archiveren

Maandelijks archief: mei 2022

3f1a7dffa22584e5933412b5267444341587343_v5
De heer Gerrit Komrij en ik verstaan elkaar. Ik houd van zijn schrijfstijl en ik kwam in Humeuren & temperamenten een paar observeringen tegen die ik herken en waar ik glimlachend mee instemde.

We hebben zowaar Een encyclopedie van het gevoel in handen waarin Komrij zijn bespiegelingen loslaat op allerhande emoties. Waar emoties heersen zwijgt het verstand, zo zegt men en onze gevoelens worden gezien als monsters die ons uit ons evenwicht brengen en ons uiteindelijk verslinden.

Zo wordt deze encyclopedie op de achterkant ingeluid en ik lees graag wat Komrij te zeggen heeft over al die humeuren en temperamenten. Hij gaat daarbij systematisch te werk zoals het een encyclopdie betaamt, te beginnen met de letter A en eindigend met de Z. U begrijpt, zelfs obscure letters als de X en Y worden niet overgeslagen. Dat het werk niet kan bogen op volledigheid is evident, Komrij grijpt de emoties bij de lurven zoals het hem uitkomt.

Zo’n boek leent zich prima voor citaten, niet in de laatste plaats door het bloemrijke taalgebruik van Komrij. Zo zegt hij bij de Ambitie;

Neerwaarts gericht is het menselijk lot, maar tijdens de korte vergissing tussen geboorte en dood klapwiekt hij amechtig voorwaarts en opwaarts.

Het zijn de ambities die de sterveling aandoenlijk maken. Schrijvers die weten dat hun novelle in een ommezien in de uitverkoop ligt hunkeren toch naar de goedkeuring van een criticus. Daar heeft Komrij geen last van. Wel van Briefangst. Hoe goed hij ook kan schrijven, hij verlamt als hij een brief moet schrijven. U zult vergeefs naar uitgebreide correspondentiebundels van Komrij zoeken. Hij heeft er één, met Jeroen Brouwers, van slechts 72 pagina’s.

Het woord Creativiteit is zo’n begrip waarin ik het zeer eens kan zijn met Komrij. Het wordt te pas en vooral te onpas gebruikt. Als iemand een paar kussens in een bank gooit is er tegenwoordig al een sfeer gecreëerd. Komrij vindt dat creëren iets uit niets maken is en stelt dan de vraag of hier wel gecreëerd wordt of slechts een bestaande creatie verrijkt? Komrij;

Het populaire woord ‘creatief’ is eigenlijk het zeldzaamste van alle begrippen. Er is maar één keer werkelijk sprake geweest van iets dat uit het niets kwam. Creatief was alleen God. Wie de precisie liefheeft gebruikt het woord creativiteit niet ijdel.

Ik had graag gezien dat hij ook het begrip ‘Inspiratie’ bij de hand had genomen, maar dat blijft helaas onbesproken. Ik vind het net zo’n jeukwoord als creativiteit. Gelukkig blijft er genoeg te genieten en is hij vaak lekker tegendraads. Hier bijvoorbeeld, bij Drift;

Wie, bezeten van drift, een ambtenaar aan zijn revers door een loket naar buiten sleurt, over een bebloed spijkerbed van glasscherven en verwrongen traliewerk, of een hele woonwijk in as legt waarbij honderden mensen aan hun verwondingen bezwijken, handelt als een heilige.

Dat kan niet zult u zeggen en u leest zelf zijn toelichting maar, er staan er wel meer zo in het boek, zoals het begin van het hoofstuk Haat. Zulke stukjes leveren hem tegenstanders op maar daar past Komrij zijn gedrag op aan, zo zegt hij in Imitatio. Hij past zijn mening direct aan als iemand hem tegenspreekt en probeert voortdurend te zeggen wat iemand van hem wil horen. Zijn reden;

Ik vind het onzin voor alle gelegenheden onmiddelijk een oordeel paraat te hebben. Opinies zijn vermoeiend omdat het zo gemakkelijk is ze te hebben.

Herkenbaar, zeker in de huidige tijd van social media. Ik vond al die meninkjes van Jan en vooral alleman ook erg vermoeiend en heb mijn social mediakanalen lekker opgedoekt.

