archiveren

Maandelijks archief: december 2009

ffa48231a5545b5597745515667444341587343

The Old Man and the Sea is een korte novelle van Ernest Hemingway. Het verhaal is eenvoudig. Een Cubaanse visser heeft weinig geluk, waardoor zijn leerjongen niet meer met hem mee mag. Die moet het maar bij andere vissers gaan proberen. De oude visser weet dat het goed komt en gaat op een dag verder de zee op dan ooit. Hij heeft beet en weet dat er een hele grote vis, een marlijn, aan de haak hangt.

Dan begint het gevecht. De vis is sterk en trekt de boot steeds verder de zee op. De lijn snijdt in de handen van de oude visser maar hij houdt vol, dag en nacht. De vis springt op uit het water en dan ziet de visser pas echt hoe groot hij is. Uiteindelijk wordt het beest moe, gaat rondjes zwemmen en wordt aan de harpoen geregen. Hij is te groot om in de boot te worden gehesen en wordt aan de zijkant vastgemaakt. Op de terugreis komen de haaien af op de dode marlijn en begint de man aan zijn tweede gevecht. De eerste haaien doodt hij met zijn harpoen, maar de vis is al aangevreten. De volgende haaien weet hij te doden met een mes aan een roeispaan. Uiteindelijk verliest hij het, er zijn teveel haaien. Hij bereikt het land met een kaal karkas. Zijn oude leerjongen begroet hem en de man valt uitgeput in slaap.

Het verhaal is geen honderd pagina’s lang en er staat geen woord teveel in. Bespiegelingen over honkbal, de favoriete sport van de visser en zijn leerjongen, de dromen over de leeuwen op de Afrikaanse kust, een herinnering aan een armworstelwedstrijd, het wordt allemaal mooi neergezet. Maar het zijn vooral de beschrijvingen over de zee die mij bijblijven:

The sail was patched with flour sacks and, furled, it looked like the flag of permanent defeat.

He always thought of the sea as la mar which is what people call her in Spanish when they love her. Sometimes those who love her say bad things of her but they are always said as though she were a woman.

The line rose slowly and steadily and then the surface of the ocean bulged ahead of the boat and the fish came out. He came out unendingly and water poured from his sides. He was bright in the sun and his head and back were dark purple and in the sun the stripes on his sides showed wide and a light lavender. His sword was as long as a baseball bat and tapered like a rapier and he rose his full lenght from the water and then re-entered it, smoothly, like a diver and the old man saw the great scythe-blade of his tail go under and the line commenced to race out.

Ik weet het, ik heb wat met vissen die uit het water springen (zie mijn recensie over Moby Dick) maar ik mag er zelf graag naar speuren als ik af en toe over de wateren der wereld zoef. Curieus: Wikipedia weet te melden dat, volgens het boek “Saddam Hussein” van Charles J. Fields, The Old man and the Sea een van de favoriete boeken van Saddam Hoessein was.

51e68e2520a7710592f55345841444341587343

Zijn vader had het nog zo gezegd; ga niet naar zee, dat wordt je ongeluk. Zo ongeveer begint Robinson Crusoe door Daniel Defoe. Zoals zoveel jongeren trekt Robinson zich weinig aan van vader’s goede raad en lijdt meteen schipbreuk op zijn eerste reis. Les geleerd zou je zeggen maar nee, hij gaat onverdroten verder. Hij maakt één succesvolle reis maar wordt daarna tot slaaf gemaakt in Marokko.

Hij weet slim te ontsnappen en wordt opgepikt door een Portugees die hem naar Brazilië brengt, waar hij een plantage opzet. Als hij in Afrika wat handjes wil gaan halen, jawel de slavenhandel, lijdt hij één van de beroemdste schipbreuken in de literatuur en spoelt moederziel alleen aan op een eiland.

