archiveren

Amerikaanse literatuur

Van muizen en mensen van John Steinbeck is, naast De druiven der gramschap, wellicht zijn bekendste werk. Het is een korte novelle van 128 pagina’s over de vriendschap tussen twee arme mannen die een droom hebben. Het is ook het verhaal van het noodlot en daar heeft de titel van het boek ook mee te maken.

Die titel, oorspronkelijk Of mice and men, is ontleend aan een gedicht van de Schotse dichter Robert Burns met de titel To a mouse. Het komt uit de regel The best-laid schemes o’ mice an’ men, Gang aft agley (de bestbedachte plannen van muizen en mensen lopen vaak mis) en gaat erover dat niemand zijn noodlot kan ontlopen waarbij muizen er dan nog het best aan toe zijn; die beseffen niet wat hen kan gebeuren.

Steinbeck schreef zijn verhaal oorspronkelijk als toneelstuk en dat leidt tot duidelijk herkenbare ‘tonelen’ die goed beschreven worden. Je weet precies waar het verhaal zich afspeelt. Een kleine waarschuwing vooraf; er zitten spoilers in de tekst hieronder, maar in iedere bespreking van dit boek zijn die aanwezig. Ik kende ze ook en het doet niets af aan het lezen van dit prachtige verhaal.

Dat begint met een mooie beschrijving van de natuur. Twee mannen, George en Lennie komen bij een kreek aan;

De avond van een warme dag bracht wat wind, die tussen de bladeren bewoog. De schaduw klom de heuvels op naar de top. Op de zandige oevers zaten de konijnen zo stil als grijze, gebeeldhouwde stenen. En toen kwam er uit de richting van de rijksweg het geluid van voetstappen op de droge wildenvijgenbladen. De konijnen zochten snel en geluidloos dekking. Een langbenige reiger werkte zich de lucht in en wiekte de rivier af. Een ogenblik was de plek levenloos en toen kwamen twee mannen van het pad af te voorschijn en betraden de open plek bij de groene kreek.

George is een ervaren landarbeider en heeft Lennie op sleeptouw. Een enorm sterke arbeider maar een dommekracht met beperkt verstand. Hij onthoudt niets, verzint niets en laat zich in alles leiden door George. Ze zijn op weg naar een boerderij om te gaan werken, maar dromen van een eigen boerderijtje. Een klein stukje land en wat dieren. Daar moeten konijnen bij zijn, voor Lennie. Die is gek op aaibare beesten en materialen. Hij bestaat het om met een dode muis in zijn zak te lopen, alleen maar om te aaien.

Er zit geen greintje kwaad in Lennie, maar hij brengt hen wel voortdurend in problemen. Daarom doet George het woord op de boerderij en ze weten werk te bemachtigen. Ze onmoeten er Slim de menner, Candy de oude veger met één hand en Curley, de irritante zoon van de baas.

Er zitten een paar prachtige, compacte scènes in dit boek, zoals wanneer de arbeider Carlson de oude hond van Candy meeneemt om hem dood te schieten. De hond is oud en op, maar Candy kan het niet en laat het aan Carlson. Je wacht met de rest tot het schot klinkt, het is prachtig beschreven;

De stilte viel weer in de kamer. Een minuut ging voorbij en nog een minuut. Candy lag stil naar de zoldering te staren. Slim keek een ogenblik naar hem en keek toen naar zijn handen…Whit barstte uit: ‘Waarom doet hij er zo lang over, verdomme! Geef de kaarten wil je? Zo spelen we geen euchre.’

Er hangt onheil in de lucht en dat voel je. Natuurlijk komt Lennie in aanvaring met Curley maar dat loopt nog met een sisser af. De vrouw van Curley zorgt voor meer problemen. Zij verveelt zich en zoekt vaak het gezelschap op van de arbeiders. Als ze een keer alleen is met Lennie praat Lennie met haar over heit feit dat hij zo graag zachte dingen aanraakt. Zij is trots op haar zachte haar en hij mag eens voelen en dan gaat het mis. Lennie laat niet meer los, ze raakt in paniek en Lennie breekt ongewild haar nek.

Dit zorgt ervoor dat in één klap de droom van een eigen boerderij om zeep wordt geholpen. Voor George, Lennie en voor Candy, die ze ook in hun plannen hadden betrokken. Lennie vlucht maar George weet hem te vinden, bij de kreek waar het verhaal begon. Nog één keer stelt George Lennie gerust en vertelt hem over hun eigen plek, met zijn konijnen waar hij voor mag zorgen;

‘Ga verder,’ zei Lennie. ‘Hoe zal het gaan? Wij zullen een boerderijtje hebben.’
‘We krijgen een koe,’ zei George. ‘En misschien krijgen we een varken en kuikens…en verder krijgen we…een stukje met alfalfa…’
‘Voor de konijnen,’ riep Lennie.
‘Voor de konijnen,’ herhaalde George.

Dan schiet George zijn vriend dood. Een genadeschot, uit vriendschap.

Het boek was lange tijd controversieel in de Verenigde Staten en is vaak uit lesprogramma’s geweerd. Door de ontknoping, maar ook omdat het een heel ander licht laat schijnen op ‘The American Dream.’  Het boek maakt duidelijk dat die droom niet voor iedereen is weggelegd maar dat er ook ruwe en rauwe kanten aan het bestaan zitten.

Tegelijk worden er in een kort verhaal grote thema’s aangepakt als het noodlot, onnvoorwaardelijke vriendschap, liefde en racisme. Ik begreep dat ik een oudere vertaling heb gelezen van Clara Eggink en dat er inmiddels een nieuwe vertaling is van Peter Bergsma, maar mij heeft dat niet gestoord; ik vind deze vertaling prima leesbaar.

Vertaling; Clara Eggink

9044541897.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Kom, roep het van de bergen is het debuut van de Amerikaanse schrijver en intellectueel James Baldwin. Het is een sterk autobiografische roman over een jongen van veertien die opgroeit in Harlem aan het begin van de vorige eeuw. Johnny Grimes is een buitenechtelijk kind (net als James Baldwin zelf overigens) die opgroeit in het gezin van een hardhandige predikant. Deze Gabriel wilde vroeger ook niet deugen tot hij geroepen werd tot het geloof en daar moet nu alles en iedereen voor wijken.