De Liefde mag niet ontbreken in dit overzicht en een goede test van ware liefde is blijkbaar of je de gedachte kunt verdragen de teennagels van je beminde te knippen. Een andere gedachte is die aan de dood van dat vogeltje dat je met je auto hebt doodgereden. Een levend wezentje, een klein universum is uiteen gespat;

‘Die verdomde auto’, mompel je . En zonder het te weten sprak je daar een cruciale zin uit. Je vond het wel even vervelend, de dood van het vogeltje, maar een ander, iets anders, heeft het omgebracht. Dat maakt het je mogelijk meteen weer over te gaan tot de orde van de dag, desnoods tot het vermoorden van het volgende hoopje veren. Moordpartijen lijken ineens onvermijdelijk en marginaal.

Komrij trekt het verhaal in het stuk over Verantwoordelijkheid nog even door tot miljoenen doden uiteindelijk maar een vogeltje zijn.

Verder kent Komrij geen Verveling. Hij probeert het zich voor te stellen maar komt niet verder dan iemand die nergens trek in heeft, doelloos in het niets staart, de tijd tergend langzaam aan zich voorbij ziet trekken en voor het slapen gaan nog even een boek van Willem Brakman leest. Ik houd van die humor. Tenslotte wil ik u nog even meegeven, als we toch bij het einde zijn en Komrij al bij de letter W van Walging is, dat we zelfs op de toppen van extase altijd dicht bij de stront blijven. Komrij;

Iedere onsterfelijke dichtregel, ieder visioen, iedere uitvinding die de wereld een ander aanzien gaf is onveranderlijk ontstaan op, laat ons zeggen, vijfenvijftig centimeter afstand van een hoop stront – een ondraaglijke gedachte.

Het is Komrij ten voeten uit, ik moet zijn Encyclopedie van de Stront nog lezen, die komt vanzelf een keer voorbij.

c55ab340402e37a5975797a3067444341587343_v5
Ik had het Boekenweekgeschenk van dit jaar nog liggen en omdat ik een liefhebber ben van de boeken van Ilja Leonard Pfeijffer, was ik ook benieuwd naar Monterosso mon amour. Het blijkt nogal eens lastig om in zo’n 90 pagina’s een onderhoudend verhaal te schrijven maar Pfeijffer is wat mij betreft daarin geslaagd.

Het thema van de Boekenweek 2022 is Eerste liefde en daar draait het om in dit boek. Carmen is de vrouw van een gepensioneerde diplomaat en zo rond de zestig jaar. Kinderen hebben ze niet en ze vindt eigenlijk dat ze een weing opzienbarend leven heeft geleid;

Ik heb over de wereld gereisd zonder de wereld te zien, ik heb tennisballen in een net geslagen en sherry ontdekt, ik ben zomaar opeens oud geworden zonder daarvoor moeite te doen.

Ze organiseert lezingen voor de plaatselijke bibliotheek, is verder niet ongelukkig maar het grote gebaar ontbreekt gewoon. Als op één van die lezingen de schrijver Ilja Leonard Pfeijffer optreedt en spreekt over het Italiaanse Monterosso, denkt Carmen terug aan haar eerste liefde die ze daar ooit ontmoette.

Kinderen waren ze nog en Carmen en Antonio waren onafscheidelijk op hun vakantie. Ze hebben onder water zelfs hun eerste zoen uitgewisseld. Na die lezing besluit Carmen alleen naar Monterosso te gaan voor een korte voorjaarsvakantie. Haar man Rob vindt het allemaal prima.

Eenmaal daar aangekomen vindt ze snel de online besproken Bed & Breakfast van Tiziana. Ze raken in gesprek, ook over die eerste liefde en Tiziana wordt enthousiast en wil Antonio voor haar vinden. Daar was het Carmen nu niet om te doen, hoewel ze ooit had beloofd om terug te keren naar Monterosso;

‘Echt, Tiziana, het is goed zo…Ik heb geen enkele behoefte om mij in mijn nadagen op te dringen aan een Italiaanse heer van min of meer mijn leeftijd die zijn eigen leven heeft, met hypotheeklasten, huisdieren, pensioenpremies en waarschijnlijk ook een vrouw, en die er met zekerheid niet op zit te wachten om het wrede verval waaraan een vroegere vakantieliefde ten prooi is gevallen met eigen ogen te aanschouwen.’