Hoe vul je nu een heel boek met iemand die het allemaal alleen moet doen? Dat valt gerust mee; er zit een mooie opbouw in het verhaal. Crusoe kan gelukkig bij het wrak van zijn schip en hij weet een hoop gereedschap te bemachtigen. Vervolgens gaat hij aan de slag, stukje bij beetje. Hij hakt een grot verder uit en bezorgt zich een onderkomen. Hij maakt een tafel en een stoel. Dat gaat niet makkelijk, hij is geen timmerman, maar hij heeft iets en dat is tijd en doorzettingsvermogen. De tafel en stoel komen er. Hij houdt de tijd bij en schrijft in een dagboek. Hij is niet gelovig, bidt nooit maar heeft een bijbel en leest er in. Hij merkt dat er graan en rijst groeit en experimenteert er mee. Welk gewas groeit wanneer het beste? Er gaat lang overheen, maar hij weet steeds meer te oogsten. Er lopen ook geiten op het eiland. Eerst temt hij één geit, langzaamaan zorgt hij voor een hele kudde. Hij zet ze niet bij elkaar, maar houdt meerdere kuddes; risicospreiding dus. Hij vindt een manier om brood te bakken en om zuivel te maken. Het plaatje wordt steeds completer, hij is geheel zelfvoorzienend. Hij maakt zijn eigen kleren, heeft meerdere onderkomens, bouwt boten en om dit te bereiken gaan er een hoop jaren voorbij. Ook komt hij nader tot God, eerst zijn lot beklagend, maar later dankbaar als hij denkt aan al zijn scheepsmaten die verdronken zijn.

Zo wordt het verhaal mooi opgebouwd tot een compleet plaatje van iemand die wel weg wil, maar zichzelf prima kan redden. Plotseling (want de opbouw gaat verder); een voetafdruk in het zand. Dat veroorzaakt een schok:

It happened one day, about noon, going towards my boat, I was exceedingly surprised with the print of a man’s naked foot on the shore, which was very plain to be seen in the sand. I stood like one thunderstruck, or as if I had seen an apparition. I listened, I looked round me, I could hear nothing, nor see anything….But after innumerable fluttering thoughts, like a man perfectly confused and out of myself, I came home to my fortification, not feeling, as we say, the ground I went on, but terrified to the last degree, looking behind me at every two or three steps, mistaking every bush and tree, and fancying every stump at a distance to be a man.

De voetafdruk blijkt van een kannibaal. Soms bezoeken ze het eiland met hun oorlogsslachtoffers die ze op het strand oppeuzelen. Jaren later bevrijdt Crusoe één van die slachtoffers en die is hem zo dankbaar dat hij bij hem blijft. Zijn naam is Vrijdag. Uiteindelijk lukt het ze om van het eiland af te komen. Hoe, dat verklap ik niet, lees het vooral zelf. Het is een mooi boek, intiemer dan bijvoorbeeld Schateiland. Dat is meer een avonturenboek, hoewel het avontuur van Crusoe in de wouden van Frankrijk er ook mag wezen (huh? jawel, het klopt echt). Robinson Crusoe gaat echter vooral over een individu die op zichzelf teruggeworpen is en er met al zijn angsten en onzekerheden iets van moet zien te maken. Dat lukt hem uiteindelijk, 28 jaar lang.

0500251312.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Op een eenmalige prijs in de Staatsloterij na win ik nooit wat. Dat geeft niets, want ik doe verder nergens aan mee. Totdat Boekengek uit Zwolle een prijsvraag uitschreef. Hierbij was het boek Panorama of the Enlightenment te winnen van Dorinda Outram. Een rijk geïllustreerd boek over de periode tussen ruwweg de late 17e eeuw en de Franse revolutie. Alleen de voorkant nodigt al uit tot meer, dus ik besloot er toch enige effort in te steken.