Johnny gaat daar niet in mee. Hij is opstandig en onzeker. Homoseksuele gevoelens die hij heeft, of überhaupt seksuele verlangens zijn taboe en hij zet zich af tegen het geloof van zijn stiefvader. Een stiefvader die, met een slavernijverleden van zijn ouders, de witte mens veracht. Johnny krijgt mee dat hij niet overal mag komen;

Zijn wereld was die van de achterdeur, de onverlichte trap, de keuken en de kelder. Deze wereld was niet voor hem weggelegd. Als hij dat weigerde in te zien en tot het uiterste wilde blijven proberen, dan kon hij wachten tot hij een ons woog; ze zouden hem nooit binnenlaten. Dus John ging anders denken over de mensen en Fifth Avenue, hij werd bang voor hen en wist dat hij op een dag een hekel aan hen kon krijgen als God hem niet op andere ideeën bracht.

Het eerste deel van het boek draait om Johnny maar in het tweede deel verschuift de focus naar zijn tante Florence. Zij durft haar broer Gabriel als één van de weinigen van repliek te dienen en we duiken ook haar verleden in. Zij woonde ooit samen met haar man Frank maar dat liep slecht af. De dialogen die Baldwin voor hen schreef liegen er niet om;

‘De enige verrassing die ik van je wil is dat je je hersens een beetje gaat gebruiken! Dát zou een verrassing zijn! Dacht je dat ik hier de rest van mijn leven wil blijven zitten, bij die vuile zwarten die jij altijd meeneemt naar huis?’
‘Waar zie je ons wonen, lieve schat, als het niet tussen de zwarten is?’…’En wat wou je dat ik deed, Florence? Wou je dat ik wit werd?’

Ook nemen we een kijkje in het verleden van stiefvader Gabriel Grimes. Als jongen, dan nog in het diepe zuiden van de Verenigde Staten, leeft hij er op los tot hij door het geloof wordt geroepen. Hij trouwt met de ooit door witte mannen misbruikte Deborah maar is lang niet altijd even standvastig in zijn geloof; hij verwekt een zoon bij een ander meisje, Esther. Het is geen vrolijk boek, zowel met Esther als de zoon loopt het niet goed af.

Florence was ondertussen al naar New York verhuisd en Gabriel komt er ook wonen met zijn inmiddels nieuwe gezin. Deborah is overleden en hij is nu getrouwd met de zwijgzame Elizabeth, de moeder van Johnny. Hoewel deze zich dus aanvankelijk afzet tegen het geloof werkt de roman toe naar zijn verlossing, die hij vindt in de kerk van zijn gemeenschap;

Toen zag John de Heer – even maar; en even maar was de duisternis gevuld met een licht dat hij niet kon verdragen.

Het is een indrukwekkend boek met een aantal thema’s. De druk van de religie op een gemeenschap is een belangrijk thema, maar door het boek heen loopt ook het thema van racisme. Vader Gabriel die een hekel heeft aan witte mensen, het slavernijverleden dat een grote rol speelt en de vloek die er op het zwarte ras zou liggen al vanaf de zoon van Noach. Dat gaat om Cham, die zijn vader naakt zou hebben gezien net als Johnny zijn stiefvader naakt heeft gezien. Daardoor vervloekte Noach Cham, die wel wordt gezien als de aartsvader van de kleurlingen;

De ironische stem…vroeg John vervolgens smalend of hij geloofde vervloekt te zijn, en herinnerde eraan dat alle zwarten vervloekt waren, alle zwarten waren voortgekomen uit die meest respectloze zoon van Noach.

Johnny is degene die de reis maakt naar zijn verlossing, maar stiefvader Gabriel verpersoonlijkt de begane zondes, het schuldgevoel en het lijden, iets dat hem door zijn zus Florence aan het einde nog eens goed wordt ingepeperd. Een sterke roman en ik heb gelukkig nog wat boeken van james Baldwin liggen.

Lees ook vooral de bespreking van Bettina.

Vertaling; Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre

 

0e90d0d40073d02597357437467444341587343_v5
De Stenen Hemel van N.K. Jemisin is het derde en laatste deel van de trilogie De Gebroken Aarde. Als u dit epos heeft gelezen kan ik mij voorstellen dat u even moet bijkomen van dit verhaal. Het is namelijk best hard werken. Ook dit deel laat zich niet lezen zonder de vorige delen en ook hier wordt een fors beroep gedaan op uw verbeelding.

Dat begint al op de eerste pagina’s, waar we ineens een toneel erbij krijgen, namelijk de stad Syl Anagist. Het is niet meteen duidelijk wie daar wonen of zelfs in welke tijd we die stad bezoeken, maar daar komt later meer duidelijkheid over, als u er niet overheen leest natuurlijk. Verder hebben we nog steeds te maken met moeder Essun en dochter Nassun. Moeder Essun heeft de ondergrondse samenleving waar zij deel van uitmaakte gered van een aanval door indringers maar de gemeenschap moest daardoor de ondergrondse geode wel verlaten.

Nassun had een opdracht, namelijk de maan weer in de juiste baan om de aarde brengen om een einde te maken aan al die seizoenen van verwoesting die een kwade Vader Aarde over de mensheid uitstort. Daarvoor moet ze naar een stad aan de andere kant van de wereld, naar Kernpunt. Ook haar moeder is met deze opdracht bezig en zij wil haar dochter graag terug vinden.

Nassun is op pad met haar hoeder Schaffa en ze worden door een steeneter een vreemd voertuig ingeleid om dwars door de aarde heen te reizen. Als u geen idee heeft waar ik het over heb, dan heeft u waarschijnlijk de besprekingen van de vorige delen niet gelezen…Maar dat voertuig dus;

Het is een spookachtig ding, glinsterend kevergroen, sierlijk en gestroomlijnd en bijna geruisloos als het van ergens achter de glazen pilaar vandaan komt. Niets hiervan is voor Nassun te snappen. Het grootste deel ervan heeft min of meer de vorm van een traan, al is het smallere uiteinde asymmetrisch, met een punt die hoog boven de grond omkrult op een manier die haar doet denken aan een kraaiensnavel.

