Toen Boekenjacht uitkwam van Cornelis Jan Aarts kon ik niet zeggen dat ik bekend was met deze auteur. Voor kenners is het wel een bekende naam en die keken met z’n allen uit naar dit boek. Ik ben wel een groot liefhebber van boeken over boeken en het wel en wee in de Nederlandse literatuurwereld, dus het leek mij een prima idee dit boek aan te schaffen.
Het was inderdaad een goed idee. Aarts is iemand die vele rollen in de boekenwereld heeft vervuld. Volgens de beschrijving op de binnenflap was hij stencilaar, redacteur, bibliograaf, antiquaar, drukker, uitgever, boekbeschrijver, documentalist, tekstbezorger, marktkoopman, corrector en bloemlezer. Hij publiceerde al vroeg liedjes en gedichten van Willem Wilmink, Hans Dorrestijn, Gerrit Komrij en Theodor Holman. Zijn jacht naar onbekende edities van uitgaven van Willem Elsschot en zijn voorliefde voor Zwarte Beertjes met de prachtige omslagen van Dick Bruna zouden dan een vermakelijk boek moeten opleveren. Ik zei al; aanschaf was een goed idee, het is zeker een fijn boek om te lezen.
Niet alleen om te lezen trouwens. Het boek staat vol met illustraties van uitgaven en aanwinsten en met name die omslagen van de boeken van Havank, waarvoor Dick Bruna de omslagen verzorgde, zijn een feest om te zien. De afdelingen Elsschot en Zwarte Beertjes maken wel een groot deel uit van dit boek, enige interesse in deze materie helpt wel.
Maar er is meer. Aarts haalt herinneringen op aan andere boekenvrienden en -liefhebbers, zoals aan de Belg Jef Sprankenis (1943-2003). Die streek in Amsterdam neer als literatuurvorser en onderzoeker van het oeuvre van Jacob Israël de Haan. Dat nam maniakale trekjes aan, want hij was ervan overtuigd dat zijn onderzoek en zijn spoor door de bibliotheken werd gevolgd. Hij vroeg zelfs tijdschriften en boeken aan in de bibliotheek die niets met zijn onderzoek te maken haden om zo een vals spoor uit te zetten. Het is een prachtig verhaal.
Als u beducht bent dat al die boekenverhalen te stoffig zijn; dat valt reuze mee. Aarts schrijft met de nodige vaart en humor, zoals over het antiquariaat en de kringloopwinkel;
De kringloopwinkel blaast een frisse wind door het versufte en verzuurde antiquariaat. Vroeger werd de prijs van een boek bepaald door zeldzaamheid en vraag. Een ongewild of onbeduidend boek kostte € 1,- en voor een boek van waarde was de prijs bijvoorbeeld € 18,50 of € 220,-, al naar gelang de antiquaar wist welk bedrag hij voor dit boek uit de zak van zijn klant kon kloppen. Een goedkoop boek kost nu tien cent en een duur boek één euro vijftig. En of een boek goedkoop of duur is, wordt bepaald door een ex-junk of gewezen dronkelap die boeken prijst op basis van dikte en geur. Het verschil met menig antiquaar is niet eens zo groot.
Er zijn hoofdstukken over Boudewijn Büch en Ramses Shaffy, waarbij ik niet goed snap waarom er de ene keer pseudoniemen worde gebruikt (Benedictus Brockhaus voor Boudewijn Büch) en de andere keer iedereen met naam en (nou ja, bijna) toenaam wordt genoemd. Vooral het hoofdstuk over Shaffy is mooi om te lezen, je komt haarfijn te weten wie de vaste gasten waren van het café Tante Riekie dat openging als alle tenten in Amsterdam waren gesloten voor de nacht, nietwaar Hein D., Pim F., Nelly Fr., Jan L., Henk Sp., en Ron Br.?
Af en toe gaat de materie wat meer de diepte in als het gaat over drukwerk, zetten en het onderscheiden van ogenschijnlijk identieke exemplaren van elkaar. Mooie tip van de uitbater van Antiquariaat Ausputzer voor dat laatste;
Neem een liniaal en een potlood en trek een diagonaal kruis over bladzijde 100. Doe dat bij zoveel mogelijk exemplaren. Vergelijk in al die exemplaren de kruising van de potloodlijnen. Gaan ze door een andere letter, dan hebben we een andere druk ontdekt. Zo simpel is het.
Ontroerend is het portret van Jaap Buijs (1928-2010), de koopman in ontheemde boeken. Hij kocht de boeken op die niemand meer wilde hebben maar had tegelijk een neus voor kwaliteit. Niks antiquaar, maar hij deed in ‘advies en handel’. Zijn portret en zijn winkel staan een beetje voor dit boek, vol met verhalen over boeken en de jacht daarop;
Zelfs onder de vloer lagen de boeken: in de kruipruimte had Buijs planken getimmerd. Niemand kon erbij. Jaren nadat meneer Buijs met zijn ‘advies en handel’ verhuisd was naar de Kloveniersburgwal, lagen die boeken in de Staalstraat nog onder de vloer te schimmelen en te rotten. Meneer Buijs zat voor de deur boeken te prijzen en ome Do, een permanent dronken hulp in het boekenbedrijf, lag meestal in de goot naast de kar zijn roes uit te slapen. ‘Moet ome Do daar zo blijven liggen, meneer Buijs? Dat is toch geen gezicht.’ ‘Dat moet ome Do zelf weten,’ zei meneer Buijs en prijsde onverstoorbaar voort.