Lof der Zotheid van Desiderius Erasmus is een beroemd werk en was eigenlijk niet eens voor publicatie bedoeld. Erasmus kwam op het idee tijdens een tocht over de Alpen, terwijl hij dacht aan het weerzien met zijn vriend, de humanist en filosoof Thomas More. ‘More’ werd ‘Moria’, wat in het Grieks ‘zotheid of dwaasheid’ betekent. Dit leidde uiteindelijk tot een grote lofrede van de godin Zotheid op zichzelf, waarin zij haar algemene weldaden uitvoerig prijst.
In het eerste deel presenteert de godin Zotheid of de Dwaasheid zichzelf (waarom we verder Dwaasheid gebruiken legt de vertaler uit in zijn nawoord). Hoewel de lofrede bol staat van de satire geeft ze aan dat ze meer op vermaak dan op agressie uit is. Ze stelt haar dienaressen voor, zoals daar zijn Vleierij, Eigenliefde, Vergetelheid en Laksheid. Ze betoogt dat de wereld maar moeilijk zonder haar kan en dat uit zich op allerlei manieren. Zij neemt al snel de vrouw bij de kladden en stelt deze voor als dwaas. Voordat er dames op de achterste benen gaan staan, de godin nuanceert meteen;
Aan de andere kant lijkt de vrouwelijke sekse mij ook weer niet zo dwaas dat ze kwaad op mij zouden worden omdat ik ze dwaasheid toeschrijf; tenslotte ben ik zelf ook een vrouw én Dwaasheid.
Dat toont meteen het slimme aan van deze lofrede. Erasmus, of de godin, kan kritiek leveren of satire bedrijven met wie of wat hij of zij maar wil, want wie spreekt hier nu? En die kritiek is niet van de lucht, want dwaasheid, op zich al een ruim begrip, is overal te vinden. Ze mag graag de tegenstelling zoeken en de strijd aangaan met de Wijsheid. Ze betoogt dat zogenaamde wijzen als Diogenes, Xenocrates, vader en zoon Cato, Cassius en Brutus allemaal de hand aan zichzelf sloegen en dat dit de mensheid niet vooruit helpt;
U ziet wel wat er gaat gebeuren als overal de mensen wijs zouden zijn: dan hebben we weer klei nodig en nog zo’n pottenbakker als Prometheus.
Waarbij Prometheus een Titaan was die de mensheid uit klei gevormd zou hebben. Erasmus kan als criticaster van het christelijk geloof volop zijn ei kwijt in dit werk. Hij geloofde sterk in de naastenliefde maar was wars van dogmatiek. Dwaasheid zegt dan ook;
Zo’n koopman of soldaat of rechter bijvoorbeeld denkt dat hij door één muntje uit zijn enorme buit weg te geven het hele moeras van het leven in één klap heeft drooggelegd en is van mening dat al zijn meineden, al zijn liederlijkheden, al zijn dronkenschappen, al zijn vechtpartijen, al zijn moorden…door een soort contract zijn afgekocht…
Hiervan weten we dus dat Erasmus zijn mening laat doorklinken in de satire. Verder gaat hij los op schoolmeesters, dichters, geleerden en filosofen. Vooral die laatsten beschrijft hij op hilarische wijze. Uiteraard staat Dwaasheid lang stil bij koningen, hovelingen en religieuzen als de paus en zijn bisschoppen. Ook worden haar loftuitingen onderbouwd met passages uit de heilige schrift, dus u weet in één klap waar het woord ‘dwaas’ zoal voorkomt in de Bijbel. Dat gaat nog best ver;
En dat mag ons niet bevreemden, wanneer de heilige Paulus zelfs aan God enige dwaasheid toeschrijft: ‘Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen’, zegt hij.
Koren op de molen van de godin Dwaasheid dus en ze gaat nog even door. Jezus heeft nu eenmaal meer op met dwazen en dat geldt ook voor de dieren waar hij mee omgaat. Hij rijdt immers op een ezel Jeruzalem binnen, waar hij ook een leeuw had kunnen gebruiken. Zijn uitverkorenen zijn ‘schaapjes’, terwijl dat toch het domste dier is dat er bestaat, aldus Dwaasheid.
De lofrede is een geestig en soms scherp verhaal waar veel in zit. Het is geen lang verhaal, ruim 100 pagina’s, maar als je het goed wil lezen kost het wat werk. Er staat een uitgebreid notenapparaat achter in het boek én een namenregister. Dat is erg nodig, want Erasmus, of de godin Dwaasheid zo u wil, is niet van de straat en strooit met namen uit de klassieke oudheid. Dus als u niet direct weet wie Chrysippus en Didymus zijn én de noten wil lezen, bladert u aardig wat heen en weer.
Tot slot een opmerking over de vertaling. In een stuk over tegenstellingen kwam ik de volgende zinsnede tegen;
wie daarnet een vrouw was, is nu een man; wie daarnet een jongen was, nu een bejaarde; wie zojuist een koning was, is plotseling Van Dam;
Van Dam? Zo zal Erasmus het niet opgeschreven hebben. Als ik de tekst nakijk op de Digitale bibliotheek voor Nederlandse letteren (Dbnl), zie ik dat daar stond
de vrouw van zoo aanstonds b.v. zou een man worden: de jongeling een grijsaard: iemand nog pas te voren een koning eensklaps een gemeene kerel
Een grapje van de vertaler? Geen idee, maar ik heb liever dat een vertaler bij de tekst blijft. De vertaling van Dirkzwager/Nielson geeft hier het woord ‘spitsboef’ aan, de vertaling van Petty Bange lost het op met “Dama”. Bange vertaalt deze naam verder niet maar het licht hem toe in een noot.
Vraagtekens had ik ook bij dit deel;
En zo rust deze geïnspireerde interpreet de apostelen uit met speren, katapulten, projectielen en pistolen en laat ze optrekken om het kruis te prediken.
Een apostel met een pistool had ik weinig voorstelling bij en hier bood Dbnl ook uitkomst. Daar staat;
En zoo laat die vertolker van de goddelijke wijsheid de apostelen met lansen, schietwerktuigen, slingers en bomharden uittrekken, om den gekruisigde te prediken.
Nu zal “bomharden” wel “bombarden” zijn, wat een voorloper van het kanon was en hoewel het pistool nog tijdens Erasmus’ leven was uitgevonden zie ik niet precies van waaruit dit vertaald is. Petty Bange vertaalt het in ieder geval met “kanonnen”. Dank aan Danny Habets voor de hulp in deze twee vertaalkwesties.
Dit alles neemt niet weg dat ik dit een prachtwerk vind waar ik langer mee bezig was dan vooraf gedacht en dat is alleen maar prima. Ik ga mij wat meer met Erasmus bezig houden.
Vertaling; Harm-Jan van Dam