Dat mag zo zijn, ondertussen is Carmen natuurlijk wel naar de zee gegaan en heeft daar een jongen ontmoet, Oronzo, die haar doet denken aan de jonge Antonio. Oronzo trekt even bij Carmen en Tiziana in het Bed & Breakfast in, omdat de oma waarbij hij woont opgenomen is in het ziekenhuis vanwege een virus dat ineens overal heerst. Door dat virus zijn er ook beperkingen en kan Carmen niet terug naar Nederland vliegen. De actualiteit is keurig in het verhaal opgenomen.

De lijntjes komen in het verhaal uiteindelijk keurig bij elkaar. Misschien ziet u hem aankomen, misschien niet maar het leest prettig weg. De leuke twist zit op het einde, als Carmen weer naar huis vliegt. Op het vliegveld van Genua ziet ze, u gelooft het niet, de schrijver Ilja Leonard Pfeijffer weer;

Hij ziet haar niet. Hij is te druk met zijn espresso en met het negeren van het gewone volk.

Natuurllijk zitten ze naast elkaar en komen ze met elkaar in gesprek. Ze herinnert hem aan de lezing in de bibliotheek én aan het feit dat ze voorkomt in één van zijn boeken, de relatie gaat nog veel verder terug. Uiteindelijk is de les dat alles op een misverstand berust.

Ik ben niet altijd enthousiast over de Boekenweekgeschenken maar ik heb dit met plezier gelezen. Het is onmiskenbaar Pfeijffer en het bevalt me dat hij zichzelf met enige zelfspot opvoert in het boek.

0415634636.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
The John Coltrane Reference is een dik boek van 779 pagina’s, samengesteld door Lewis Porter en nog wat andere kenners van de jazz-saxofonist John Coltrane. ‘Reference’ doet u wellicht vermoeden dat dit een naslagwerk is en dat klopt. Het is een uitputtend overzicht van ieder bekend optreden van John Coltrane in de periode 1926–1967, zowel als frontman én als bandlid van een andere frontman.

Daarnaast is het een volledige discografie, die alle informatie verstrekt over zijn opnames, gemaakt in de periode 1946–1967. Plaatopnames, maar ook privé-opnames die niet zijn uitgebracht maar waarvan bekend is, of soms vermoed wordt, dat ze bestaan. Ook hier weer alle plaatopnames waar hij als bandleider fungeert, maar ook die waar hij op meespeelt bij anderen.

Is zo’n boek dan te lezen, laat staan te bespreken? Natuurlijk wel. Je moet er een beetje gek voor wezen, maar er is genoeg uit te halen. Wat het leesbaar maakt zijn de besprekingen die zijn opgenomen in het boek van de concerten die hij geeft. Zo was hij beroemd om zijn lange solo’s, maar daar moest het publiek aanvankelijk aan wennen, getuige het eerste gedrukte commentaar dat men hierover vond over een optreden in 1960 met het Miles Davis Sextet;

Then there is John Coltrane. Jazz practitioners are constantly in search for novelty in rhythm, harmony or dynamics. But Coltrane is taking as long as a half hour on some numbers to hunt and feel his way on tenor sax into new harmonic structures. It is interesting, perhaps, to other musicians, but agonizing to the casual listener who expects to hear something polished and assured from a jazz artist of Coltrane’s stature. The practice session is a much better place for experimentation.

Je krijgt veel mee over de manier waarop Coltrane speelt. Zijn geluid wordt uitgelegd als ‘sheets of sound’. Een beetje technisch, maar hij legt het zelf in een interview uit in dit boek. Het gaat niet alleen over Coltrane, uiteraard ook over zijn bandleden, zoals de drummer Elvin Jones. Er staan wat prachtige anekdotes over hem in het boek, zoals na een concert in Los Angeles;

The two drum shops in Los Angeles reported a gratifying increase in the sale of drum sticks…There were other incidents: An elderly accountant wandered into Shelly’s one night by mistake, heard Elvin play one set, and rushed out to leave his wife and four children to seek his fortune in Borneo…Local zoo officials reported an unusual amount of activity in the dangerous animal cages between the hours of 9 and 2 during Elvin’s tenure.

