archiveren

Maandelijks archief: februari 2018

7aab7300f92fbe359344a685251437641414141
Na het overlijden van uitgever Geert van Oorschot, schreef Jeroen Brouwers een ‘in memoriam’. Dat is Het tuurtouw, een boekje van 67 pagina’s. Van Oorschot overleed in 1987 en Het tuurtouw kwam twee jaar later uit.

Nu heb ik net de biografie over Van Oorschot gelezen, dus dit boekje bevatte weinig nieuws, anders dan wat gedachten van de schrijver over de uitgever. Zo is er aardig wat gecorrespondeerd tussen de twee. Van Oorschot was überhaupt iemand die vaak en veel brieven schreef. Brouwers;

Zijn brieven waren de bliksemafleiders van zijn momentane stemmingen, – hij moet er, zegt men, in de loop van zijn leven ongeveer dertigduizend of meer hebben geschreven: zouden die ooit worden gepubliceerd, dan vullen ze een plank vol dundrukdelen…Mochten al die brieven even schitterend zijn als het merendeel van de brieven die ik van hem heb ontvangen, moet het nageslacht niet nalaten subsidies bij elkaar te harken ter bekostiging van de integrale publikatie ervan.

Inmiddels zijn we wat jaren verder en is niet alles integraal gepubliceerd, maar is Brieven van een uitgever inmiddels nog her en der te koop.

Van Oorschot ‘bevaderde’ graag de schrijvers met wie hij omging, maar Brouwers liet dat niet toe. Toch was hij niet ongevoelig voor zijn kritiek en adviezen. Zo vertelde hij Brouwers dat hij zich op zijn schrijverschap moest concentreren;

Jij moet hier weg, zei hij.
Om hem exact te citeren, hij zei; ‘Je moet van je tuurtouw los’. Die uitdrukking hoorde ik toen voor het eerst. Dat is het touw waarmee een schaap aan een paaltje vastzit om hem een bepaald stuk land te laten afgrazen. Ik moest weg uit ‘het verdomde Vlaanderen’, ik moest een andere, een Nederlandse uitgever zoeken…

Hoewel Van Oorschot niet zijn uitgever zou worden bleven de twee contact houden. Soms was er ruzie, maar dat contact bleef, hoewel Van Oorschot daar ook wel eens onrustig over was;

Toen ik met de samenstelling van mijn brievenboeken bezig was, vond Geert het niet goed dat mijn brieven aan hem daar ook in terecht zouden komen: ‘laten wij de wonden die we elkaar hebben toegebracht barmhartig afgedekt houden’, zei hij.

Wat mij toch nieuwsgierig maakt naar zijn brievenboek, ik vermoed dat ik nog niet uitgelezen ben over de man. Het einde van dit in memoriam is des Brouwers en toch weer mooi;

In ieder mensenbestaan keert bij tijden éénzelfde feit terug, uit welke constante zich geleidelijkaan een levensthema ontwikkelt, steeds in varianten herhaald, zoals in een symfonisch werk. (‘Een witte ijsmuts met zo’n bolletje had hij op zijn kop. Ga nou maar slapen Geert zei hij, godverdomme.’)

9044634674.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Frits van Oostrom heeft met Nobel Streven het onwaarschijnlijke maar waargebeurde verhaal van ridder Jan van Brederode verteld. Dat is meteen de ondertitel van het boek, die ik een tikje hysterisch vond en nog steeds vind, maar ik werd er wel door aangespoord om de achterkant te lezen én het boek aan te schaffen…

Jan van Brederode maakte deel uit van een roemrucht geslacht wat verweven is met de Nederlandse geschiedenis. Omdat zijn oudste broer het klooster in ging werd Jan de heer Van Brederode in het graafschap Holland. Hij vocht tegen de Friezen en werd commandant in Staveren. Door zijn huwelijk met Johanna van Abcoude werden de bezittingen uitgebreid en het vermogen vergroot. Het huwelijk bleef kinderloos, wat een reden zou kunnen zijn voor zijn pelgrimstocht naar Ierland. Omdat het land werd verscheurd door Hoekse en Kabeljauwse twisten én de Arkelse oorlogen, werd het slot van Van Brederode verwoest en raakte hij in financiële problemen.

Hij en zijn vrouw Johanna besloten om in te treden in het klooster. Die keuze was nogal radicaal. Van krijgsheer tot kartuizer, Van Oostrom beschrijft het treffend;

Dit werd nu Jan van Brederodes leven…Geen kasteel meer maar één kamertje. Geen personeel om te bevelen; hij werd nu zelf bediende. In plaats van lange adellijke lokken, helemaal kaal en met een baard…Geen handschoenen maar blote handen, geen laarzen maar sandalen, en van luxe kledij naar alle dagen in hetzelfde habijt.

Van Brederode werd er schrijver en zou de tekst van een Frans biechtboek, La Somme le Roi, (Des coninx summegrotendeels in het Nederlands vertalen. Hij liet het klooster en de vertaling voor wat het was toen er een mooie erfenis in de familie daagde en zijn opvolger, broer Walraven in het gevang zat. Overigens had die uittreding erg veel voeten in de aarde, iets dat prachtig wordt beschreven in dit boek. Hij trachtte vervolgens zijn vrouw uit haar klooster bij Wijk bij Duurstede te ontvoeren, maar dat mislukte. Jan van Brederode werd gevangen gezet. Na zijn vrijlating was hij heer af en trok hij als huurling naar Frankrijk, waar hij uiteindelijk sneuvelde in de slag bij Azincourt. Aan welke zijde, de Franse of de Engelse, dat is onbekend maar de auteur bespreekt dit uitgebreid en maakt aannemelijk dat dit aan de verliezende Franse zijde is geweest.

