Na het overlijden van uitgever Geert van Oorschot, schreef Jeroen Brouwers een ‘in memoriam’. Dat is Het tuurtouw, een boekje van 67 pagina’s. Van Oorschot overleed in 1987 en Het tuurtouw kwam twee jaar later uit.
Nu heb ik net de biografie over Van Oorschot gelezen, dus dit boekje bevatte weinig nieuws, anders dan wat gedachten van de schrijver over de uitgever. Zo is er aardig wat gecorrespondeerd tussen de twee. Van Oorschot was überhaupt iemand die vaak en veel brieven schreef. Brouwers;
Zijn brieven waren de bliksemafleiders van zijn momentane stemmingen, – hij moet er, zegt men, in de loop van zijn leven ongeveer dertigduizend of meer hebben geschreven: zouden die ooit worden gepubliceerd, dan vullen ze een plank vol dundrukdelen…Mochten al die brieven even schitterend zijn als het merendeel van de brieven die ik van hem heb ontvangen, moet het nageslacht niet nalaten subsidies bij elkaar te harken ter bekostiging van de integrale publikatie ervan.
Inmiddels zijn we wat jaren verder en is niet alles integraal gepubliceerd, maar is Brieven van een uitgever inmiddels nog her en der te koop.
Van Oorschot ‘bevaderde’ graag de schrijvers met wie hij omging, maar Brouwers liet dat niet toe. Toch was hij niet ongevoelig voor zijn kritiek en adviezen. Zo vertelde hij Brouwers dat hij zich op zijn schrijverschap moest concentreren;
Jij moet hier weg, zei hij.
Om hem exact te citeren, hij zei; ‘Je moet van je tuurtouw los’. Die uitdrukking hoorde ik toen voor het eerst. Dat is het touw waarmee een schaap aan een paaltje vastzit om hem een bepaald stuk land te laten afgrazen. Ik moest weg uit ‘het verdomde Vlaanderen’, ik moest een andere, een Nederlandse uitgever zoeken…
Hoewel Van Oorschot niet zijn uitgever zou worden bleven de twee contact houden. Soms was er ruzie, maar dat contact bleef, hoewel Van Oorschot daar ook wel eens onrustig over was;
Toen ik met de samenstelling van mijn brievenboeken bezig was, vond Geert het niet goed dat mijn brieven aan hem daar ook in terecht zouden komen: ‘laten wij de wonden die we elkaar hebben toegebracht barmhartig afgedekt houden’, zei hij.
Wat mij toch nieuwsgierig maakt naar zijn brievenboek, ik vermoed dat ik nog niet uitgelezen ben over de man. Het einde van dit in memoriam is des Brouwers en toch weer mooi;
In ieder mensenbestaan keert bij tijden éénzelfde feit terug, uit welke constante zich geleidelijkaan een levensthema ontwikkelt, steeds in varianten herhaald, zoals in een symfonisch werk. (‘Een witte ijsmuts met zo’n bolletje had hij op zijn kop. Ga nou maar slapen Geert zei hij, godverdomme.’)