archiveren

Maandelijks archief: oktober 2012

0a9e420f776d71e593246735967444341587343
Nadat hij de Nobelprijs voor de Literatuur won, bestelde ik maar snel wat titels van Mario Vargas Llosa. Met schaamrood op de kaken, natuurlijk. Ik kende de naam, maar nog geen letter gelezen van hem. Ter kennismaking eerst De jonge honden van Miraflores.

Het boek is een samenstelling van vroeg werk van Vargas Llosa. Het begint met de novelle Los cachorros (De jonge honden van Miraflores) en er volgen nog wat verhalen uit de bundel Los jefes (Bazen). Eerst de novelle. Hoofdpersoon is Piemeltje Cuéllar. Hij maakt deel uit van een vriendengroep, tot hij op een dag door een hond gebeten wordt daar waar mannen niet gebeten willen worden. Dat valt hem niet mee. Geruchten over het verlies van zijn mannelijheid verleiden hem tot roekeloos gedrag. Zijn vrienden gaan door in het leven, studeren, krijgen een vriendin, maar Piemeltje (de vertaling zal kloppen, maar het klinkt ridicuul) blijft alleen. Zijn kuren worden steeds gekker en dat wordt zijn noodlot. Mooi is de vertwijfeling en wanhoop, als Piemeltje wel een meisje wil vragen, maar het niet doet:

Maar de weken gingen voorbij en wij vroegen wanneer Piemeltje? en hij, morgen, had nog geen besluit genomen, morgen zou ie’t haar vragen…Toen begon ie die inzinkingen te krijgen: ineens smeet ie zijn keu tegen de grond aan het biljart, jongen vraag het ‘r nou! en dan begon ie tekeer te gaan tegen de flessen of de sigarettenpeuken, en zocht ie met iedereen ruzie of dan sprongen de tranen hem in de ogen, morgen, deze keer zou ’t echt gebeuren, dat zwoer ie bij God…

Het gebeurde niet. Ook de andere verhalen in het boek gaan over mannen of jongens die iets willen of moeten bewijzen. Een afgesproken vechtpartij, een zwemwedstrijd na tien bier in een donkere zee, een wraakneming op wat een zus is aangedaan. Het zijn allemaal korte, aangename verhalen met een licht cynische ondertoon. Het smaakt naar meer en gelukkig staat dat al in de kast.

Vertaling: Michiel Tjebbes

23d6464bfa10fc3593954415967444341587343
In 2006 was het thema van de Boekenweek “Boem Paukeslag – Schrijvers en Muziek”. Daar houden we dit boekje aan over van Gerrit Komrij met de titel Wagner en ik. Direct aan het begin maakt Komrij al duidelijk hoe hij er in steekt;

Dit is geen boek over Wagner. Dit is geen boek over ‘ik’. Dit wordt een betoog over de uitwerking van het woord Wagner op het gemoed van iemand die zich ‘ik’ noemt…

Het klopt. Het wil zoveel zeggen dat er geen absolute Wagner is, en geen absolute ‘ik’. Iedereen die het over Wagner heeft, ziet hem anders, er zijn talloze Wagners. Een ‘ik’ is ook nooit dezelfde ‘ik’, maar altijd anders, met nieuwe ervaringen en emoties. Mooi gevonden en een mooie invalshoek als je in 99 pagina’s iets over een componist als Wagner kwijt wilt.

Komrij geeft aan dat er twee ankers in zijn leven zijn, de oorlog en Wagner. Nog steeds hebben deze twee iets met elkaar te maken. Voor wie het niet weet, Hitler ging aan de haal met de Teutoonse muziek van Wagner. Wagner was niet vies van menig anti-semitische uithaal en verder is één en één vaak twee. Zo niet voor Komrij:

De Wagner die ik probeerde te identificeren was al op het moment van de identificatie de som van de beelden die talrijke andere mensen van hem hadden gevormd, en van reacties op die beelden…je wist nooit of iemand het over de Wagner van de één had of over de Wagner van de ander…Wagner had dingen gezegd die hij alleen nooit gezegd had maar menselijkerwijs ook nooit had kunnen zeggen, hij koesterde gedachten van anderen, hij had mensen ontmoet die nog geboren moesten worden en voorwerpen gehanteerd die nog uitgevonden moesten worden.