Ook optredens in het Concertgebouw krijgen een bespreking. Coltrane trad er op in 1963, begon er om middernacht en zo’n concert duurde tot in de ochtenduren. Kom daar nu nog maar eens om. Het mooie is dat, hoewel ik zijn biografie nog wil lezen, het boek je ook dichter bij de mens Coltrane brengt. Hoeveel drank en drugs hij ook gebruikte, hij bleef een aardig en beminnelijk mens. Zelfs toen hij op het podium werd aangevallen door een vrouw bleef hij vriendelijk. Jazzmuzikant Anthony Braxton vertelt erover in een interview;

Graham Locke: “She just walked into the club and attacked him?”
Anthony Braxton: “Yeah, she came in off the street. She said, ‘Stop playing this crazy music, it’s too loud and the drummer’s tired, just stop it!’ And she took her umbrella and began poking at him. You can imagine how I hated her. To see Mr. Coltrane talk so nicely to her taught me that you have to develop more understanding…

Uiteraard ontbreekt ook de naam van Nederlands bekendste jazz-criticus Michiel de Ruyter niet en worden zijn interviews met Coltrane genoemd. De website waar deze terug te vinden zouden zijn is helaas gewijzigd, het is handiger om naar de site over Coltrane zelf te verwijzen, daar staan ze ook.

De discografie is een verhaal apart. Zoals gezegd staat daar iedere bekende opname, op welke geluidsdrager dan ook, in vermeld. Van de meeste opnames staan details genoemd, zoals welke opmerkingen of andere geluiden er te horen zijn. Dit gaat behoorlijk ver. Zo is er een opname bekend van (waarschijnlijk) 1 maart 1950. De opname is van de Billy Valentine Group met Valentine op trompet, Coltrane op tenorsaxofoon, wellicht John Collins of Floyd Smith op gitaar en wellicht Ray Brown op bas. Veel ‘waarschijnlijk’ en ‘wellicht’ maar zelfs deze opnames worden dus genoemd.

Ik heb een uitgebreide luisterlijst samengesteld voor mijzelf van zo’n 120 albums die hij heeft gemaakt en dan heb ik ze nog lang niet allemaal, maar het is een mooi begin. U valt van de ene verbazing in de andere. Zoek Lover eens op Youtube op van de Prestige Recordings en verbaas je over de duizelingwekkende snelheid waarmee Coltrane speelt (vanaf 0;30). Of leer waarom Giant Steps zo’n moeilijk nummer is voor de pianist om op te improviseren en zoek daarvoor op Youtube naar The most feared song in jazz, explained. Of, als u lef heeft, luister eens naar het experimentele album Om; laat me weten of u het uit hebt gezeten. Is dit teveel dan is Blue Train of A love Supreme veel toegankelijker. Maar dat is wat mij zo aantrekt in dergelijke muzikanten en dat blijkt uit dit boek, ze staan nooit stil en ontwikkelen zich of het publiek nu meegaat of niet.

Gelukkig is er in de discografie ook ruimte voor informatie en anekdotes, zoals in de beschrijving van de videotape (want ook die staan ertussen) van het Festival International du Jazz Antibes-Juan les Pins 1965. Daar stond het nummer Ascension op het programma;

This quartet version of “Ascension” is listed as “Blue Valse” or “Blue Waltz” on most issues. Michel Delorme…: “I once asked Jean-Christophe Averty, who was in charge of filming the festival for Radio France, where he got the title. He said he sent his secretary to ask Coltrane and she came back with something that sounded like ‘Blue Vase’. So he decided it was ‘Blue Valse’. French for ‘Blue Waltz’”

Het is maar een greep uit talloze stukjes informatie over al die opnames. In de bijlagen achterin zijn nog een lijst opgenomen van alle televisie- en filmopnames die van hem bekend zijn en een lijst van alle interviews die hij heeft afgegeven. U begrijpt, een beetje liefhebber kan aardig uit de voeten met dit boek, ik zet nog even een elpee op.