U merkt het, als de hoofdpersoon er al niks van snapt dan wordt er een aardig beroep op uzelf gedaan, maar laat u zich niet afschrikken, het is echt de moeite waard. Nassun en Schaffa stappen in een vehimal om zo naar Kernpunt te reizen.

Essun moet aardig wat plooien glad strijken in het woud waar ze met de overgebleven gemeenschap doorheen trekt. Mooi is dat ze hier weer karakters uit boek één tegenkomt die daar een terloopse rol speelden, zoals de jongen Maxixe. Uiteindelijk weet Essun, die zelf ook langzaam aan het verstenen is, net zoals haar mentor Alabaster, dat ze ook naar Kernpunt moet. Zij pakt niet de vehimal, maar wordt door de steeneter Hoa dwars door de aarde heen meegenomen;

Hoa is een flikkerende schaduw in het rood naast je…Hij duwt zich niet door de aarde heen, maar wordt er onderdeel van en verplaatst deeltjes van zichzelf om de deeltjes van de aarde heen…Ook zonder dat je aan het feit denkt dat hij dat ook met jou doet, is het al verontrustend genoeg.

Of moeder en dochter in Kernpunt aankomen en of het lukt de maan weer aan Vader Aarde terug te geven laat ik lekker in het midden. Het is wel duidelijk dat dit verhaal veel meer vertelt dan een levendige fantasie. Het gaat over intermenselijke relaties en over hoe we met onze omgeving omgaan. Jemisin gooit over het eerste een eigentijds sausje door een aantal karakters gay of biseksueel te maken. Niks mis mee, maar Anna gaf het ook aan in haar bespreking; voor het verhaal voegt het weinig toe. De verhouding tot onze omgeving is een veel interessantere in dit boek, want de auteur gaat zover om die kwade Vader Aarde iets van een persoonlijkheid toe te kennen. Ze beschrijft dat prachtig als Nassun en Schaffa door die aarde reizen;

De kern van de wereld is van metaal, gesmolten en opeengedrukt in massiviteit. Hij heeft enige plooibaarheid. Het oppervlak van de rode duisternis begint te rimpelen en te veranderen voor Nassuns ogen. Er verschijnt iets in wat ze even niet kan ontleden. Een bekend patroon. Een gezicht.

De aarde spreekt tot haar. Niet met woorden, maar in golven van hitte en verpletterende druk. Ze ziet meer vormen en personen en begrijpt uiteindelijk dat wat er gestolen of geleend wordt van de aarde, uiteindelijk vergoed zal moeten worden. Het is voor mij het mooiste stuk uit de trilogie en eigenlijk waar het hele verhaal om gaat. Daarom zijn Essun en Nassun op weg, om te trachten dit recht te zetten.

Vertaling; Lia Belt

9024580455.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Deel twee uit de trilogie De Gebroken Aarde van N.K. Jemisin heet De Obeliskpoort. Laat ik het meteen maar zeggen, het heeft weinig zin om dit boek te lezen als je het eerste deel niet gelezen hebt. Heb je dat wel, dan krijg je ook wat met dit boek.

Het toneel wordt wat overzichtelijker want er zijn nu twee grote verhaallijnen. De één gaat over de man van Essun die met zijn dochter Nassun op pad is nadat hij zijn zoontje heeft gedood. Ze gaan op zoek naar een plek waar ze blijkbaar Nassun ‘beter’ kunnen maken ofwel van haar orogenie af kunnen helpen. Leest u vooral mijn vorige bespreking voor nadere uitleg hierover. De andere verhaallijn gaat over Essun die een woonplaats heeft gevonden in Castrima, een ondergrondse stad waar verschillende ‘mensen’ samenleven. Tussen haakjes, want we hebben het over Sterkruggen, Orogenen, Steeneters enzovoort.

Essun wordt in Castrima herenigd met de orogeen Alabaster, die langzaam aan het verstenen is. Hij is verantwoordelijk voor een grote vernietiging op aarde en voor de start van een nieuw seizoen vol ellende. Die seizoenen zijn het produkt van een kwade Vader Aarde. Die heeft een reden om kwaad te zijn, want zijn kind, de Maan, is uit zijn baan gestoten en dat moet hersteld worden.

De dochter van Essun, Nassun, is hier een belangrijke schakel in. Zij heeft ook de krachten die haar moeder heeft en langzaam maar zeker wordt hen duidelijk dat de in de lucht zwevende obelisken cruciaal zijn om de mensheid te redden. Alabaster en zijn steeneter Antimonium geven steeds stukjes informatie aan Essun;

‘De tweehonderdzestien afzonderlijke obelisken, in een netwerk verbonden via de besturingscabochon.’…’Dát zou genoeg moeten zijn om de kracht van de Scheuring te kanaliseren.’
‘Waarvoor?’
‘Om evenwicht aan het Aarde-Maanstelsel op te leggen.’
Wat? ‘Alabaster zei dat de maan was weggeslingerd.’
O, Aarde. O, roest. O nee. ‘Wil je dat ik de máán vang, verdomme!’

Ondertussen zijn Nassun en haar vader in het Arctisch gebied aangekomen waar Nassun opgevangen wordt door een Hoeder. Hoeders zijn de begeleiders van orogenen en kunnen hun krachten tegenhouden. Dat is soms nodig als een orogeen zich niet kan beheersen, dan doden ze alles en iedereen in hun buurt. Het is grappig om te lezen dat de bewoners van deze wereld af en toe ook niet weer weten wie welke rol speelt in het verhaal. Zo komt er zelfs een glimp door van de ons meer bekende wereld;

Al die kletspraat over Vader Aarde, dat zijn gewoon verhalen om te verklaren wat er mis is met de wereld. Zoals die rare cultussen die af en toe de kop opsteken. Ik heb gehoord dat er een cultus bestaat die elke avond als ze gaan slapen een oude man in de lucht vraagt om hen in leven te houden.

Maar dat het mis is met Vader Aarde is evident. Er komen nog steeds dikke as-regens uit de lucht vallen. Grote torren boven de grond gaan zich anders gedragen en zuigen zich met kokend heet water vast aan mensen. Er moet een oplossing komen en moeder en dochter lijken beiden met de oplossing bezig.