Kortom, velen gaan met zo’n instituut aan de haal. Komrij stelt zich liever de vraag of de muziek goed of fout kan zijn. Het lijkt hem van niet. Kan Wagner met terugwerkende kracht een slecht persoon zijn? Wees er voorzichtig mee. Hij heeft echter niets met de beelden die Wagner hem voorschotelt. Aardse helden en mythische wezens die door de Godenschemering stampen, het is niet aan hem besteed. Siegfrieds moord op de draak Fafner mag zo vervangen worden door een hanengevecht in een karavanserail.

Zo hoor ik Komrij graag. Wagner is één van de meest beschreven personen ooit maar hij weet er in een aantal bespiegelingen toch zijn eigen draai aan te geven. Overigens wordt er een cd meegeleverd met een aantal mooie fragmenten uit zijn opera’s.

9000303125.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Spotgaai van Suzanne Collins is het derde en laatste deel van de Hongerspelen-trilogie. Hoe moet ik daar een bespreking over houden zonder teveel over het verhaal prijs te geven?

Katniss, de hoofdpersoon bevindt zich in de onderaardse stad van District 13. Hier wonen de rebellen, onder leiding van President Alma Coin. Die rebellen willen niets liever dan het almachtige Capitool van President Snow omver gooien. Daar hebben ze de steun van de andere districten voor nodig en een symbool. Welk symbool is sterker dan iemand die twee maal de Hongerspelen heeft overleefd en het regime heeft durven tarten? Katniss wordt de Spotgaai.

Er ontvouwt zich een verhaal waarin alles eenvoudig lijkt, de goeden tegen de slechten. Maar Katniss ervaart dat het niet zo simpel is. Peeta, haar maat uit de Spelen is in handen van het Capitool en wordt langzaam gehersenspoeld. Haymitch, haar mentor, is of dronken of sluw. President Coin, is zij te vertrouwen of is Katniss niet meer dan een pion in haar spel? Haar jachtmaat Gale is er dan weer wel en dan weer niet. Daarnaast voelt ze zich nog verantwoordelijk voor haar moeder en haar kleine zus Prim, waarvan de laatste al lang zo klein niet meer is.

Dan weet ik dat Prim gelijk heeft, dat Snow het zich niet kan permitteren om Peeta te doden, vooral niet nu de Spotgaai voor zo veel opschudding zorgt. Hij heeft Cinna al vermoord en mijn huis verwoest. Mijn familie, Gale en Haymitch zijn buiten zijn bereik. Peeta is het enige wat hij nog heeft.
‘Wat denk je dat ze dan met hem zullen doen?’ vraag ik.
Prim klinkt duizend jaar oud als ze antwoord geeft.
“Wat er ook maar nodig is om jou te breken’.

Of dat lukt ga ik hier niet zeggen. Er begint een niets- en niemand ontziende strijd om de macht. Er komen veel mensen om in de meest dodelijke vallen. De afloop? Ik weet niet eens of je het slot eind goed, al goed kan noemen.

Het klinkt allemaal niet zo vrolijk. Maar ook hier geldt weer, ik las het boek in één adem uit. Er wordt ons een grote spiegel voorgehouden van wat mensen elkaar kunnen aandoen. De goeden blijken ineens niet meer zo goed als de macht in hun handen is en ik denk dat we dat naadloos in welke tijd dan ook kunnen plaatsen. Hoe eenvoudig de verhaallijn ook, het geeft toch wat meer lading aan het geheel.

De Hongerspelen-trilogie is geen genre waar ik veel van lees of van zal lezen, maar dit beviel mij erg goed. Je weet dus maar nooit, wellicht sjok ik nog eens achter zo’n hype aan.

Vertaling: Maria Postema

9047520181.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Na de Hongerspelen van Suzanne Collins dient direct deel twee gelezen te worden, Vlammen. Na het winnen van de Spelen is Katniss terug in haar district en woont op stand. Dat is haar beloning als winnaar. Dat lijkt redelijk goed te gaan, tot ze bezoek krijgt van de president. Hij houdt haar verantwoordelijk voor opstanden in andere districten. Daar had ze tijdens haar verplichte tournee al signalen van ontvangen. Ook ontmoette ze vluchtelingen, op weg naar het verwoeste 13e District. Daarvan wordt gedacht dat het wellicht weer bewoond wordt, door opstandelingen.

