijn twintig jaar jongere vriendin naar Paraguay. Hij gaat er zijn culinaire reisgids over Zuid-Amerika schrijven, zij wil een bed- and breakfast beginnen. Gelukkig komt daar geen snars van terecht, anders hadden we geen boek. Wat volgt is een verhaal van passie, ruzie, drank en drugs, een verhaal over aantrekken en afstoten, steeds maar weer.

Het stel vindt een verlopen appartement in Asunción. dat zo mogelijk nog verder afgebroken wordt door de hond en de kat die ze in huis halen. Arthur staat rood en Carmen heeft ook geen inkomen, die leeft van leningen van haar rijke, Spaanse zus. De voorschotten van de uitgeverij komen niet op gang, het is behelpen. Feitelijk heeft Arthur zijn vlam weinig te bieden. Geen werk, geen geld en hij is extreem verslavingsgevoelig voor drank en drugs. Hij weet het zelf ook:

Soms vraag ik haar voor we gaan slapen waarom ze bij mij blijft, waarom ze van mij houdt. Ze reageert dan niet, ze weet het zelf niet. Ik heb haar niets te bieden, enkel mijn cynische grapjes en mijn spontane uitbarstingen van gekte en waanzin, de onzinnige vreugde van de kranzinnige die in een warm bad wordt gestopt.

Als een rode draad loopt het dreigende vertrek van Carmen door het boek. Ze gaat verschillende keren naar Madrid en Arthur is bang dat ze blijft. Schoonmoeder Louise is niet mals, hoewel Arthur haar aardig om zijn vinger weet te winden als zij een keer in hun negorij op bezoek komt. 

Verder lezen we vooral halfslachtige pogingen om wat geld te verdienen met wat reportages, als leraar Engels en met de opzet van zijn culinaire gids. Alles doorspekt met veel drank, soms drugs en af en toe periodes van geheelonthouding. Toch valt hij steeds terug in dit soort gedrag:

‘Eerst viel je in slaap, met je hoofd in een bord soep. Toen je wakker werd, sloeg je een arm om de abuela. Je hebt daarna een slagveld gemaakt van de tafel, stukken vlees schoten alle kanten op, je praatte voortdurend met volle mond, zwaaide met je mes, de mensen waren bang voor je. Je bleef maar doordrinken, whisky, wijn, cognac bij het toetje…Ik heb je toen naar de slaapkamer gebracht en ben weer naar beneden gegaan om de boel te redden. Een kwartier later stond je in je blote reet naast de televisie, de abuela kreeg bijna een hartaanval.’

Carmen zelf is trouwens niet veel beter. Zij is zelf ook vaak nachten lang op stap en laat zich makkelijk versieren als het zo uitkomt. Uiteindelijk weten ze beiden dat Carmen terug gaat, naar Spanje.

Verwacht geen verhaal met een diepere laag. Dat hoeft verder voor mij ook niet. Het boek leest als een trein en ik houd van de ontwapenende eerlijkheid van Don Arturo. Hij spaart niemand, zichzelf het allerminst. Hij was gek op zijn moeder, is gek op zijn dieren, kan niet autorijden, heeft geen geld of huis en is er open over. Op het boek wordt het verhaal aangeprezen als een kruising tussen Cremer, Lowry en Bukowski. Dat is het niet. Het is vooral vintage-Van Amerongen.

9046803252.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Laat ik er maar voor uitkomen. Ik houd van vogels. Toen ik het boek Vogels van formaat van Reinjan Mulder tegenkwam moest het gelezen. Het gaat over het duurste boek ter wereld, met handgetekende vogels, Birds of America van John James Audubon. Ik heb al honderd jaar het onvolprezen Zien is kennen in de kast staan, ook met handgetekende vogels, maar da’s toch anders.

Het boek telt maar 57 pagina’s en veel foto’s en toch is er veel over te vertellen. Het begint allemaal in het Teylers Museum in Haarlem, in 1833. Martinus van Marum, directeur, krijgt bezoek van de zoon van John James Audubon. Zoon is op zoek naar intekenaars voor een projectje van zijn vader, namelijk om alle vogels van Noordelijk Amerika op ware grootte weer te geven in een aantal boeken. Van Marum is enthousiast en is niet bang om een groot deel van zijn budget uit te geven als hij dat nodig acht. Dat doet hij en dat blijkt uiterst zinvol.

