archiveren

Maandelijks archief: december 2014

4091384a8f2638b593962355541437641414141
Ik houd van het woord “melancholie”. Het is een beetje een ondefinieerbaar woord, net zoals het Portugese ‘saudade’. Het gaat om gevoel. Toen ik dat woord tegenkwam in dit werk van François René de Chateaubriand én ik vernam dat Umberto Eco dit boekje als zijn meesterwerk beschouwde was er geen ontkomen aan, De melancholie van het graf moest gelezen worden.

Chateaubriand is een Franse dichter, schrijver, historicus en politicus. Hij wordt beschouwd als de historicus van het christendom, door zijn grote werk “Le Génie du Christianisme” uit 1802. Hierin geeft hij zijn bespiegelingen weer van de invloed van het christendom op de wereldgeschiedenis. Een deel van dat werk gaat over de “Melancholie van het graf” en dat is apart uitgegeven. Het is geen dik boek, het telt maar 118 pagina’s, en daarvan begint het nawoord van Chateaubriand-kenner en -bewonderaar Martin Ros al op pagina 59.

Wat blijft er dan over? Een aantal korte hoofdstukken met bespiegelingen over het christendom, de dood en de rituelen die erbij horen. Het woord dat bij mij opkwam tijdens het lezen is “meditatie”. Het zijn korte meditaties die wat mij betreft het beste in stilte gelezen kunnen worden. Chateaubriand helpt u een handje, hij schrijft prachtig. Zoals in het hoofdstuk over Zang en gebeden:

Des te treffender is dit gezang wanneer het vergezeld gaat van het geruis van het spinnewiel, en de kinderen op de schoot van hun moeder met de grootste aandacht. de geschiedenis van het kind Jezus in zijn kribbe horen. Vergeefs zou men zachtere tonen zoeken, noch een godsdienst voor een moeder meer geschikt.

Verder zijn er hoofdstukken over De kruisdagen, Kerkelijke hoge feesten, Lijkplechtigheden voor een vorst, Lijkplechtigheden van een krijgsman, De gebeden voor de overledene en Graftomben in kerken. Ik weet niet of ik dit boek nu aan het aanprijzen ben, maar ik vond het toch erg de moeite waard. Het volgende staat op de achterkant van het boek en dat nodigde mij uit tot lezen;

Het heiligdom verzinkt, gelijk het hol der oude Sibylle, en terwijl het metaal zich boven onze hoofden met gedruis laat horen, nemen de onderaardse gewelven des doods, onder onze voeten, diep stilzwijgen in acht.

Zo’n zin, gecombineerd met de titel en ik kan zo’n boek niet laten liggen. Ik ga dat ook niet uitleggen, het is een gevoel. Gelukkig bevind ik mij in goed gezelschap.

Voegt het uitgebreide nawoord van Martin Ros nog iets toe? Voor mij wel. Ik wist zo goed als niets van de auteur en heb in een bestek van 50 pagina’s snel bijgeleerd. Chateaubriand groeide op in Bretagne in een katholiek gezin. Hij maakte een geloofscrisis door en zijn moeder stierf in de wetenschap dat haar zoon het geloof had verlaten. Hij keerde later terug naar het christendom en schreef zijn meesterwerk deels met zijn moeder in gedachten, een goedmaker zogezegd. Blijkbaar was Chateaubriand een uitmuntend archivaris, want wat steeds terugkomt is zijn zeer gedetailleerde bronvermelding in zijn werken. Martin Ros vertelt;

De drie boeken waaruit de geest mij meteen meesleepte, al kan men Chateaubriands stellingen betwisten, de Génie du Christianisme, de Mémoires d’outre-tombe en de biografie van Rancé, blinken vooral uit door een werkelijk onvoorstelbare documentatie. Het is mij nog steeds, na alles wat ik over zijn werk gelezen heb, een raadsel waar hij alle documenten en dan vooral de brieven en de neerslagen van grote gesprekken vandaan haalde.

Het is altijd mooi als iemand Martin Ros verbaasd kan doen staan, het blijft vooralsnog één der mysteriën der literatuur.

Verder was Chateaubriand getrouwd maar hij beleefde talloze escapades. Eén van zijn belangrijkste minnaressen was Pauline de Beaumont. Zij wordt niet oud en Chateaubriand zit aan haar sterfbed;

De vierde november 1802 is de laatste dag van haar leven. Ze vraagt Chateaubriand…het raam te openen. Het is drie uur in de middag. De laatste doodsstrijd vangt aan. Zij schokt vertwijfeld heen en weer. Chateaubriand vraagt of zij hem nog ziet. Ze knikt. Ze probeert te glimlachen en een teken te maken met haar hoofd. Dan sterft zij.

Chateaubriand liet een herdenkingsmonument voor haar oprichten in de kapel van Saint-Louis des Français. In het nawoord van Ros staan genoeg foto’s, ook van dit monument. Misschien moet ik zijn mémoires ook eens lezen, want ook die schijnen vol te zitten van nevel en kerkhoven; Daar fluistert de eeuwigheid ons de toekomst in…

Vertaling: Frans van Woerden

 

bb8aea250203d8b593548315867444341587343
De recensies over Vrijheid van Jonathan Franzen waren aardig lovend en dat maakte mij nieuwsgierig. Ik heb die kleine 600 pagina’s tot mij genomen en ben aardig tevreden. Aardig…niet helemaal dus.