0393068617.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Als u zich wenst te verdiepen in het fenomeen Jazz en de muziek wil beluisteren die daar bij hoort, dan is dit boek van de heren Gary Giddins en Scott DeVeaux een must read. ‘De muziek die daar bij hoort’ is een ruim begrip en daarom is dit boek 664 pagina’s dik en dat is niets teveel, het is een prima gids voor een uitgebreide ontdekkingstocht.

Om maar direct het grootste pluspunt te noemen; het boek zet u aan het werk want er staan maar liefst 87 luistergidsen in het boek. Allemaal sleutelopnames uit een bepaalde periode, van een stijl of van een artiest die tot op de seconde uitschrijven wat u hoort en waar u op dient te letten bij de opname. Ik geef er hieronder nog voorbeelden van. Alle opnames heb ik op YouTube kunnen vinden dus excuses heeft u verder niet.

Voordat de auteurs de opnames bespreken krijgen we een introductie over welke instrumenten we zoal in de jazz tegenkomen en hoe ze werken. Daarna gaan we terug naar het eerste begin van de jazz, de invloed van de blues en de ragtime, u weet wel, die snelle pianomuziek. Als we toch een uitvinder van de jazz moeten noemen is dat cornettist Buddy Bolden. Geboren in New Orleans en die stad is dan ook zo’n beetje de bakermat van de jazz.

Er kwamen grote orkesten als die van Fletcher Henderson, Paul Whiteman en later van Duke Ellington en Count Basie. Dat waren prima kweekvijvers voor latere grootheden als Louis Armstrong, Lester Young en Coleman Hawkins. Ook cornettist Bix Beiderbecke wordt eruit gelicht door de auteurs en er staat een luistergids in het boek van het nummer Singin’ the Blues van Frankie Trumbauer and His Orchestra waarin Beiderbecke een hoofdrol vervult. U zoekt het nummer op Youtube op en luistert aldus mee (let wel, de volledige 2:58 worden beschreven, dit is maar een stukje);

2:00  The band states the original melody of the song, disguised by a mild version of New Orleans
polyphony. The drummer adds accents on the cymbals.
2:15  Dorsey’s clarinet solo loosely suggests Beiderbecke’s restrained style.
2:26  Dorsey’s break ends almost in a whisper.
2:29  The band returns with collective improvisation, with Beiderbecke’s cornet on top
2:46  A one-measure break features Lang playing a rapid upward arpeggio on guitar
2:51  Beiderbecke begins his last line with another aggressive rip, followed by short riffs on a
repeated note.
2:58  A cymbal stroke brings the piece to a close.

Zo nemen de auteurs je mee door de tijd en beluister je nummers van alle grote namen in de jazz. Daar zitten soms regelrechte ‘ear openers’ tussen. Het doet je veel bewuster luisteren naar de muziek. Een saxofoon op de voorgrond hoor je wel, maar die luistergidsen wijzen je ook op de baslijn of wat voor melodie een piano of gitaar ineens op de achtergrond speelt. Zo wil ik de volgende opmerking over pianist Gil Evans lezen in het nummer King Porter Stomp, want je luistert er geheid overheen;

1:29  He accidentally makes a distorted honking sound on a low note. Emboldened, he returns to this
sound again and again – essentially turning a mistake into a motive.

Ogenschijnlijk complexe stukken worden ineens een stuk helderder. Er staan geen biografieën in het boek hoewel vaak in het kort de levens geschetst worden en ondertussen krijgt u ook een aardig tijdsbeeld mee met wrange verhalen over rassenscheidingen of wat een uitvinding als de radio deed voor de jazz. Zo werd de muziek van Benny Goodman aan de oostkust op een obscuur tijdstip uitgezonden, maar bleek hij tot zijn grote verrassing mateloos populair aan de westkust, waar datzelfde obscure tijdstip dus ‘prime time’ was en hij door iedereen gehoord werd.

