Het geheim van de Wallenburg van Willem van Pijkeren is een onvervalst jeugdboek. Een jongensclub die avonturen beleeft op de Wallenburg, een aarden wal van zo’n twee meter hoogte, die in een cirkel om een kruising van twee bospaden ligt.
Paul en Dik zijn de aanvoerders van de club en er wordt een gat gegraven voor hun spel van Germanen en Romeinen. Zo stuiten zij op een onderaards gangenstelsel dat nodig verkend moet worden. Dat is spannend, want aardedonker en zij zien een kamer met een persoon erin, een soort kapitein. Deze krijgt het aan de stok met een bekende uit het dorp, ene Barend. De jongens overhoren hen en komen te weten dat er een ondergronds wapenarsenaal is en dat er nog meer bendeleden zijn, waarvan Brown en de Chinees nogal belangrijk zijn.
Barend verdwijnt spoorloos, agenten verschijnen en er wordt geschoten. De jongens sluiten de kapitein op. So far, so good. Maar dan…verschijnt er een vliegende schotel in beeld. Er heeft zich publiek verzameld en Wang-Li, de pindaman, verdwijnt in de schotel. Een eau-de-cologne-vrouwtje in het publiek blijkt Brown, een bendelid, en wordt gevangen genomen.
Dit alles klinkt zeer onwaarschijnlijk en dat is het ook. Brown wordt als lokaas gebruikt voor de vliegende schotels. De politie probeert zo’n ding te overmeesteren en dat wil niet echt lukken;
Tot hun grote verbazing zagen de politiemannen echter dat hun kogels de schotel helemaal niet raakten, maar een meter of tien ervoor recht de lucht invlogen…”Schiet laag over de grond,” commandeerde hij. “Het vuur ketst af. Schiet die beschuitbus aan flarden.”
De spoiler kan ik rustig weggeven, dit boek is op heel het internet niet meer te vinden. Dankzij een scherpzinnige inspecteur en de wakkere leiders Paul en Dik wordt de boevenbende ingerekend. Een bende die niets minder wilde dan met geavanceerde wapens en helikopters (de vliegende schotels) een grootscheepse aanval op Europa uitvoeren met Nederland als startpunt.
Het verhaal is met 150 bladzijden verteld en wordt in een aangenaam ouderwetse stijl neergezet.
Aan de overkant van de straat stond een jonge man in een beige regenjas en met een bruine gleufhoed op.
Onopvallend volgde hij Brown.
Zou Brown een ontvluchtingspoging wagen?
Zou er nogmaals een vliegende schotel landen?
Zou de list gelukken en de inspecteur de gelegenheid krijgen de bende alsnog te arresteren?
Dit waren de vragen, die door het hoofd van de jonge man gingen.
Er zit geen woord Chinees bij. Kritisch gezien staan er wat naïviteiten in het boek. Geen idee waarom het nummer van de vliegende schotel in iemand’s zakdoek genaaid staat. Opzichtig vuurpijlen voor Brown klaarleggen zodat hij ze mee kan nemen als hij “vrij” wordt gelaten, ach. Tegelijkertijd maalt de jeugd daar volgens mij niet om en is het boek voor mij sowieso boven alle kritiek verheven. Mijn opa heeft het immers geschreven.