Wat maakt dit boek zo bijzonder? Meerdere zaken. Allereerst het taalgebruik. De ondertitel geeft het al aan, het mag allemaal wetenschappelijk onderbouwd zijn, het wordt allemaal zeer toegankelijk opgeschreven. Over Engelse boogschutters;

…zullen deze Engelsen ternauwernood hebben geweten waar ze waren en waarom het ging. Laat staan dat ze Woudrichem konden uitspreken.

Vervolgens de wetenschappelijke onderbouwing; de auteur gaat na de dood van Jan van Brederode nog een paar hoofdstukken door, waarin wordt ingegaan op het boek zelf en hoe dit tot stand kwam. Uitermate boeiend en verhelderend. De auteur;

Hetgeen bijvoorbeeld impliceert: durven veronderstellen dat Jans gang naar de kartuis Zelem (mede) bedoeld was om ruimte te maken voor Walraven als nieuwe heer van Brederode…Of (re)construeren dat Jans tweede Engelse koningsoorkonde kan zijn voortgevloeid uit deelname aan zijn priors visitatie van de kartuis in Londen…Maar een kaartenhuis blijft het. Of met een ander beeld: dit boek is als een gobelin dat aan de voorzijde een rijk geweven panorama biedt, maar aan de achterzijde tal van stopgaatjes vertoont.

Tenslotte; het bredere perspectief. Het geslacht Van Brederode wordt uitgebreid in kaart gebracht (uiteraard met stamboom in het boek) en de verwevenheid met de Nederlandse geschiedenis daarmee ook. Ik vond het mooi om te lezen wat zich in het gebied waar ik zelf woon heeft afgespeeld in de middeleeuwen en ik moet dat praalgraf van de familie in Vianen maar eens gaan bezichtigen. Voetnoten staan er niet in het boek, er wordt verwezen naar een website die bol staat van de informatie en waar de liefhebber nog even voort kan met zich te verdiepen in de wereld van Van Brederode.

d2960be853099d759384b335877437641414141
Het eerste deel van de complete werken van Lev Tolstoj was mij destijds prima bevallen. Deel 2: Verhalen en novellen zou vast niet anders wezen bedacht ik mij, maar dat liep toch even anders. Het boek van zo’n 670 pagina’s bevat 16 verhalen, waarvan De kozakken het langste verhaal is met 176 pagina’s.

Dan de verhalen. Ik heb best veel aantekeningen gemaakt om de inhoud even terug te halen en je kan het eigenlijk wel een beetje uittekenen. Verloren liefdes, eenzame oude mannen, koude tochten door de sneeuw, het soldatenleven in de Kaukasus en een paar mooie fabels met een moraal erin. Eerlijk gezegd lezen de verhalen best snel weg, maar om nu te zeggen dat ik er veel plezier aan beleefde, ten dele.

Hoewel…des te meer ik naar het einde van het boek kwam, des te sterker ik de verhalen vond. Vaak probeer ik een ter zake doend citaat te vinden om iets te illustreren maar ik wist lange niet tijd wat ik er uit moest halen. Iets met een koude sledetocht leek mij teveel voor de hand liggen. Tot ik bij het verhaal Cholstomjer kwam. Het verhaal van een paard, gezien door de ogen van datzelfde dier. Dat doet de schrijver dan toch weer erg mooi;

De ruin keek even naar hen en wreef toen met zijn wang tegen de hand die hem beet hield. “Ze willen me zeker beter maken”, dacht hij. “Vooruit dan maar!” En inderdaad hij voelde dat ze iets deden met zijn hals. Het deed pijn. Hij huiverde, sloeg met een been, maar vermande zich en wachtte af, wat er verder zou gebeuren. Toen voelde hoe iets nats in grote stromen over zijn hals en borst liep. Een siddering trok door zijn flanken. En hij voelde zich veel lichter worden. Heel de zwaarte van zijn leven viel van hem af.

Er wordt in dit boek aardig wat afgestorven, maar daar vind ik dan blijkbaar wel de mooiste passages in. Dat geldt ook voor het laatste verhaal, waarin Iwan Iljitsj weet dat hij gaat sterven. Hij wil dat niet en heeft daar zijn gedachten over. Het toeval wil dat ik gisteravond een interview zag van Wim Brands met Rene Gudde. Die laatste was toen al ziek en wist ook dat hij niet lang meer te leven had en daarna las ik dit verhaal van Tolstoj over Iljitsj. Die zat er wat minder rationeel in dan Gudde;

– Wanneer ik er niet meer ben, wat zal er dan zijn? Niets zal er zijn. Waar ben ik dan, als ik er niet meer zal zijn? Is dat de dood? Neen, ik wil niet. Hij sprong op, wilde de kaars aansteken, tastte met bevende handen om zich heen, liet de kaars en de kandelaar op de grond vallen en wierp zich op zijn kussen terug. “Waarom? Wat doet het er toe?”zei hij…Hij hoorde ver weg…gegons van stemmen en de piano. Het kan hun niet schelen, maar zij zullen toch ook eens sterven. Dwazen! Ik eerder, zij later; voor hen komt het ook. En zij maken plezier. Dat vee! Zijn woede verstikte hem.

Ook dat vond ik een sterk verhaal, maar verder dus een beetje een dubbel gevoel. De meest rare zin trof ik overigens aan in het verhaal De kozakken. Wat te denken van;

Marjanka zat als een wilde geit, met haar benen opgetrokken onder haar lichaam, op de ovenkachel of in een donkere hoek.

Ben toch ineens benieuwd hoe de geiten in de Kaukasus zitten…

Vertaling: Dunya Breur, P. Charles, Wils Huisman, D. Peet, Bessie Schadee, Kees Verheul en A. van de Zande