Dat was niet voor niets, ik mag mij nu de gelukkige bezitter van het boek noemen, compleet met oorkonde. Trouwens, welke titel is er toepasselijker in deze donkere dagen voor Kerst dan één over (de) Verlichting? Leuke actie en een leuk besluit van het jaar, de bespreking van het boek verschijnt vanzelf een keer op dit blog. Iedereen alvast fijne dagen toegewenst!
1904633447.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_

Volledig gemist in mijn jeugd, maar nu haal ik het in: Treasure Island van Robert Louis Stevenson. Dit zou dan het ultieme piratenverhaal moeten zijn. Dat zullen we nog wel eens zien dan.

Het boek bevat een nawoord dat ik als eerste lees, bang om belangrijke informatie te missen voordat ik zo’n klassieker induik. Het nawoord geeft wat informatie over het ontstaan van het verhaal. Stevenson trouwde in 1880 met Fanny Osbourne en die had een zoon, Lloyd, uit een eerder huwelijk. Lloyd moet vermaakt worden en Louis bedacht in die tijd zijn piratenverhaal en weet zich verzekerd van aandachtig gehoor. Het nawoord geeft ons ook aan dat we uitgebreid kunnen mijmeren over het feit dat dit verhaal gaat over vader en zoon-verhoudingen. We hebben Robert Louis en Lloyd, en de hoofdpersoon uit Schateiland, Jim Hawkins, die zijn vader verliest en vervolgens verschillende vaderfiguren tegenkomt. Kan je doen, maar daar kies ik niet voor. We hebben hier een piratenverhaal en zo ga ik het lezen ook.

Op naar de inhoud. Jim helpt mee in de herberg van zijn ouders, er komt een chaggerijnige zeeman logeren die de boel daar een beetje terroriseert. Na het bezoek van een sinistere blinde sterft hij. Er wordt een schatkaart in zijn kist gevonden en het avontuur kan beginnen.  Er wordt een schip met bemanning gezocht en het ruime sop wordt gekozen naar Schateiland. De meest interessante figuren zijn Jim Hawkins en Long John Silver. Jim ontpopt zich tot een doortastend baasje. Hij vist uit dat er een muiterij aan zit te komen en weet zich bij het Schateiland meester te maken van het schip als dat al in handen van de muiters is. Long John Silver is de kok. Het is de klassieke piraat; éénbenig met papegaai op de schouder. Hij weegt voortdurend af welke kant hij moet kiezen om er zo voordelig mogelijk van af te komen. Op het eiland laat hij Jim weten dat hij er geen gat meer in ziet en dat hij een deal wil sluiten. Silver beschermt hem tegen de muiters en Hawkins redt hem van de galg. Hawkins zegt:

“You mean all’s lost?” I asked.
“Ay, by gum, I do!” he answered. “Ship gone, neck gone – that’s the size of it. Once I looked into that bay, Jim Hawkins, and seen no schooner – well, I’m tough, but I gave out. As for that lot and their council, mark me, they’re outright fools and cowards. I’ll save your life – if so be as I can – from them. But, see here, Jim – tit for tat – you save Long John from swinging.”

Er zijn uiteindelijk twee partijen op het eiland en het gaat er doodgewoon om wie er het eerst bij de schat is. Hawkins en Silver hebben er een prominente rol in. Voor de bloeddorstigen onder ons, het verhaal is niet te zoetsappig, er vallen gewoon doden in. Laat ik verder niet op details ingaan, dat moet ieder voor zich maar gaan lezen. Begraaf je lekker in de zeemanstaal, vooral van Long John Silver. Zijn “stopzin”: “And you may lay to it”. Het boek is op zakformaat, verluchtigd met tekeningen en voor nog geen € 5,- te koop op Bookdepository. Geen geld voor een hartstikke leuk boek. Ik heb zo de smaak te pakken dat ik me nu ga vergrijpen aan een andere eilandklassieker: Robinson Crusoe

5aa5d65667b9652592b466e5351444341587343

Als je van reizen houdt mag Gulliver’s Travels van Jonathan Swift niet in de literaire bagage ontbreken. Natuurlijk had ik van Liliputters gehoord, maar de rest van de verhalen kende ik niet. Nu wel, en dat stemt tevreden.