Audubon werd geboren op Haïti uit een Frans dienstmeisje en een gegoede Fransman. In Amerika kwam hij een vogelkenner tegen en als tekenaar zag hij mogelijkheden. Het project was geboren. Hij reist het hele land door om zoveel mogelijk vogels af te kunnen beelden. Dat is niet te onderschatten, want er waren in die tijd delen waar nog geen blanke was geweest. Hij voelde zich dan ook woudloper en Amerikaan pur sang.

Zijn kunst dan. Anders dan zijn voorgangers beeldde Audubon zijn vogels af in hun natuurlijke omgeving, in plaats van tegen een neutrale achtergrond. De tekeningen zitten dan ook vol details, zoals de langpootmug die opgejaagd wordt, de bessen die worden verschalkt enzovoort. Ik zat mij net te bedenken dat ik de tekeningen af en toe wat dik aangezet vond, toen dat direct bevestigd werd door Audubon zelf:

‘De posities’ schrijft Audubon, ‘waarin ik vogels afbeeld, lijken soms misschien een beetje overdreven, maar daar kan alleen iemand over vallen die niet vertrouwd is met de gevederde stammen, want geloof me, niets kan veranderlijker zijn dan de houding en posities van vogels. De reiger die zichzelf opwarmt in de zon, kan zijn vleugels soms een heel stuk laten zakken, alsof ze los zitten.’

Ik zeeg gerustgesteld weer achterover, want eigenlijk vind ik de tekeningen schitterend. Nog een klein stukje dan:

Wanneer Audubon twee mezen afbeeldt, is dat niet zomaar een mannetjesmees en een vrouwtjesmees, nee, hij laat een echtpaar zien, een man en zijn vrouw, met hun getut en al het lief en leed dat zij samen delen. Niets menselijks is zijn vogels vreemd.

Toch werd het boek weinig verkocht. Mensen haakten af, moesten lang wachten of vonden het te duur. Naast het Teylers Museum was er in die tijd nog maar één Europese intekenaar, een Italiaanse groothertog. Door die kleine oplage wordt het boek duur. Er zijn 28 exemplaren uit elkaar gehaald, 11 verbrand of vernietigd door oorlog en 14 exemplaren in het niets verdwenen (hier vestig ik al mijn hoop op). In 1973 waren er nog 134 volledige exemplaren bekend, 94 in de V.S. en 17 in Engeland. Inmiddels wordt het aantal complete sets op 119 geschat. Die zeldzaamheid heeft zijn prijs, er is begin 2012 een boek geveild voor bijna $ 8 miljoen.

Was Audubon nog van belang als wetenschapper? De meningen zijn verdeeld. In de V.S. werd hij gezien als een poseur. Zo werd hij tijdens een presentatie fijntjes gewezen op het feit dat een ratelslang, mooi weergegeven door hem, niet in bomen klimt. In Engeland kreeg hij wel erkenning. Toch heeft de man niet veel nieuwe vogels ontdekt. Er staan vogels in het boek die hij nooit in Amerika heeft gezien, maar die hij uit Britse musea heeft nagetekend. Hij heeft vrij veel vogels, die ook nu nog voorkomen in Amerika, over het hoofd gezien. Van de ongeveer duizend soorten heeft hij de helft niet weergegeven. Dat is vrij veel voor iemand met zijn pretenties. Aan de andere kant, er zijn argumenten dat hij van groot belang is geweest voor Darwin en zijn theorie. Het wordt keurig uiteengezet in het boek.

Tegenwoordig bestaat er een National Audubon Society, met meer dan 70 natuurreservaten door Amerika. Dat levert een mooie tegenstrijdigheid op, want bedenk dat Audubon iedere vogel die hij heeft weergegeven eerst geschoten en opgezet heeft, ook de zeldzame soorten als de trompetkraanvogel. Hij heeft eens duizenden goudplevieren op een dag gedood en hij schiet meeuwen:

Het mannetje wordt meteen dodelijk door hem geraakt en stort neer, maar het vrouwtje ontkomt nipt aan de dood. Treurend hipt zij om zijn kwijnende lichaampje heen. Met een tweede schot schiet Audubon dan ook haar maar neer. Vredig naast elkaar geven zij de geest. Vol authentiek aandoende deernis, als een beul die over het lot van zijn gehangenen treurt, schrijft Audubon: ‘Daar, zij aan zij, zoals in het leven zo ook in de dood, daar zweefden de verrukkelijke vogeltjes.’