Het is fascinerend om in zo’n wereld te vertoeven. De auteur laat de lezer best hard werken, want lang niet alles wordt uitgespeld; een rijke fantasie is geen overbodige luxe. Dat wordt wel beloond want ik kijk al niet meer op van zinnen als

Je sessapinae spannen zich rondom de zilveren draden en je trekt ze bij elkaar, je bent een onderdeel van zowel obelisk als vrouw…

Ik ga direct maar door met deel drie, want Nassun blijkt vastbesloten de maan naar huis te halen om zo een eind te maken aan de seizoenen vol ellende; ik ben benieuwd.

Vertaling; Lia Belt

9024580439.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Het Vijfde Seizoen van N.K. Jemisin is het eerste deel uit de trilogie De Gebroken Aarde en ligt behoorlijk buiten de lijn van wat ik normaal lees. Hoofdverantwoordelijke daarvoor is mede-blogger Anna van Gelderen, die met haar uitstekende bespreking van de trilogie mijn interesse wekte.

Voordat ik een boek begin te lezen kijk ik vaak voor- en achterin, of daar iets staat wat handig is om vooraf door te nemen en dat is hier het geval. Een kaart voorin van een land wat ‘De Stilte’ heet. Achterin een verklarende woordenlijst met vreemde termen als ‘geomest’, ‘kirkhusa’, ‘nodes’ en ‘orogeen’. Voeg daarbij een overzicht van seizoenen die deze wereld heeft doorgemaakt en dan weet je dat de wereld waarin je je gaat begeven niet de onze is. Met name die seizoenen geven aan dat we niet meer te maken hebben met een liefdevolle Moeder Aarde, maar een behoorlijk kwade Vader Aarde. Vulkaanuitbarstingen, aardbevingen, tsunami’s, verschuiving van de magnetische polen, giftige uitstoot en schimmelplagen; dat is waar de mensheid het mee moet doen en dat is waardoor er soms hele delen worden weggevaagd. Minder gevaarlijk, zo lijkt het, zijn de obelisken die in het luchtruim zweven. Niemand weet precies waar ze voor dienen, het zijn overblijfselen uit een oude beschaving. Of niet…

Jemisin weet een heel eigen wereld te scheppen, waarin drie verhalen de hoofdmoot vormen. Essun komt thuis van werk en treft haar zoontje dood aan. Gedood door haar man, die er vandoor is met haar dochter. Ze gaat naar hen op zoek. Damaya is een meisje dat door haar ouders wordt meegegeven aan een kinderkoper en ze moet naar een opleidingsinstituut. Syeniet wordt toegewezen aan een mentor en haar opdracht is om een kind met hem te krijgen.

Zowel Essun als Damaya en Syeniet zijn orogenen. Zij worden niet als mens beschouwd, omdat ze het vermogen hebben aardbevingen op te wekken of te controleren. Ze worden opgeleid in een instituut en hoe verder ze komen, des te meer beheersing ze hebben en des te meer ringen ze aan hun vingers krijgen. Syeniet wordt gekoppeld aan Alabaster, een machtige orogeen met tien ringen.

Essun gaat op zoek naar haar man en dochter en krijgt gezelschap van een vreemde jongen, Hoa. Later voegt zich nog een vrouw bij hen, Tonkee. Door de as-regens zoeken zij hun weg op zoek naar waar Hoa denkt dat Essun’s familie is.

Syeniet probeert in verwachting te raken van Alabaster maar samen hebben ze nog een andere opdracht; de haven van Allia vrij te maken van koraal zodat de schepen weer vrije doorgang hebben. Als Syeniet dat probeert met haar orogene krachten gebeurt er wel iets, maar niets dat zij of wij verwachten. Zij en Alabaster komen bij op een eiland waar ze heen zijn gebracht door een steeneter. Door een wat? Precies. Niemand weet precies wat het zijn, maar ze bewegen zich met gemak door massieve structuren als rotsen en steen.

Damaya in de opleiding, Syeniet uiteindelijk met Alabaster op een eiland bij een stel piraten en Essun op zoek naar man en dochter, die uiteindelijk belandt in een onderaardse geode. De auteur brengt die verhaallijnen prachtig bij elkaar. De karakters krijgen een eigen gezicht en een niet-menselijke orogeen (volgens de daar heersende opvatting) als de tien-ringer Alabaster, blijkt ineens zeer menselijke trekjes te vertonen;

…’Roest, Syen, ben je het allemaal nooit eens beu?’…’Wil je nooit eens gewoon…mens zijn?’ Ze komt het huis in en leunt met gekruiste armen en enkels tegen de muur naast de deur. ‘We zijn geen mensen.’
‘Ja, dat zijn we wél.’ Zijn stem wordt fel. ‘Het kan me geen moer schelen wat de zoveel-zoveelste graad van grote, belangrijke eikels heeft bepaald, of hoe geomesten dingen classificeren, of dat allemaal. Dat we geen mensen zijn, is gewoon de leugen die zij zichzelf vertellen zodat ze zich niet rot hoeven te voelen om hoe ze ons behandelen…’

Zulke passages geven aan dat het geen fantasy-verhaal alleen is. Het gaat om menselijke verhoudingen bijvoorbeeld. Alle ellende die Vader Aarde over de mensheid uitstort vertelt ons uiteraard ook iets en ook dat geeft de auteur mooi weer;

Volgens de legende voelde Vader Aarde oorspronkelijk geen haat voor het leven. In feite, zoals de steenlezers het vertellen, deed Aarde ooit alles wat hij kon om de vreemde opkomst op zijn oppervlak te faciliteren…Toen begonnen de mensen verschrikkelijke dingen met Vader Aarde te doen. Ze vergiftigden het water zodanig dat zelfs hij het niet meer kon zuiveren…op het hoogtepunt van de menselijke hoogmoed en macht waren het de orogenen die iets deden wat zelfs Aarde niet kon vergeven: ze vernietigden zijn enige kind.

Het zijn die meerdere lagen in zo’n verhaal in combinatie met een goed geconstrueerde wereld en een paar fijne cliffhangers die mij dit boek achter elkaar deden uitlezen en meteen naar het volgende deel doen grijpen.

