Bint is mijn eerste kennismaking met Ferdinand Bordewijk. Het is een korte roman van 76 pagina’s en de bondige titel verwijst naar de dictatoriale schooldirecteur die een ijzeren discipline voorschrijft op zijn school.
De Bree is de nieuwe docent Nederlands, die zijn weggetreiterde voorganger moet gaan vervangen in “De Hel”, ofwel klas 4D. Deze klas is meteen het eliteproject van directeur Bint. De leerlingen uit deze klas dienen te worden omgevormd tot maatschappelijke reuzen.
De Bree is gewaarschuwd en denkt sterker te zijn dan de klas. Hij verklaart ze onomwonden de oorlog:
‘Dat jullie door elkaar zit en verkeerde namen opgeeft beschouw ik niet als een kinderachtigheid. Net zo min als wat jullie daarnet hebt uitgehaald met deze tafel.’
Hij legde zijn armen erop, en wipte even op zijn stoel vooruit, volkomen thuis. De klas wachtte stil af.
‘Jullie bent te groot voor iets kinderachtigs. Daarom, ik beschouw dit als vijandschap. Jullie wilt oorlog. Het zal oorlog tussen ons zijn, zonder ophouden, het hele schooljaar door…’
De Bree laat ze terugkomen op zaterdag en geeft strafwerk op. Hij gaat geloven in het regime van Bint. Als de cijfers worden besproken en een leerling met zelfmoord dreigt bij een onvoldoende, wordt dit genegeerd door Bint. De leerling overlijdt inderdaad en er breekt een oproer uit. Dan blijkt klas 4D een eenheid, want door hen wordt de oproer neergeslagen.
Die eenheid blijkt ook op een schoolreis. Als twee leerlingen ervandoor gaan, worden ze door de groep genadeloos afgestraft. Na de zomervakantie blijkt dat Bint toch tenonder gaat aan zijn eigen systeem. De zelfmoord van zijn leerling is de reden dat hij niet terugkeert. De Bree, tijdelijk aangesteld, komt wel terug en probeert nog met Bint in contact te komen. Hij ziet zichzelf als zijn leerling, maar het is vergeefs, Bint zwijgt in alle talen.
Het verhaal leest als een trein en ik ben er positief door verrast. Bordewijk schrijft in korte zinnen en bijna poëtisch to-the-point. Dat viel al op bij de eerste zinnen van het boek:
De Bree zijn denken was hoekig en nors. De lucht lag laag morsig roetig. Novemberochtend. De wind danste lomp om de hoeken. De boerse reuzin viel over hem met de volle vracht van natte kleren.
Verder zijn de namen en beschrijvingen van de leerlingen een feest om te lezen. Wat opvalt is dat hij vaak dieren gebruikt in zijn typeringen (Hij had de mond van een wulp, een roofvogel…vroeg plots krijsend: ‘Meneer, mag die deur dicht!’, Een gorilla zwaaide sloom op hem toe). Vagelijk had ik wel eens gehoord van Van den Kabargenbok, Schattenkeinder en Taas Daamde, maar het was mooi om eens kennis met ze te maken.