De eerste reis brengt Lemuel Gulliver naar het eiland Lilliput. Na een schipbreuk zwemt hij naar het strand, valt in slaap en bij het ontwaken is hij vastgebonden door een hele hoop ondermaatse mannetjes. Als hij door hen gefouilleerd wordt, worden zijn bezittingen beschreven vanuit Lilliput-perspectief:

In his right waistcoat-pocket, we found a prodigous bundle of white thin substances, folded one over another, about the bigness of three men, tied with a strong cable, and marked with black figures; which we humbly conceive to be writings.

Gulliver heeft een fenomenale talenknobbel en hij kan al snel communiceren. Hij wordt onder voorwaarden vrijgelaten en helpt een handje door bij een brand in het paleis manhaftig de brand te blussen. Dat hij dit doet door over het koninklijk paleis te urineren wordt later een reden voor een samenzwering tegen hem waarbij hij van hoogverraad wordt beschuldigd. Tijd om te vertrekken dus.

Reis nummer twee kent eenzelfde stramien. Schipbreuk, aanspoelen en maar weer kijken waar we nu weer zijn aanbeland. Swift heeft een voorliefde voor onuitspreekbare namen, dus Gulliver bevindt zich op Brobdingnag, het land der reuzen. Hij wordt ook hier te grazen genomen en komt in de kost bij een familie. Die gaat met hem op rondreis waar hij zijn kunstjes mag vertonen. Gelukkig zorgt dochterlief, Glumdalclitch, een beetje voor hem. Hij wordt gekocht door de koningin waarna een fijnzinnige beschrijving volgt van hare majesteit’s eetgedrag:

For the Queen (who had indeed but a weak stomach) took up at one mouthful, as much as a dozen English farmers could eat at a meal, which to me was for some time a very nauseous sight. She would craunch the wing of a lark, bones and all, between her teeth, although it were nine times as large as that of a full grown turkey; and put a bit of bread in her mouth, as big as two twelve-penny loaves.

Zijn volgende reis brengt hem naar Laputa, een door magnetische krachten vliegend eiland. Hier volgen uitstapjes naar Balnibarbi, Lagado en natuurlijk naar de magiërs van Glubbdubdrib.

Zijn laatste reis brengt hem naar het eiland van de Houyhnhnms. Dit zijn paarden, begiftigd met rede. De wilde dieren die zij als bedienden gebruiken, zo goed en kwaad als dat gaat, zijn de Yahoos. Een Yahoo lijkt griezelig veel op de mens, zij het in onverzorgde en stinkende uitvoering, uitgerust met klauwen en zich op vier poten voortbewegend. Uiteindelijk voelt Gulliver zich hier zo thuis dat hij er wil blijven. Dat mag niet zo zijn, hij wordt verbannen en moet naar huis.

Allemaal leuk en aardig, die vreemde avonturen maar het boek is meer dan dat. Gulliver vertelt zijn vreemde gastheren uitvoerig over Engeland en Europa. Daarmee wordt het een scherp commentaar op de toenmalige samenleving. Nadat hij de reuzenkoning heeft uitgelegd hoe de Engelse maatschappij in elkaar steekt, geeft zijne hoogheid commentaar:

My little friend Grildrig; you have clearly proved that ignorance, idleness, and vice, are the proper ingredients for qualifying a legislator. That laws are best explained, interpreted, and applied by those whose interest and abilities lie in perverting, confounding, and eluding them….I cannot but conclude the bulk of your natives, to be the most pernicious race of little odious vermin that nature ever suffered to crawl upon the surface of the earth.