Het is de president echter menens. De Spelen worden weer georganiseerd. Als verrassing en wraak op Katniss worden deelnemers gekozen uit vroegere winnaars. Zij en haar medewinnaar Peeta moeten weer terug. Er is een nieuwe spelmaker, Plutarch, die een nog gruwelijker arena heeft ontworpen dan de vorige. De deelnemers zijn allemaal winnaars, het wordt zwaar. In de voorstelronde krijgt men een metamorfose te zien. De jurk van Katniss brandt op en er verschijnt een verenkleed. Katniss wordt de spotgaai, het symbool voor verzet.

Als de Spelen beginnen blijkt dat er pacten worden gesloten en dat deelnemers eigen agenda’s lijken te hebben. Katniss is vastbesloten Peeta te laten overblijven en andersom net zo. Tijdens een bezinningsmomentje zegt Peeta tegen Katniss:

‘Als jij doodgaat, en ik blijf leven, zal ik in District 12 geen leven meer hebben. Jij bént mijn leven,’ zegt hij. ‘Ik zou nooit meer gelukkig kunnen zijn.’ Ik wil protesteren, maar hij legt een vinger op mijn lippen. ‘Voor jou is het anders. Ik zeg niet dat het niet moeilijk zal worden. Maar er zijn meer mensen die jouw leven de moeite waard kunnen maken.’

Mooi, opofferingsgezindheid. Ook dat zit er in, naast natuurlijk een fijne portie geweld en vervelende ellende die de deelnemers over zich heen krijgen. Ik ga ook geen citaten weergeven waarin mensen worden gedood, gaat u daar het boek maar voor lezen. Er is nog een vervolg dus ze zal het wel weer overleven. Plutarch heeft daar mee van doen…

Het lijkt het misschien zwak om deel twee te vullen met weer een aflevering Hongerspelen, maar dan gruwelijker, en misschien is het dat ook wel. Dat neemt niet weg dat ik ook nu weer aan het boek gekluisterd bleef. Tot een paar bladzijden voor het eind was het niet duidelijk waar dit op uit zou draaien. Dat maakt nieuwsgierig en in dat opzicht is het boek weer geslaagd. Ook dit keer geen ingewikkeld verhaal, uiteindelijk komt het neer op een schijnbaar kwetsbaar meisje dat zich verzet tegen de grote overheerser, en daar nog steeds in slaagt. Zo blijft die aanklacht tegen dictatoriale regimes ook nog in stand.

Vertaling: Maria Postema

9047515978.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Het boek De Hongerspelen van Suzanne Collins is een hype en daar sjok ik weer eens braaf achteraan. De verwachtingen waren redelijk hoog en die zijn deels ingelost. Kom ik op terug.

Eerst het verhaal. Katniss woont in het 12e en armste district van Panem, een gebied dat ooit Noord-Amerika was. Het Capitool heerst over alle districten en organiseert ieder jaar een groots reality-evenement: De Hongerspelen. Uit ieder district worden een jongen en een meisje aangewezen, die een onbekende arena moeten betreden, om elkaar op leven en dood te bevechten. Er is maar één winnaar, die de rest van zijn of haar leven in weelde kan leven. De hele natie kan van dit spektakel op televisie meegenieten.

Het zusje van Katniss, Prim, wordt door het lot aangewezen. Katniss weet dat het haar dood zal worden en springt voor haar in. Vervolgens komt ze terecht in een gemanipuleerde arena, waar ze het moet opnemen tegen grote, sterke en vooral weldoorvoede tegenstanders, die zich hier jaren op hebben voorbereid.

Zal het haar lukken? Ja, natuurlijk lukt het, want er zijn twee vervolgdelen op dit boek. Het verhaal wordt erg rechttoe-rechtaan verteld, niks ingewikkelde verhaallijnen. Toch werkt het wel, want ik las het boek achter elkaar uit, ik wilde verder. Eigenlijk wilde ik zien wat dat tengere meisje nog meer voor haar kiezen kreeg en wilde ik lezen hoe de rest het loodje legde, inclusief de deelnemers waar Katniss een pact mee sloot en dus een band mee kreeg. Niets menselijks is mij vreemd.