Vertaling; Lia Belt

 

f7ff2e2c8ffb55d597456317577444341587343_v5
Ik had Treindromen al een gelezen van Denis Johnson en dat beviel erg goed. De naam van de wereld is ook weer een ijzersterke novelle. Het boek verscheen al in 2000 maar is nu pas vertaald.

Het is het verhaal van Mike Reed, een assistent-professor en voormalig medewerker van een senator in Washington. Hij is vier jaar geleden zijn vrouw en dochter kwijtgeraakt bij een auto-ongeluk. Dit is het verhaal van zijn onthechting daarvan. Een rouwverhaal, maar het is veel meer dan dat.

Als we aanhaken in het leven van Mike zien we dat hij langzaamaan weer dingen onderneemt. Hij bezoekt etentjes, een museum, maar hij vindt baat bij rituelen. Het kunstwerk in een museum, gemaakt door een slaaf, dat hem raakt en dat hij vaak opzoekt. De gesprekken die hij in zijn hoofd voert met zijn denkbeeldige vriend Bill, waarvan Bill bestaat maar de vriendschap niet.

Hij ontmoet vrouwen, wat de eerste paar jaar ondenkbaar was. Dat voelde als verraad aan zijn eigen vrouw en aan zijn rouw. Nu raakt hij geïntrigeerd door Flower Cannon, een meisje van 26. Zij is studente, performance artieste, celliste en naaktmodel en Reed komt haar overal tegen. Zij leidt hem onbewust wegen op die hij voorheen nooit betrad.

Dat gebeurt helemaal als hij ook nog zijn baan kwijtraakt. Hij bezoekt een goktent waar hij klappen krijgt. Met Flower, die daar ook een act doet rijdt hij weer terug, maar eerst belandt hij in een geloofsgemeenschap van het Friesland Fellowship. De zinnen die Johnson achteloos in het rond strooit zijn soms prachtig;

Ieder geluidje steeg krokant op en werd dan ver weg gevoerd door de bries, de lichte gestage wind over de korst van de wereld, het klikken van haar portier en haar hakken en tenen op het grind.

Flower is een sterk personage en belangrijk in het verhaal. Hoe ver ze gaan zal ik niet verklappen, maar het verhaal van haar jeugd en de verklaring van haar naam doen hem denken aan zijn eigen dochter;

Wat verbond deze woorden van Flowers lippen met het ongeluk dat mijn gezin het leven kostte? Door die woorden begreep ik dat ik de dood van mijn dochter niet langer kon verdragen. Het zou me kapotmaken. En ik zou het moeten laten gebeuren.

Reed laat uiteindelijk los. Hij vertrekt en wordt oorlogsverslaggever in Irak. Maar het had wat voeten in aarde en dat leest u in dit verhaal. Daarmee is het een rouwverhaal, maar het is ook een kritiek. Op de maatschappij zo u wilt, er wordt geschoven met mensen en posities en daar moet men maar mee omgaan. Het is ook een psychologisch verhaal. Is hij nu uit de rouw of niet? Waar zitten zijn emoties nu precies? Hij koopt een BMW in een opwelling, zoekt ruzie met in een auto passerende jongeren maar houdt vast aan bepaalde gewoontes. Het zou een van emoties bolstaand verhaal kunnen zijn maar dat is het niet. De lezer zit er maar mooi mee.

Johnson beschrijft het allemaal zeer to the point, zonder opsmuk. In het nawoord van Auke Hulst lezen we dat Johnson dit ‘naakt schrijven’ noemde. Hij hield het zijn studenten voor;

‘Schrijf in bloed, alsof inkt zo kostbaar is dat je het niet kan verkwisten.’

Het lijkt of het korte verhaal Johnson past als een jas maar ik heb inmiddels Een zuil van rook in huis van hem en dat telt dan weer 658 pagina’s. Ik ben daar erg benieuwd naar.

Vertaling; Peter Bergsma

902342638X.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
On the road van Jack Kerouac is een klassieker in de Amerikaanse literatuur. Het is een autobiografische roman waarin Jack en zijn vriend Neal Cassady de Verenigde Staten talloze malen doorkruisen, meestal per auto en waar ze uiteindelijk een reis van Denver naar Mexico City maken.

Het verhaal gaat dat Kerouac de roman in drie weken tijd op één rol papier zou hebben geschreven in een door benzedrine en cafeïne opgeroepen vlaag van creativiteit. Dit boek is dan ook de zogenaamde ongecensureerde scroll version.  Dat laatste wil zeggen dat het verhaal achter elkaar doorgaat. Geen hoofdstukken of witregels. Het verhaal is verdeeld in vijf boeken, maar het staat allemaal achter elkaar geschreven. Wel ruim 330 pagina’s waar voor je geld.

De ongecensureerde versie wil zeggen dat het verhaal in zijn tijd nogal wat stof deed opwaaien. Het speelt zich af in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog en is symbolisch geworden voor de strijd tot behoud van de Amerikaanse droom. De moraal was preuts in die tijd en het verhaal wordt onverbloemd verteld, hoewel we er nu de wenkbrauwen er niet meer voor optrekken. Ongecensureerd en scroll version zijn meer tot verkooptermen verworden. Verschil met de oorspronkelijke roman is wel dat hier de namen van de echte personen worden gebruikt waar Jack in de oorspronkelijke versie Sal heet en alle andere figuren, hoewel vaak gebaseerd op vrienden en familie, ook anders heten.