Satire op zijn best dus. Dat wordt nog even doorgetrokken in het laatste verhaal. De lezer krijgt een spiegel voorgehouden over hoe wij in het Westen met elkaar omgaan (laat staan met onze paarden). Gulliver kijkt ook in die spiegel en wil niet meer terug. Hij heeft echter niets te willen en wordt uiteindelijk verbannen. Hij vormt een bedreiging voor de beschaving aldaar…

Ergo: een prettig leesbare avonturenroman, weinig diepgang in de karakters maar een mooi commentaar op onze eigen beschaving.

67007292674769d592b32325377444341587343

Jawel, ik had mijn bedenkingen voordat ik aan Kafka op het strand van Haruki Murakami begon. Ik was er niet van overtuigd of magisch realisme in combinatie met de psychoanalytische Oost-Westerse denkwijze van Murakami mijn kopje thee wel was. Welnu, alle schroom kon snel overboord. Er komen potsierlijke zaken voor in dit verhaal, maar op één of andere manier zijn ze logisch en onvermijdelijk.

Zestien kinderen gaan met hun lerares de bergen in en vallen daar in katzwijm, op de lerares na. Ze komen allemaal weer bij, op één na. Hij ontwaakt later en is blanco, weet niets meer, maar wordt één van de hoofdpersonen in dit verhaal. Het is Nakata, een man die praat met katten en daar verder niet teveel achter zoekt:

Nakata knikte en was even stil. Toen zei hij: “Hebt u er in dat geval bezwaar tegen, heer kat, dat Nakata u aanspreekt met heer Otsuka?”.
“Otsuka?”, de kater keek de man verbluft aan. Wat voor ding is dat? Waarom ben ik een Otsuka?”.
“O, alstublieft, het heeft helemaal niets te betekenen. Het kwam zomaar ineens bij Nakata op. Dingen zijn zo slecht te onthouden als ze geen naam hebben, dus heeft hij u gewoon een willekeurige toebedacht.”

De andere hoofdfiguur is Kafka Tamura. Vijftien jaar en weggelopen van huis, op de vlucht voor de uitspraak van zijn vader; “Je zal je vader vermoorden en slapen met je moeder en zuster”.

Kafka en Nakata ontmoeten elkaar niet maar hun levens zijn met elkaar verbonden. Beiden reizen ze naar het westen. Kafka gaat werken in een bibliotheek en wordt bijgestaan door Oshima, de man die vrouw is. Hij wordt voorgesteld aan de directrice van de bibliotheek, mevrouw Saeki. Zij was het die vroeger bekend is geworden met het lied “Kafka op het strand”. Toevallig (of juist niet..), hij heet ook Kafka, zij het dat hij zijn voornaam zelf gekozen heeft.

Nakata weet niet waarom, maar hij moet ook naar het westen en krijgt daarbij hulp van de truckchauffeur Hoshino. Gaandeweg ontvouwt zich een verhaal waarin het lijkt of Kafka Tamura zijn vader al heeft omgebracht. Of was het toch Nakata, die Johnnie Walker moest ombrengen omdat hij alle katten dreigde te doden voor hun kattenzieltjes? Kafka wordt ’s nachts bezocht door de vijftienjarige mevrouw Saeki en wordt verliefd op haar. Of wordt hij toch verliefd op zijn moeder? Waarom regent het bloedzuigers? Waarom staat Colonel Sanders (u weet wel, het gezicht van Kentucky Fried Chicken) te pooieren in een achterbuurt voordat hij Hoshino de weg wijst naar de sluitsteen? De sluitsteen, die voorkomt in één van de coupletten van “Kafka op het strand”? Door dit alles heen wordt Kafka achtervolgd door de jongen die Kraai wordt genoemd en die als een soort geweten Kafka van commentaar voorziet. (Kafka is Tsjechisch voor kraai. Eigenlijk voor kauwtje, maar laten de vertalers dat maar uitvechten)

