Nadat hij de Nobelprijs voor de Literatuur won, bestelde ik maar snel wat titels van Mario Vargas Llosa. Met schaamrood op de kaken, natuurlijk. Ik kende de naam, maar nog geen letter gelezen van hem. Ter kennismaking eerst De jonge honden van Miraflores.
Het boek is een samenstelling van vroeg werk van Vargas Llosa. Het begint met de novelle Los cachorros (De jonge honden van Miraflores) en er volgen nog wat verhalen uit de bundel Los jefes (Bazen). Eerst de novelle. Hoofdpersoon is Piemeltje Cuéllar. Hij maakt deel uit van een vriendengroep, tot hij op een dag door een hond gebeten wordt daar waar mannen niet gebeten willen worden. Dat valt hem niet mee. Geruchten over het verlies van zijn mannelijheid verleiden hem tot roekeloos gedrag. Zijn vrienden gaan door in het leven, studeren, krijgen een vriendin, maar Piemeltje (de vertaling zal kloppen, maar het klinkt ridicuul) blijft alleen. Zijn kuren worden steeds gekker en dat wordt zijn noodlot. Mooi is de vertwijfeling en wanhoop, als Piemeltje wel een meisje wil vragen, maar het niet doet:
Maar de weken gingen voorbij en wij vroegen wanneer Piemeltje? en hij, morgen, had nog geen besluit genomen, morgen zou ie’t haar vragen…Toen begon ie die inzinkingen te krijgen: ineens smeet ie zijn keu tegen de grond aan het biljart, jongen vraag het ‘r nou! en dan begon ie tekeer te gaan tegen de flessen of de sigarettenpeuken, en zocht ie met iedereen ruzie of dan sprongen de tranen hem in de ogen, morgen, deze keer zou ’t echt gebeuren, dat zwoer ie bij God…
Het gebeurde niet. Ook de andere verhalen in het boek gaan over mannen of jongens die iets willen of moeten bewijzen. Een afgesproken vechtpartij, een zwemwedstrijd na tien bier in een donkere zee, een wraakneming op wat een zus is aangedaan. Het zijn allemaal korte, aangename verhalen met een licht cynische ondertoon. Het smaakt naar meer en gelukkig staat dat al in de kast.
Vertaling: Michiel Tjebbes