Eerst het verhaal. Het gaat eigenlijk om de driehoeksverhouding tussen Patty, Walter en Richard. Patty was ooit een belofte in het basketbal maar is huisvrouw geworden. Ze is getrouwd met Walter, een degelijke jongen die bezig is met natuurbehoud en overbevolkingsvraagstukken. Richard is een jeugdvriend van Walter, zanger in een punkband, vrouwenversierder en de mannelijke muze van Patty. Patty en Walter hebben twee kinderen, de Republikeinse Joey en dochter Jessica. Patty krijgt de meeste aandacht in het boek, al was het maar omdat haar therapeutisch opgeschreven levensverhaal in het boek is opgenomen. Zij heeft ooit gedacht voor Richard te kunnen kiezen, maar zag in dat hij een onverbeterlijke losbol zou blijven. Walter gaf haar altijd alle aandacht en ze koos uiteindelijk voor hem. Walter zijn tijd wordt opgeslokt door zijn werkzaamheden voor het milieu. Hij heeft plannen bedacht om natuurgebieden en vogels te redden en hij wil het overbevolkingsvraagstuk op de kaart zetten. Het krijgen van veel kinderen moet met gêne worden omgeven, net als roken nu. Tussen de partijen door rent Richard. Aanvankelijk weinig succesvol, maar hij breekt door met zijn band. Verslijt de ene vriendin na de ander en bedriegt uiteindelijk toch zijn vriend met Patty. Patty, die wel de inspiratie is voor zijn meest succesvolle songs. Patty, die verwordt van basketbal-belofte tot alcoholiste. De relatie met Walter komt onder grote druk te staan. Het feit dat Walter de bloedmooie Lalitha in dienst neemt die ook nog eens verliefd op hem wordt, helpt ook niet. Verder zijn er de nodige toestanden met zoon die behoorlijk verwend is, trouwt met zijn buurmeisje en de ouders van Patty die ook de nodige steken laten vallen.

Genoeg stof om een roman mee te vullen en hopelijk velen te boeien. Volgens de recensies is dat ook gelukt, er wordt zelfs gesproken over de nieuwe “Great American Novel”, een term die Franzen zelf overigens verfoeit. Waarom sluit ik mij niet ten volle aan bij de jubelstoet? Allereerst, Franzen is een begenadigd verteller. Het geheel leest als een trein. Ik hou van de onderkoelde humor die hij gebruikt als Patty naar de kolereherrie van de band The Traumatics van Richard gaat luisteren:

Richard en twee andere Traumatics krijsten in hun microfoons: I hate sunshine! I hate sunshine! I hate sunshine! En Patty, die een beetje zonneschijn altijd wel waarderen kon, wende al haar basketbaltechnieken aan om weg te komen.

Dat leest lekker weg. De dialogen zijn ook behoorlijk okay. Ik ergerde me behoorlijk aan Walter, die liet wat mij betreft teveel over zich heen lopen. Dat is dan waarschijnlijk een kwaliteit van de schrijver, want het doet iets met mij. Pas in een fikse ruzie met Patty komt hij los en dat doet Franzen prima. Het gaat om zijn interesses voor de natuur en haar reactie erop:

‘O gossie, die arme vis- en wildstand toch’ ‘Mij gaan die dingen ter harte! Kun je dat dan echt niet begrijpen, of op z’n minst respecteren? Als je er geen respect voor kunt opbrengen, wat doe je hier dan nog? Waarom verlaat je me niet gewoon?’ ‘Omdat weggaan niets oplost! Mijn god, dacht je nou echt dat ik dat niet al tientallen keren overwogen heb? Vertrekken en met mijn geweldige kwalificaties en werkervaring een nieuw bestaan opbouwen? Ik heb wel degelijk bewondering voor wat jij voor je zangvogel doet, maar…’ ‘Dat lieg je.’ ‘Nou, oké, het is misschien niet echt mijn ding, maar…’ ‘Wat is jouw ding dan wél, Patty? Jij hébt geen ding. Jij hangt alleen maar hier in huis rond en voert geen reet uit, nooit, en daar word ik zo langzamerhand stapelgek van.’

Hèhè, hij komt los. Als hij erachter komt dat hij ooit bedrogen is volhardt hij jarenlang in een koppig stilzwijgen tegenover Patty en Richard, maar niet nadat hij haar eigenhandig het huis heeft uitgezet. Vanwaar dan mijn reserve? Goed verteller, mooie dialogen, maar het pakte mij gewoon niet helemaal. Ik vond het ge-emmer over de plannen van Walter en zijn superieuren wat langdradig, dat had veel korter gekund. De fratsen van de opstandige zoon Joey vond ik ook niet zo interessant en het thema vrijheid vond ik er ook een beetje met de haren erbij gesleept. Vrijheid is natuurlijk wat de Amerikanen bovenal aanspreekt en het kan als thema gebruikt worden, maar als ik dat woord dan overal in het boek tegenkom lijkt het alsof de schrijver mij ergens van moet doordringen waar ik anders zelf niet op kom.

‘Dat het systeem van dit land nooit zal veranderen,’ zei Walter, ‘heeft alles te maken met vrijheid. De reden waarom het kapitalisme in Europa kan worden beteugeld met wat wij socialisme noemen, is dat ze daar niet zo spastisch doen over persoonlijke vrijheden.’

Dat dus. Niet alles boeide mij dus evenveel maar dat laat onverlet dat er ook mooie stukken tussen zitten met prima dialogen. Lees het en oordeel zelf.

Vertaling: Peter Abelsen