Het lijkt een duister geheel en dat is het ook. Murakami speelt met tijd, met Oosterse en Westerse symbolen en met de gevoelens van bestaande en niet-bestaande personen. Toch schrijft hij het in een zeer heldere stijl op. Ik heb geen moment het gevoel gehad een onbegrijpelijk verhaal te zitten lezen. De verhaallijnen van de twee hoofdpersonen, hoe verbonden ook met elkaar, blijven duidelijk gescheiden en dat leest prettig. De dialogen, hoe vreemd de situatie ook, zijn levendig. Luister naar Hoshino en Colonel Sanders:

“In elk geval, wat wil je van me?”
“Zin in een lekkere meid?”
“Ooo!” zei de jonge Hoshino, “Nou snap ik het. Jij staat te pooieren, opa. Vandaar dat je dat malle kloffie aanhebt.”
“Nou moet je niet raaskallen, Hoshi-boy. Ik ben geen imitatie, ik ben de échte Colonel Sanders. Ik wil niet dat daar misverstanden over bestaan!”
“O ja? Als jij de echte Colonel Sanders bent, wat sta je dan in een achterbuurt van Takamatsu met meiden te leuren? Als ik zo beroemd was als jij en iedereen betaalde mij voor elk brokkie kip waar m’n naam op staat dan wist ik het wel. Dan lag ik nou naast het zwembad van mijn villa in Amerika te genieten van een onbezorgde oude dag”.
“Er zit een kink in de wereld”.
“Hè?”
“Jij weet dat natuurlijk niet, maar daar hebben we de drie dimensies aan te danken – aan die kink. Dus als je wil dat alles altijd recht is, moet je in de wereld gaan wonen die met een driehoek is aangelegd”.
“Nou, opa, die wartaal die jij uitslaat is niet voor de poes!”

En dat is het leuke. Er gebeuren rare dingen, maar dat vinden de hoofdpersonen zelf ook. Je kan samen met ze op zoek gaan naar de oplossing. Geen boek om te vrezen, maar om achter elkaar uit te lezen.

efd4f5cfd7b7333593845685677444341587343

Na vorsing van een boekenlijst uit Zwolle kwam ik Het Boekenparadijs van Pierre Bourgeade tegen. Toen heer Occy zijn fijnzinnige schijnwerper er ook overheen liet schijnen was het besloten en gedaan; bestelling geplaatst. De tekst op de achterkant belooft keiharde erotiek, overspel, moord, zelfmoord en brandstichting. Dat alles gevat in een luttele 175 pagina’s en een onwaarschijnlijk duo in de hoofdrol, een oudere boekverkoper in Bayonne (Baskenland) en een dertig jaar jongere vrouw met lichtzinnig verleden.

Hij leeft een kabbelend bestaan tussen zijn boeken, treurend over het feit dat zoonlief hem niet op wil volgen maar liever boekbranden sticht in Argentinië. Zij breekt met haar lichte zeden in Parijs om deugdzaam in Baskenland te gaan leven. De twee trouwen maar huwen langs elkaar heen. De deugdzaamheid valt haar bovendien niet mee, getuige de scenes in de duivenhut met een bronstige kaatser uit de omgeving. Ze leven dan ook niet lang en gelukkig, hoewel de zoon terugkomt om de zaak over te nemen, maar niet nadat alle beloofde ellende de revue gepasseerd is.

Er staan een aantal mooie scenes in het boek beschreven. Mooi van triestigheid is de lege boekwinkel na alle moeite die de oude winkeleigenaar zich heeft getroost een schrijver naar Bayonne te halen. Ook de scene met de boekenman die een schat tracht te redden uit de brandende bibliotheek mag niet onvermeld blijven:

In een van deze nauwe openingen, eerder een schietgat dan een raam, verscheen plotseling het halve, door brand overweldigde bovenlijf van een bibliothecaris in grijze stofjas. Een oude man met een profetenkop wiens dikke haardos en lange baard in brand stonden en wiens gezicht, twintig keer vergroot door de telelenzen, op datzelfde moment op de tv-toestellen van de gehele wereld verscheen. De man brulde. Hij probeerde door het schietgat te komen…terwijl hij een dik kwartoboek tegen zich aan klemde.