Is het daarmee ook een klassieker? Bezien in de tijd wellicht wel. Ik vond het een prima boek om te lezen maar ben geenszins overdonderd. Het is mooi om te lezen hoe de vrienden Jack en Neal het land doorkruisen, alleen of samen, soms met lifters, soms zelf liftend, met de auto, de bus of met de trein. Ze zijn overal op zoek naar vrienden (waaronder literaire figuren als Ginsberg en Burroughs), drank, drugs en vrouwen. Vooral die laatste worden net zo makkelijk weer in de steek gelaten. Het volgende fragment, waarin de vrienden een Cadillac voor iemand naar Chicago moeten rijden geeft een goed beeld van hoe het er aan toe gaat;

Nog geen drie kilometer buiten Denver ging de snelheidsmeter al kapot omdat Neal tegen de 180 reed. ‘Tja, geen teller, nu weet ik niet hoe hard ik ga. Ik trap hem gewoon plankgas naar Chicago en hou de tijd wel in de gaten.’ Het leek wel of we nog geen honderd reden maar op de kaarsrechte snelweg naar Greeley vielen alle auto’s als dode vliegen van ons af. ‘De reden dat we naar het noordoosten gaan, Jack, is dat we absoluut even bij Ed Uhl in Sterling langs moeten…’

De auto komt in Chicago, maar daar is het wel mee gezegd ook. Neal is verreweg de meest maniakale van de twee. Hij heeft verschillende vriendinnen en trouwt tussendoor maar gaat altijd weer weg, vaak op zoek naar Jack. Eigenlijk vind ik de mooiste trip degene buiten hun landsgrenzen, als ze dwars door de jungle rijden met hun vriend Frank Jeffries, op weg naar Mexico City;

‘We zijn in de tropen! Geen wonder dat het hier zo ruikt! Ruik dat eens!’ Ik stak mijn hoofd uit het raampje; er petsten muggen tegen mijn gezicht; er rees een enorm gekrijs op zodra ik mijn oren spitste in de wind…’Sode-MIETER!’ riep Frank achterin. ‘God-SAMME!’ Hij was nog stoned. We beseften dat hij nog stoned was en dat de jungle en de problemen zijn blije ziel niet konden deren…’Wat dondert het ook!—we duiken gewoon dat rottige oerwoud in, we gaan er vannacht gewoon in slapen, vooruit maar!’ riep Neal.

Impulsief, ongedwongen en vrij. Dat ademt het boek wel en daarom was het in zijn tijd een klassieker.

Vertaling; Guido Golüke

9200000108184525

Maar toen, in de vroegste uren van die ochtend in november, een zondagochtend, maakten bepaalde ongewone geluiden inbreuk op het normale nachtelijke gerucht van Holcomb – het hysterische gehuil van coyotes, het droge schrapen van ritselende tuimeldistel, de schelle, wegijlende kreet van fluitende locomotieven. Op dat moment hoorde geen sterveling in slapend Holcomb ze – de vier geweerschoten, die, al met al, een eind maakten aan zes mensenlevens.

Het was een klein krantenberichtje in The New York Times van 1959 dat de aanleiding was tot de bovenstaande zinnen in één van de beroemdste non-fictieromans aller tijden, In koelen bloede van Truman Capote. Het ging om de moord op de familie Clutter, vader Herb, moeder Bonnie, hun zoon Kenyon en dochter Nancy. De dochters Beverly en Eveanna woonden al niet meer thuis. Het was een ‘all-American family’, wonend op een afgelegen ranch en praktiserend lid van de Methodistenkerk. De daders waren twee voormalig gevangenen, Dick Hickock en Perry Smith.

Goed, als we de afloop kennen en de daders, levert dat dan nog een behoorlijk boek op? Uiteraard, het is niet voor iets zo’n beroemde titel. Capote heeft zich er namelijk in vastgebeten, aanvankelijk samen met Nelle Harper Lee (schrijfster van How to kill a Mockingbird). Capote heeft alle betrokkenen geïnterviewd, tot en met de daders aan toe en was er bij toen ze werden opgehangen.

Dat levert een uiterst fascinerend boek op. We leren de familie Clutter kennen en de gemeenschap waarin ze wonen. De vriendin en het vriendje van Nancy, de mannen  waarmee Herb Clutter vist, maar ook hoe hij in de gemeenschap staat. De psychische problemen van moeder Bonnie en hoe ze er langzaam weer uit krabbelt en zoon Kenyon, hoewel hij het minst uit de verf komt wat mij betreft.

Interessanter is dat we ook de daders goed leren kennen. Perry met zijn alcoholische Cherokee-moeder en zijn vader die naar Alaska verdwijnt om goud te zoeken en om een lodge te beginnen voor toeristen. Dick, wiens ouders in de buurt wonen en zich zorgen maken over hem, zeker nadat hij niet de oude meer is na een zwaar ongeluk.  Die twee komen op het idee de familie Clutter te beroven, omdat een oud-werknemer van de Clutters, die met Dick in de gevangenis zat, beweerde dat er wel een geweldige brandkast moest zijn op zo’n grote ranch. Die was er niet, en in totaal maakten ze zo’n 40 tot 50 dollar buit. Waarom, en daar gaat het boek volgens mij over, moest er dan zoveel geweld gebruikt worden? Waarom hamerde Dick er op dat er geen getuigen achter mochten blijven en hielden ze rekening met wel twaalf moorden? Hoe komt iemand tot zo’n daad?

Dat spit Capote helemaal uit in deze roman. Zijn journalistieke gaven en bekwaamheid als romanschrijver komen hier prachtig samen. De moord wordt niet eens met zoveel detail beschreven, wel hoe de gezinsleden gevonden werden; dat leest subtieler. Omdat we de afloop al kennen, werkt Capote met zinnen als;

Vanavond, na haar haar te hebben gedroogd en geborsteld en het in een gazen doek te hebben gebonden, legde ze haar kleren klaar die ze de volgende ochtend naar de kerk wilde dragen: nylonkousen, zwarte pumps, een rode fluwelen jurk – haar mooiste, die ze zelf gemaakt had. Het was de jurk waarin ze begraven zou worden.

Omdat de daders en het motief voor Capote belangrijk zijn wordt daar relatief veel aandacht aan besteed. Vooral de doopceel van Perry wordt gelicht, en daar zitten mooie passages in. De brieven van zijn zus die eigenlijk bang voor hem is, maar ook de relatie met zijn vader en zijn losgeslagen Cherokee-moeder, die zonder hun namen te vragen inging op de verzoeken van havenarbeiders, zolang ze maar met haar dronken en “dansten op de wijsjes van een slingergrammofoon”.

De afloop is bekend. De daders worden opgespoord en berecht. Ook hiervan wordt uitgebreid verslag gedaan. De samenstelling van de jury, de gevangenis waarin ze zitten tijdens het proces, de eekhoorn die Perry daar temt en de maaltijden die voor hen worden gemaakt. Met name de vraag over het motief en geestesgesteldheid van de daders is hier fascinerend;

In zijn bekentenis had Smith gezegd: ‘Ik wou die man niks doen. Ik vond het een heel aardige man. Heel goedig. Dat vond ik tot op het moment dat ik hem zijn strot afsneed.’