Katniss krijgt het voor haar kiezen. Honger, dorst, opgejaagd door brand, geteisterd door koude, regen, gemuteerde insecten en wolven en natuurlijk hun sterke tegenstanders. Maar met hulp van Peeta uit haar eigen district en Rue uit een ander district gaat ze de strijd aan. Niet alleen met haar tegenstanders, maar ook met het almachtige Capitool:

Dan moet ik ineens denken aan wat Peeta zei op het dak. ‘Maar ik zou zo graag willen dat ik een manier kon bedenken om…om het Capitool te laten zien dat ze me niet bezitten. Dat ik meer ben dan een pion in hun Spelen.’ En voor het eerst begrijp ik wat hij bedoelt.
Ik wil iets doen, hier, nu, om hen te schande te maken, om hen verantwoordelijk te stellen, om het Capitool te laten zien dat wat ze ook doen, waar ze ons ook toe dwingen, elke tribuut iets heeft wat ze niet kunnen bezitten. Dat Rue meer is dan een pion in hun spel. En ik ook.

Zo vinden we nog een soort van aanklacht ook tegen totalitaire regimes en hun leiders. Kortom, een niet al te ingewikkeld verhaal dat je desondanks meesleept tot het einde.

Vertaling: Maria Postema

d324eba74bfed36592b65365a67444341587343
Ischa Meijer behoort voor mij tot een klein gezelschap oorspronkelijke televisiemakers met een eigen signatuur. Je houdt er van of niet, maar voor mij maakten ze televisie die het waard was om naar te kijken. Boudewijn Buch en Theo van Gogh behoren er ook toe. Ik vond lang niet alles goed, maar er gebeurde altijd wat. Eigenlijk heeft het nog lang geduurd voordat ik I.M. van zijn partner Connie Palmen las.

Zij ontmoeten elkaar voor het eerst als Ischa Connie interviewt. Enige tijd later komen ze elkaar toevallig tegen en met deze regels begint het boek:

Hij sluit de voordeur van de Reestraat af als ik vanaf de Prinsengracht de hoek om kom. We blijven allebei verstard staan, kijken elkaar aan en zeggen niks. Hij wou naar mij toe en ik naar hem, dat weten we. Zonder me van tevoren te waarschuwen wijkt mijn kringspier uit elkaar en ik doe het in mijn broek. Tegenover me spreidt hij zijn benen, grijpt naar zijn kont en roept verbaasd uit dat hij in zijn broek heeft gepoept.

Dan zit je er wel meteen lekker in, zeg maar. Ze ontmoeten elkaar en laten niet meer los. Het is een heftige verhouding, waarin Ischa genadeloos maar ook zeer liefdevol wordt neergezet door Connie. We kennen allemaal de verhalen over zijn hoerenlopen, de ontrouw, zijn vileine kanten, maar ook zijn onzekerheden, zorgzaamheid, angsten en verdriet worden niet verdonkermaand. Het valt me op dat Connie zich met huid en haar overlevert aan Ischa en meestal accepteert wat hij doet. Af en toe geeft ze even stevig tegengas, maar eigenlijk kan ze geen minuut meer zonder hem.

Het boek gaat over hun vele reizen naar de Verenigde Staten, het gaat over zijn alomtegenwoordige ouders, het gaat over hun werk. Connie wordt woest als Ischa persoonlijke ontboezemingen schaamteloos in zijn column De Dikke Man opneemt. Het is fascinerend om te lezen hoe hij het voor elkaar krijgt om het toch te mogen publiceren.

Het zijn twee mensen die ongelofelijk gek op elkaar zijn en elkaars kuren verdragen, omdat ze niet anders kunnen. Hoe het afloopt is duidelijk, en daardoor des te schrijnender als je het boek leest. Daarom als citaat de laatste regels van het boek (niet lezen als je er nog aan wilt beginnen), voor het prachtige In Memoriam dat daarna nog volgt;

“Jij vindt toch ook dat we goed bij elkaar passen?”
“Ja.”

“Ik ook”, zegt hij. “Weet je waaruit ik dat onder meer kan opmaken?”
Al zou ik het weten dan zou ik het nog niet zeggen, want ik hoor hem veel te graag praten en zoiets beweren als wat hij nu zegt, dat hij houdt van Amsterdam, maar dat hij iedere keer weer een beetje treurt om het einde van onze reis.