Boek gered, held overleden. Het boek is verder prettig geschreven ceequu vertaald. Een moord wordt zeer matter-of-fact beschreven, zonder veel omhaal en dat is verfrissend (ogen dicht als de lezertjes het zelf willen ontdekken):

Ze trok hem zachtjes aan de schouders, een beweging waarop hij in zijn tedere slaap reageerde, en stortte hem in het niets.

Boem, einde oefening. Op die manier kan er in weinig bladzijden een hoop gebeuren. Leuk boek, met dank aan de collega-bloggers.

b75843313ab3a35597a30545267444341587343

Nooit had ik de aandrang om een boek van de man te lezen, maar voor een vriendenprijs van € 5,- schaf ik Tirza van Arnon Grunberg onverwijld aan. Ik heb het net uit en zit me nog af te vragen of ik dit nu een goed boek vond. Dat ga ik uitleggen.

De hoofdpersoon, Jörgen Hofmeester is vader van twee dochters met een voorliefde voor de jongste: Tirza, zijn zonnekoningin. Zijn vrouw is hem al drie jaar geleden ontvlucht maar staat plotseling weer op de stoep. Hier begint langzaam mijn irritatie boven te komen. Ik erger me aan Hofmeester. Hij heeft zijn zaakjes ogenschijnlijk op orde, maar vrouwlief komt langs en mag blijven slapen. Er ontstaan discussies waarvan je wilt dat hij ze afkapt voordat ze op gang zijn. Hofmeester niet, hij blijft overal op ingaan. Uiteindelijk laat hij zich provoceren en staat de hermandad op de stoep.

Die ergernis en een gevoel van onbehagen verdwijnen niet meer gedurende het boek. Hofmeester is een man die de grip kwijt is. De grip ontbreekt op zijn echtgenote, op zijn dochters, op zijn werk, op zijn geld (hedge funds) en uiteindelijk heeft hij geen grip op zichzelf. Dat leidt tot een gecompliceerde relatie met Tirza. Zij moet beschermd worden, hij raakt haar kwijt aan Mohammed Atta (waar kennen we die van?), zij gaat op reis, hij gaat haar zoeken, of toch niet?
Wat mij tegenviel is dat de clou al aardig duidelijk werd halverwege het boek. Hofmeester moet dan nog naar Namibië, om zijn dochter op te zoeken die niets meer van zich laat horen. Wat mij meeviel is dat ik toch graag door wilde lezen, hongerig naar een nieuwe wending. Of die komt ga ik niet uit de doeken doen, hiervoor dient u zelf € 5,- stuk te smijten. Een dubbel gevoel dus; ergernis en onbehagen, maar het feit dat dit opgeroepen wordt geeft aan dat het wat met me doet en dat is een verdienste. Een ingekort stukje ter illustratie van mijn ergernis; Hofmeester en echtgenote in discussie waarbij iemand danig uit de tent wordt gelokt:

“Maar zeg het me, welke vrouwen winden je op?”
“Ik houd”, zei hij, hij slikte en hij slikte nog een keer, terwijl hij probeerde het onaangename gevoel in zijn kaak kwijt te raken, “ik houd van ordinaire vrouwen”.
Even was ze stil. Daarna begon ze te lachen. Ze schaterde. Ze gooide haar hoofd naar achteren.
“Hoe ordinair?”
“Ordinair. Ik weet niet hoe. Ik geloof dat je het zo moet noemen. Ordinair. Weet je nu genoeg? Mogen we gaan slapen? Is het voorbij?”

Affijn, oordeelt u zelf. Het boek leest lekker weg en uiteindelijk heeft het me een aantal plezierige leesuren verschaft.