En daarna nog eens dood schoot. Terwijl hij hem op een doos had gelegd omdat de vloer zo koud was…Ze worden veroordeeld tot de doodstraf door ophanging en gaan naar de dodencellen. Daar worden de procedures nog zo’n vijf jaar gerekt en maken we kennis met hun medegevangenen en hun daden.

Uiteindelijk is het zover, tijd voor de zwaai op de Grote Schommel. Capote was er bij maar dat blijkt niet uit het verhaal. We zien het gebeuren door de ogen van de rechercheur Dewey, de man die de daders opspoorde. Een naargeestig gebouw vol met rommel waar de galg opgesteld staat, geforceerde grapjes van de veroordeelden en een soort van excuus. Omdat dit verhaal van Dewey in een flashback verteld wordt, eindigen we in de zon, bij het graf van de Clutters. Daar ontmoet Dewey de beste vriendin van Nancy, Susan Kidwell. Zij was degene die Nancy vond na de moord. Ze is gaan studeren en heeft haar leven opgepakt, net als het toenmalige vriendje van Nancy.

Ik vond het een uitermate boeiend boek. Je voelt de ellende natuurlijk aankomen maar Capote maakt ook duidelijk dat er twee kanten aan het verhaal zitten. De daders hebben een achtergrond, een familie en een verhaal. Dat maakt de daad niet minder gruwelijk maar het schijnt een licht op het motief. Dat is waarom ik bleef lezen.

Vertaling; Thérèse Cornips

902953978X.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Ik kan niet zeggen dat ik bekend ben met het werk van Susan Sontag. Ik kende wel haar rol als één van de toonaangevende critici en schrijfsters van haar generatie. Reden genoeg voor mij om nieuwsgierig te zijn naar dit boek van Benjamin Moser.

Susan Sontag (1933-2004) was een kind van Joodse Amerikaanse ouders. Haar vader stierf toen ze jong was en ze nam de achternaam aan van haar stiefvader. Haar leven lang zou de een stormachtige relatie onderhouden met haar aan alcohol verslaafde moeder.

Sontag was als leerling uitzonderlijk begaafd. Ze haalde haar Bachelor of Liberal Arts in de vakken Frans, literatuur en filosofie. Er staan in het boek wat indrukwekkende staaltjes over hoe ze al op jonge leeftijd dacht;

‘Goedbeschouwd zit Schopenhauer ernaast,’ meende ze op haar veertiende. ‘Maar ik heb het daarbij uitsluitend over de kern van zijn filosofie: de deerniswekkendheid van het bestaan.’…En in een opstel voor school in haar laatste jaar omarmt ze Freud…met een hoogmoed die maar zelden bij een scholier zal zijn aangetroffen: ‘Ik zie geen reden om het met de inhoud van het eerste hoofdstuk [van Het onbehagen in cultuur] oneens te zijn,’ schrijft ze.

Ze leest als een bezetene, heeft af en toe vriendje maar beleeft ook haar eerste lesbische liefde. Uiteindelijk trouwt ze op jonge leeftijd met haar docent Philip Rieff.  Het was een verhouding waarin ze zich liet domineren en er werd een zoon uit geboren. Tegelijk liet ze toe dat hij furore maakte met een boek dat zij feitelijk had geschreven, The Mind of the Moralist, waarin Freud en de psychoanalyse in een historische context worden geplaatst.

Sontag wordt aangesteld als de jongste universitaire docent ooit in de Verenigde Staten. Het huwelijk met Rieff houdt geen stand, ze gaat naar New York en stort zich in een relatie met de Cubaanse toneelschrijfster Irene Fornès. Sontag is inmiddels een invloedrijke filosofe, schrijfster en critica;

De tiener die sidderde in het bijzijn van Thomas Mann, was een vrouw geworden die kon zeggen dat Jean-Paul Sartre een slechte smaak had en die sir Isaiah Berlin te kennen kon geven dat hij wat slordig met details omging.

Ze komt in contact met Andy Warhol en heeft een relatie met de schilder Jasper Johns. Ze schrijft een geniaal essay “Notes on Camp”, waarbij ze haarfijn uitlegt dat Cocteau camp is maar Gide niet, Strauss wel maar Wagner niet, waarom Caravaggio en veel van Mozart ingedeeld kunnen worden bij Jayne Mansfield en Bette Davis. Ze legt hierin verbanden bloot die voorheen onzichtbaar waren.

Ondanks haar genialiteit wist ze dit te koppelen aan een soms onvoorstelbare naïviteit. Het belang van tanden poetsen, waar een lichtknopje zich eventueel kan bevinden en in welke kamer de Fiat-erfgename zich bevond op de vijftiende verdieping…het levert fascinerend leesvoer op.

Sontag had een enorme energie en werklust en sliep het liefst zo min mogelijk. Ze rookte als een ketter, dronk sloten koffie en toen ze amfetamines ontdekte, merkte ze dat ze met nog minder slaap toe kon. Ze laat zich ook steeds meer van haar maatschappelijk betrokken kant zien. Ze zet een aanklacht tegen Amerika op papier, die lang niet bij iedereen in goede aarde viel. Hoewel er veel zaken in stonden die klopten, is de eerste zin met name berucht geworden;

‘Het blanke ras is een kankergezwel in de geschiedenis van de mensheid.’

Wellicht wat ongelukkig geformuleerd en ze heeft er haar excuses voor aangeboden, maar eerder voor de metafoor als voor het onderliggend sentiment, want ze was wel degelijk woest. Een reden was de oorlog in Vietnam. Daar laat ze een wonderlijk optreden zien. Ze bezoekt Hanoi en laat zich van alles uitleggen door het regime daar, terwijl op een paar honderd meter van haar hotel Amerikaanse soldaten gemarteld worden. De grote critica was toen wat betreft Vietnam ‘even een blokje om.’ Later zou ze dat vaker doen. Na een reis naar China zou ze ook daar over schrijven, maar geen woord over de Culturele Revolutie en de ellende in dat land.

