archiveren

Maandelijks archief: juli 2014

ff6e3aac549629d59784f615941437641414141
Het Scherp van de Snede; De Nederlandse Literatuur in 100 en enige Polemieken door Pierre Vinken & Hans van den Bergh. Ik houd van een goede polemiek dus ik vond dat ik dit moest hebben. Nu moest ik wel even opzoeken wie de samenstellers waren van dit geheel, ik kende ze niet. Gelukkig was het snel gevonden op de achterkant; Pierre Vinken is emeritus hoogleraar en voormalig bestuursvoorzitter van Reed Elsevier. Hans van den Bergh is Nederlandse literatuur- en toneelwetenschapper, publicist en toneelrecensent. Ik heb al veel geschreven en we zijn nog nergens, dus van wal.

Allereerst, de polemiek. Wat verstaan de samenstellers hieronder? Men schrijft;

Dat hoeft niet altijd een openlijk gevoerde pennenstrijd tussen twee kemphanen te zijn; wij vatten de term breder op. Polemiek kan ook een strijdbare verdediging van een eigen standpunt zijn of een gepeperde bestrijding van een verderfelijk geachte mening of situatie, niet gericht tegen één persoon, maar bestemd voor het beïnvloeden van de openbare mening.

Fair enough, maar dan. Nederland heeft een aardige historie van goed gebekte schrijvers en schrijfsters en het aanbod lijkt mij een mer à boire. Hoe nu een logische opbouw te kiezen? Daar gaat het een beetje mank in dit boek. Ik heb namelijk de indruk dat de heren samenstellers zich laten leiden door eigen voorkeuren. Dat geven ze ook ten dele aan in hun voorwoord (Natuurlijk hebben wij in de eerste plaats stukken uitgezocht die we zelf graag lezen), maar iets meer evenwicht had mij lief geweest. Theodor Holman, Joost Zwagerman en Max Pam mogen twee keer opdraven en het is ze gegund, maar liever een keer minder en dan wel Michaël Zeeman of Paul Cliteur eens opgevoerd. Ik weet ook niet waarom deze samenstellers de samenstellers zijn, waar ik wel weet waarom Gerrit Komrij de samensteller van “1000 en Enige Gedichten” is. Komrij, die maar liefst vijf keer aanwezig is. O ja, als je aangeeft dat dit een selectie is van de beste polemieken uit het Nederlands taalgebied, is het dan niet een tikje ijdel om er van jezelf ook één tussen te frommelen? Vooruit, het zij ze vergeven.

Dat gezegd hebbend, valt er ook veel te genieten. Het gekibbel tussen Willem Frederik Hermans en Renate Rubinstein en Aad Nuis over Weinreb staat er in. Grünberg versus A.F.Th. van der Heijden net zo. Het prachtverhaal van Willem Kloos en Albert Verwey met hun neproman Julia, bedoeld om de recensenten een loer te draaien, staat er in. Interessant vond ik de vroege werken, zoals van Adriaen Koerbagh, die als een 17e eeuwse Maarten ’t Hart De Schrift Betwist al lang had uitgevonden. Ik heb genoten van Lodewijk van Deyssel die uitvaart tegen Frits Smit Kleine, als die over zijn tante begint;

Kwaje rekel, beroerde kwajongen, miserabele beuzelhannes, wat woû je met je oud-tante hè?…Weê je wel’es as de bliksem je stottermond houë? of mót ik je?…Ga voor mijn part met je oud-tante op een manken ezel door den Haarlemmer Hout rijden of op ’n bezemsteel de lucht in naar de hel, of samen prettig zoethout koopen en karsouwsche mangelen in een snoepkeldertje.

Kom daar nog maar eens om. Jeroen Brouwers die Minister Plasterk van jetje geeft na het toekennen van het in zijn ogen veel te lage geldbedrag voor de Prijs der Nederlandse Letteren komt dicht in de buurt.

Kortom, ik had zo wat kanttekeningen bij dit boek, maar er valt ook veel te genieten. Honderd en enige zijn er ook best veel, u bent 845 pagina’s zoet.