De auteurs geven prima de overgangen weer van het swingtijdperk van de bigbands naar het bebop-tijdperk van Dizzy Gillespie en Charlie Parker. Verderop in de tijd gaan we naar cooljazz als reactie op bebop met muzikanten als Stan Getz, Dave Brubeck en Miles Davis. Dan volgt freejazz met artiesten als Albert Ayler en Cecil Taylor. Hier wordt het interessant, want dit vinden velen al niet meer te beluisteren en dan zijn die luistergidsen goud waard. Ik heb het makkelijk, want ik ben redelijk thuis in de ‘moderne klassieke muziek’ (u weet wel, piep-boem-knars-muziek), dus ik vind het allemaal prima te verteren en ik heb talloze nieuwe ontdekkingen gedaan.

Het is een objectief boek, hoewel enige humor de heren auteurs ook niet ontbreekt. Smoothjazz komt er namelijk niet zo goed van af;

There are many things to dislike about smooth jazz – for example, everything.

Een voorbeeld is saxofonist Kenny G. met wat wel ‘muzikaal behang’ wordt genoemd en die toch 48 miljoen albums heeft verkocht. Ook daar is een markt voor.

Het boek sluit af met de huidige lichting jazzmusici en wat de toekomst zou zijn voor jazz. Ook is er een hoofdstuk over het aanleggen van een jazzcollectie (u begrijpt, ik ben al bezig) en een lijst van 100 opnames die kan dienen als startpunt voor een verdere ontdekkingstocht. Verder is er een opsomming van films, documentaires en televisieseries waarin jazz de hoofdrol speelt.

Ik ben dus enthousiast over dit boek, het heeft mij enorm veel doen luisteren en nog meer tips gegeven. Luistert u eens naar het ongemeen mooie A Remark You Made van Weather Report, of naar You’ve Got To Be Modernistic van James P. Johnson en dan naar hetzelfde nummer maar in de moderne versie van Jason Moran. Of kent u Piece Three van Anthony Braxton? Het begint als een normale mars, maar luister wat er dan gebeurt. Diezelfde Anthony Braxton heeft ook een heel album volgespeeld met stukken voor solo altsaxofoon en dat is ook prachtig. U wilt ook Donna Lee horen voor solo-elektrische basgitaar van de jonggestorven bassist Jaco Pistorius of het prachtige El Matador met zijn Spaanse invloeden van saxofonist David Murray (zijn album staat hoog op mijn wensenlijst). Ik kan nog even doorgaan maar een beetje jazzliefhebber moet dit boek in huis halen en aan de slag.

0472037897.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Ik schreef hier al eens over de altsaxofonist Charlie Parker. Ik wil weten wat hem zo’n grootheid maakt in de jazzmuziek en hoopte dat dit boek van saxofonist Carl Woideck mij verder zou helpen. Charlie Parker His Music and Life heeft mij inderdaad een stuk verder geholpen en heeft mij positief verrast.

Ik was daar eerst niet zo zeker van, want ook dit is geen dik boek, 248 pagina’s, en er staan best wat notenvoorbeelden in dus ik was bang dat het toch een boek was voor musicologisch gevorderden. Dat viel mee, ik heb er veel uitgehaald.

Het boek begint met een biografische schets van Parker. U wordt op pagina 1 al uit de droom geholpen als u precies de vinger op zijn legendarische status wil leggen;

Charlie Parker had an artistic brilliance that can never be adequately explained. The overused term “genius” truly describes his gift. He was capable of making remarkable leaps of understanding, conception, and execution.

U ziet, gelukkig begint Woideck toch meteen een beetje met duiden en hij komt een heel eind in dit boek. De biografie laat ik even voor wat het is, vanaf pagina 55 begint de uitleg van zijn muziek en dat is de grote meerwaarde van dit boek. Er volgen vier hoofdstukken die zijn eerste opnames beschrijven, de periode waarin hij kennis opdoet en waardoor hij werd beïnvloed. Vervolgens wordt zijn artistieke volwassenheid beschreven, de periode waarin hij zijn eerste meesterwerken opneemt. Dan volgt zijn meest productieve periode en tenslotte zijn laatste jaren, waarin hij artistiek gezien weinig meer presteerde, maar waarin hij wel degelijk zijn muzikale horizon wenste te verbreden.