Privé rolt ze van de ene relatie in de andere, met mannen én met vrouwen. Ze krijgt kanker en overwint deze en schrijft er, uiteraard, een essay over. Dat ging over de bewustwording van de ziekte en over het wegnemen van vooroordelen en velen hebben na het lezen ervan de gang naar de arts gemaakt en zo hun leven gered.

Susan Sontag was, naast een hyperactief en productief mens, ook iemand met twee gezichten. Ze kon mensen eerst de hemel in prijzen, waardoor ze hen aan zich verbond, om ze daarna publiekelijk te vernederen. Dat deed ze zelfs bij Annie Leibovitz, ook een sterke vrouw met een glanzende fotografie-carrière, die dergelijk gedrag toch pikte van Sontag. Wellicht prikten velen toch door haar onzekerheid heen en zagen ze toch haar grote hart.

Dat had ze namelijk wel. Toen er een oorlog woedde op de Balkan, ging Sontag erheen en waagde haar leven. Ze was begaan met de bevolking en organiseerde indrukwekkende toneelvoorstellingen in Sarajevo. Een mede-acteur vertelde wat dit inhield;

Je kon het publiek niet voor de gek houden. Je wist niet eens of je over vijf of tien minuten of de volgende dag nog wel in leven was…Je moest zo eerlijk en goed mogelijk spelen, want je wist niet of je de volgende dag nog een voorstelling kon geven. Ik heb voor gewonde mensen gespeeld, voor blinde kinderen, in het ziekenhuis, op de eerste verdieping terwijl er op de begane grond benen werden geamputeerd, mensen gilden en stierven terwijl ik stond te spelen.

En Susan Sontag dus ook en dat is een prestatie van formaat. Ze stierf uiteindelijk aan leukemie, maar laat best een indruk achter, ook bij mij na het lezen van dit prachtige boek. Het zal wel geen toeval zijn dat op de omslag van het boek dat ik nu lees, “De emigrés” van W.G. Sebald, Sontag als enige genoemd wordt met het citaat ‘De emigrés is grote literatuur.’

Vertaling; Lidwien Biekmann en Koos Mebius

hqdefault (2)
De namiddag van een schrijver van F. Scott Fitzgerald bestaat uit een aantal autobiografische schetsen die voor de serie Privé-domein bijeen gebracht zijn door Jan Donkers.

Ik heb in maart 2017 een aantal stukken geschreven over het echtpaar Fitzgerald, en deze ontbrak nog in het rijtje. F. Scott Fitzgerald was een zeer succesvolle schrijver in de roemruchte jaren twintig van de vorige eeuw en hij en zijn vrouw Zelda lieten het, vooral in Europa, breed hangen.

Dit boek gaat over de periode erna en is daarom zeer interessant. Zijn verdiensten drogen op en hij voelt (en men laat hem dat ook weten), dat hij er niet meer toe doet. Hij schrijft in die periode gedesillusioneerde stukken proza. Het is niet moeilijk om in het stel Nelson en Nicole Kelly de schrijver en zijn vrouw te herkennen;

…het Meer van Genève dat Nelson en Nicole aantroffen, was het treurige oord van sanatoria en rusthuizen…Nicole lag op het balkon van een hotel langzaam tot leven te komen na twee achtereenvolgende operaties, terwijl Nelson voor zijn leven vocht tegen de geelzucht, in een ziekenhuis twee mijl verderop…
‘Er zijn teveel mensen in ons leven geweest,’ zei Nelson. ‘We hebben nooit weerstand kunnen bieden aan mensen. We waren zo gelukkig het eerste jaar, toen er geen mensen waren.’

Zijn overmatig alcoholgebruik komt ook nu weer terug. Hij loopt in Parijs langs de vroeger zo drukke jazz-bars. Nu staan ze grotendeels leeg. In een ander verhaal probeert hij zijn dochtertje op te halen bij zijn schoonzus, met de plechtige belofte nog maar één drankje per dag te drinken. Dat is een beetje de sfeer van dit boek.

Om de lezer verder op te vrolijken loopt hij al zijn vrienden af die één voor één de dood vonden, uiteraard op veel te jonge leeftijd (zelf zou hij niet ouder dan 40 jaar worden). Soms hebben de autobiografische verhalen andere hoofdpersonen, andere verhalen staan in de ‘ik’-vorm, zoals het verhaal Honderd valse starts. Verhalen die hij ooit wilde schrijven, maar waar niets van terecht kwam. Fragmenten die hij zelf niet meer begrijpt.

De stukken over Hollywood zijn ook de moeite waard. Hij werkte daar als tekstschrijver en had een hekel aan de plaats. Schrijven voor een grijpstuiver, dat was het. Misschien wordt die periode nog het meest gekenmerkt door de volgende anekdote. Fitzgerald las in een krant dat in het Pasadena Playhouse een toneelbewerking zou worden opgevoerd van een van zijn verhalen, The Diamond as big as the Ritz. Hij besloot naar de opening te gaan en ging met zijn vriendin eerst dineren in passende avondkledij;

Toen ze bij het theater arriveerden, zagen ze tot hun verbazing dat er niemand naar binnen ging. De hal was verlaten en Fitzgerald dacht dat hij zich in de datum had vergist. Hij ging informeren en kwam terug met het bericht dat een groep studenten het stuk in een bovenzaaltje speelde…Boven bleek het kleine zaaltje, met vijftien houten banken, ook leeg, maar vlak voor het doek opging kwamen er een paar studenten binnen…

Hij bleef manmoedig zitten maar op de terugrit was hij stil en depressief. Gedempte misère noemt samensteller Jan Donkers dit in zijn nawoord. Verder is in dit boek opgenomen het beroemde interview dat Michael Mok met Fitzgerald had in 1936, tijdens één van diens diepste depressies. Volgens zijn biograaf deed hij een zelfmoordpoging na publicatie ervan. Tragisch, zeker door zijn alsnog voortijdige dood. Terwijl Gertrude Stein, de extraverte schrijfster, zo gelijk had toen ze, in het begin van de jaren dertig, had geschreven dat

‘Fitzgerald gelezen zal worden als veel van zijn beroemde tijdgenoten vergeten zullen zijn’

Dat mijn bescheiden bijdrage hiervan maar weer het bewijs mag leveren dan.