Later zal ik juist dit moment aangrijpen in mijn herinnering om mijzelf de kwelling aan te doen van het onvoorstelbare, om de pijn te hebben van de onwetendheid van het getal van de tijd waarin ik verkeer, omdat het me dan nog ontbreekt aan de gruwelijke kennis dat hij vanaf dat moment nog maar driemiljoenzeshonderddrieënveertigduizendtweehonderd seconden, nog maar zestigduizendzevenhonderdtwintig minuten, nog maar duizendtwaalf uren, nog maar tweeënveertig dagen zal leven.

Interview van Ischa Meijer, de eerste liefde van Connie Palmen, met Hans van Mierlo, de tweede liefde van Connie Palmen. Beiden inmiddels overleden.

9023476069.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Het voorstel voor de eerstvolgende boekbloggersbijeenkomst was, om De onwaarschijnlijke reis van Harold Fry te lezen van Rachel Joyce. Geen straf, het is een mooi boek.

Eigenlijk moet ik helemaal niet zoveel over dit boek vertellen. Niet omdat ik niets wil weggeven, maar het is een op het oog simpel verhaal. Harold, een eenvoudig man met een eenvoudig bestaan, krijgt op een dag een brief van een oud-collega. Ze woont aan de andere kant van Engeland en schrijft dat ze terminaal ziek is. Harold schrijft haar een brief en wil deze posten. Alleen loopt hij de brievenbus voorbij. En hij blijft lopen. Naar de andere kant van het land, naar zijn oud-collega.

Voilà, dit is het gegeven. Dan ontvouwt zich een mooi verhaal over Harold. Het gaat over zijn leven met zijn vrouw, Maureen, en hun zoon, David. Het gaat over zijn leven. Geen groots leven, alles leek slechts marginaal. Het gaat over zijn oud-collega Queenie en zijn baas op de brouwerij waar hij heeft gewerkt. En Harold loopt. Op bootschoenen en met stropdas. Geen telefoon, geen kaart, maar hij loopt.Harold denkt na en realiseert zich iets:

Hij begreep dat hij niet alleen wandelde om te boeten voor zijn fouten, maar dat het ook zijn missie was om de vreemdheid van anderen te aanvaarden. Voor hem als passant lag alles open, niet alleen het landschap. De mensen zouden zich vrij voelen om te praten, en hij was vrij om te luisteren. En om een stukje mee te dragen op zijn tocht.

Ja hoor, een boek met “lagen”. Toch houd ik er van. Je kan onbekommerd met Harold meelopen en hopen dat hij zijn doel haalt. Je kan het ook naar een ander plan trekken en nadenken over begrip voor anderen, acceptatie, bewondering en volharding. U doet maar. Harold krijgt te maken met begrip, maar ook met scepsis. Hij krijgt volgelingen die hij ook weer verliest, er zijn pieken en dalen.

Tussendoor volgen we zijn vrouw, Maureen, die thuis zit. Met haar gevoelens over de man waar ze al jaren langsheen heeft geleefd, maar die nu iets presteert. Uiteindelijk gaat ze hem met buurman Rex opzoeken:

De kilometers schoten voorbij, maar ze zag ze nauwelijks. Ze wist dat ze onsamenhangend aan het praten was, alsof de woorden die ze uitsprak slechts het topje van de enorme ijsberg van gevoelens eronder waren. Stel dat Harold haar niet wilde zien…
‘Maar als je het nu eens mis hebt, Rex?’ zei ze…’Kan ik hem niet beter schrijven? Wat vind jij?…’
Toen er geen antwoord volgde, wierp ze een blik op Rex en vond hem er nogal bleekjes uitzien. ‘Voel je je wel lekker?’ Hij knikte kort, alsof hij zich niet durfde te bewegen. ‘Je hebt drie vrachtwagencombinaties en een bus ingehaald,’ zei hij. ‘Op een eenbaansweg.’

De echtelieden ontmoeten elkaar inderdaad. Of dat goed afloopt laat ik in het midden. Of Harold zijn wandeling afmaakt ook, maar het boek is de moeite waard. Loop eens een stuk mee met Harold, maar laat hem een beetje. Dat is het beste.

Vertaling: Janneke Zwart