Wat echt fantastisch is van dit boek is dat er verschllende solo’s van Parker worden beschreven (de notenvoorbeelden), inclusief de opnames waarop ze verkrijgbaar zijn en zelfs op welk tijdstip de solo’s beginnen, op de seconde af. Met de mogelijkheden van tegenwoordig via Youtube en de streamingdiensten is dat allemaal vrij nauwkeurig op te zoeken en zo heb je ineens een kleine goudmijn in handen. Ik ben er erg druk mee geweest.

Verder, want wij willen weten waarin Parker zo uitblinkt, worden de volgende kwaliteiten uitgebreid besproken; gemak en virtuositeit, intensiteit van swing en drive, inventiviteit, speelsheid en gevoel voor humor, gevoel voor blues en poëtische kwaliteiten, het karakter van zijn repertoire, zijn tempi, zijn notenwaarden, het gebruik van ‘double time’ (twee maal zo snel spelen als het standaardtempo), het gebruik van accenten, het gebruik van vibrato en timbre en tenslotte de melodielijn. U leert met reuzensprongen over zaken waar u nog nooit bij stil stond.

Eén ervan is dat Parker zijn klassieken kende. Hij hield van klassieke muziek en stond erom bekend dat hij naadloos werk van anderen in zijn solo’s kon inpassen. Zo kwam Stravinsky eens naar Parker luisteren;

As Parker’s quintet walked onto the bandstand, trumpeter Red Rodney recognized Stravinsky, front and almost center. Rodney leaned over and told Parker, who did not look at Stravinsky. Parker immediately called the first number for his band…At the beginning of his second chorus he interpolated the opening of Stravinsky’s Firebird Suite as though it had always been there, a perfect fit, and then sailed on with the rest of the number. Stravinsky roared with delight, pounding his glass on the table, the upward arc of the glass sending its liquor and ice cubes onto the people behind him…

Het is maar een voorbeeld van zijn virtuositeit. Toch heeft zijn destructieve levensstijl ook invloed op zijn optredens en ook die worden aangestipt. Zoek eens op Youtube naar ‘Charlie Parker – Lover Man Dial ‘, het is een beruchte opname waarin hij niet op zijn best was. Het is fascinerend dat zijn privé-problemen met drank en drugs op zijn opnamen terug zijn te horen. Op (ook op Youtube) ‘Charlie Parker – Jazz At The Philharmonic – Sweet Georgia Brown’ is op 1;08 te horen dat iemand zegt ‘Say man, where you been?’ Parker kwam te laat op zijn optreden omdat hij drugs wilde scoren. Op (weer op Youtube) ‘Charlie Parker – Bebop Bird: Charlie Parker on Dial (Volume 1)’ was hij zo dronken dat hij weg dreigde te vallen tot trompettist Howard McGhee hem op 0;38 toeroept ‘Blow!’ Ik vind het fascinerend materiaal.

Er staan ook talloze voorbeelden in van hoe het wel moet en ik heb inderdaad veel bijgeleerd. Parker was zo groot omdat hij, naast zijn virtuositeit en techniek, enorm veel inzicht had hoe hij zijn muziek naar een hoger plan kon brengen. Zijn solo’s zijn inventief (je hoort ineens Bizet voorbijkomen in Cool Blues) en ze zijn nooit hetzelfde. Dat hoor je als je de complete opnames beluistert van The Savoy and Dial Studio Recordings. Dat zijn onmisbare opnames waarin de verschillende takes zijn opgenomen van zijn nummers. Hij gebruikt steeds weer andere solo’s. Wat mij ook erg heeft geholpen bij dit boek (hoewel zelf gevonden en niet opgenomen in het boek) is het YouTube-kanaal van de Canadese saxofonist en componist Remi Bolduc. Hij heeft de moeite genomen om alle solo’s van Charlie Parker van 1940-1948 op zijn Youtube-kanaal te zetten, een schat aan informatie.

Charlie Parker is maar 34 jaar oud geworden. Hij heeft nog prachtige opnames gemaakt met strijkkwartet en had plannen om zich verder te bekwamen op het klassieke vlak. Hij hield erg van Stravinsky, Hindemith en Debussy. Hij had al contact gelegd met componist Edgard Varèse, één van mijn favoriete componisten. We zullen nooit weten wat daar uit was gekomen, maar met Charlie Parker ben ik nog even niet klaar, door dit prima boek ben ik alleen maar nieuwsgieriger geworden.