Het kan verkeren. Op 16 juni 1838 zijn alle delen van het boek verschenen: 435 platen met 1065 vogels. Martinus van Marum heeft het laatste deel niet meer binnen zien komen, maar heeft Nederland een prachtwerk bezorgd.

Een belachelijk lange bespreking eigenlijk. Maar ja. Ik houd van vogels.

audubon1

De vogels op ware grootte

AUD028 John Audubon Plate 102 Blue Jay

De blauwe gaai

cover
Een roman over het weinig opzienbarende leven van een weinig opzienbarende man. Dat staat op de achterkant van het boek Stoner van John Williams. Dat lijkt geen uitnodiging tot lezen, maar niets is minder waar. Het is zeer de moeite waard. Het is schitterend geschreven en boeit tot het eind.

Het verhaal behoeft eigenlijk geen navertelling. Stoner leidt een leven als velen. Hij studeert, doet wat vriendschappen op, gaat werken, trouwt, heeft een ongelukkig huwelijk. Hij wordt vader, heeft een relatie buiten zijn huwelijk, heeft wat conflicten op zijn werk en overlijdt uiteindelijk. Dat is het.

Dat is het, maar het is veel meer dan dat. Stoner is voor mij de man van de kalme berusting. Hij is integer en doet zo goed mogelijk zijn best op alle vlakken. Hij is getrouwd met een moeilijke vrouw, maar hij verdraagt geduldig haar kuren. Hij is geen uitmuntend leraar, maar hij bereidt zich grondig voor en staat iedereen zo goed mogelijk bij. Als ze een dochter krijgen is hij degene die haar opvoedt, tot moeder haar tegen hem opzet. Hij vedraagt het.

Toch zet hij af en toe zijn piketpaaltjes. Hij staat zichzelf uiteindelijk een relatie toe. Tot hij hierin wordt tegengewerkt. Hij moet bakzeil halen. Ook stemt hij principieel tegen een slechte kandidaat op zijn examen. Hij kan hem niet laten slagen en toont zijn principes. Het is een zinderend stuk:

‘Nee,’ zei Stoner. ‘Ik moet stemmen voor zakken.’
‘Godverdomme!’ schreeuwde Lomax. ‘Besef je wel wat je doet, Stoner? Besef je wel wat je die jongen aandoet?’
‘Ja,” zei Stoner zacht, ‘en het spijt me voor hem. Ik voorkom dat hij zijn graad krijgt, en ik voorkom dat hij op een middelbare school of universiteit gaat lesgeven. En dat is precies wat ik wil doen. Als hij voor de klas komt te staan, wordt het een regelrechte ramp.’
Lomax was erg stil. ‘Daar blijf je bij?’ vroeg hij ijzig.
‘Ja,’ zei Stoner.

Ik moet oppassen, want ik kan wel door blijven citeren. Ook hier moet Stoner op terugkomen en uitendelijk berust hij ook hier. Zijn dochter wordt zwanger en moet trouwen. Haar man overlijdt in de Tweede Wereldoorlog. Het zijn tragedies die iemand mee kan maken in het leven en ze worden meesterlijk beschreven:

Stoner zag hen bij het huis wegrijden, en hij kon zijn dochter alleen maar voor zich zien als een heel klein meisje dat ooit in een verafgelegen kamer naast hem had gezeten en hem met een ernstig welbehagen had aangekeken, als een lieflijk kind dat lang geleden was overleden.

De laatste fase, zijn sterfbed, is ook prachtig beschreven. Dat citeer ik niet dat moet u zelf gaan lezen. Het is de ultieme berusting van een man, die door de auteur wordt beschreven als een échte held met een bijzonder goed leven. Het was een goed leven, dat denk ik ook.

Anna van Gelderen geeft hier een mooie bespreking van dit boek.

Vertaling: Edzard Krol