archiveren

Verhalen

In goed en kwaad is het verzameld werk van F. Harmsen van Beek. Nu heb ik van haar net de biografie gelezen en dat helpt erg bij het lezen van haar werk. Het verzameld werk bevat gedichten, korte verhalen, artikelen en tekeningen. Haar werk kenmerkt zich vooral door het ongebreideld spelen met taal. Ze heeft lak aan allerlei conventies, grammatica of zinsbouw en tijdens het lezen gaat u van alles niet begrijpen.

Dat geeft niet. U dient het gewoon te ondergaan, geef u eraan over en dan is het genieten. De biografie helpt wel want biografe Maaike Meijer doet een aantal dappere pogingen het werk nader toe te lichten en zo is het ook een klein feest der herkenning.

Zo is er al de titel van haar debuutbundel, Geachte muizenpoot en achttien andere gedichten. Muizenpoot is een koosnaam die Frederike ooit toebedeeld kreeg maar die ze ging gebruiken voor haar toenmalige geliefde Peter Vos. Een aanhef die afstand schept en tegelijk lief klinkt. Bekend is ook het gedicht Goede morgen? Hemelse mevrouw Ping dat ze schreef aan haar neerslachtige poes, ter vertroosting bij het overlijden van zijn gebroed. Prachtige woorden gebruikt ze als radarbesnorde, dubbelgepuntmutste, mevrouwogige poezin.

De poëtische avonturen van Polsmofje en het poesje Fik verdienen ook wel enige uitleg. Het poesje Fik (met hondennaam) vertelt over haar meesteres Polsmofje die dronken en ziek uit het café komt maar toch herrijst. Wellicht begrijpt u het als Collodi de harlekijn astrant deed wezen dat dit over Pinokkio gaat maar ik moest het even opzoeken. Een mooie vondst vind ik het strandleven dat ontstaat aan de zee van tranen van Polsmofje.

De eerste korte verhalen hebben een wat unheimisch karakter. Wat knaagt? Gaat over, juist, iets dat knaagt. Wat? Lastig te zeggen maar het is er en het knaagt, dat is zeker. Uiteindelijk is het thema van het verhaal vergankelijkheid en slopend verlies. Heel anders is het verhaal Het taxivarken. Het voert te ver om dat weer te geven maar stapt u niet zomaar in als er voorin een taxivarken ligt, dat is duidelijk. De verhalenbundel Neerbraak is vervolgens een oefening in tederheid;

Een duizendpoot zag ik, in de badkamer, waar zo’n dier natuurlijk niet hoort, en gratie Gods dat is tederheid, zo’n duizendpoot die zijn toch al zo geringe gewicht verspreidt over al die voetjes.

Ook het verhaal Als kind aan huis over een beul en zijn beroep is mooi maar het verhaal Voor je verjaardag dat ze schreef voor geliefde Rutger Coucke is hilarisch en begint als volgt;

Een konijn, een wit konijn, leefde op een kasteel, omringd door kachelpijpen (zonder kachels er aan vast), gebroken stoelleuningen (zitplaatsen er van af) en theekopjes zonder oren.
Maar het konijn klaagde niet, het had het nergens over. Het dronk geen thee maar uit een fles, die bestelde het iedere dag bij de melkboer. Dan weer eens chocomel, dan weer eens pils, dan weer eens sevenup, en daar was hij nog het gelukkigst mee, omdat er op stond: it likes you.

Gaat u het vooral lezen, het wordt nog veel gekker en het deed mij denken aan de verhalen van Rob van Essen. Niet omdat ze zozeer op elkaar lijken als wel door het schrijfplezier dat er van af spat. Vooruit, ik geef u ook het begin van het verhaal Ingeburgerd mee, omdat het zo leuk is;

Op reis zijnde, kom ik opeens bij een grenskantoor terecht van een land dat daar volgens mijn overigens dus nogal beperkte topografische inzichten, volstrekt niet behoort te liggen. Ik spreek mijn bevreemding uit tegenover de man achter het loket.
‘Dat klopt, ouwe,’ zegt opgewekt de beambte die er zelf met zijn oude-veldsla-achtige voorkomen uitziet als het begin van een weinig goeds voorspellend akkertje, zo’n akkertje als men wel liggen ziet langs de spoorrails, terzijde van die kleine kartonnen huisjes waarop men vaker de getallen 13, 8 en 27 kan opmerken dan bijvoorbeeld 4, 9 of 61, zonder dat ooit duidelijk wordt waarom dit zo is.

Dit soort verhalen mogen van mij eindeloos doorgaan. Dat gaan ze helaas niet maar er staat meer moois in het boek. De artikelen zijn ook de moeite waard, zoals het gesprek met de autocoureur Maurice Trintignant. Het is een mooie parodie op de sportjournalistiek.

Natuurlijk staat haar eerst gepubliceerde gedicht erin met de titel (Dit is de stem van mijn worgengel:). Jawel, de haakjes en dubbele punt horen erbij. Een deel ervan:

kom
kom bij mij
kom in tot mijn
bekommering, kom in
mijn koele, kale kamer,
de verlaten kamer waar de
valse vleugels van gazellen
gazig zijn aan glas en
lig

Lastig? Jawel maar ook erg mooi en in de biografie wordt uitgebreid bij de betekenis stil gestaan. Makkelijker is het gedicht Déjeuner sur l’herbe als provocatie geschreven op een romantisch gedicht van Rutger Kopland. Waar Kopland het teder heeft over zacht en dichtbij onder een appelboom zitten, maakt Harmsen van Beek er dit van;

Appelboompje

Hoewel wij het nooit eronder deden,
zo dicht aan de straat:
ik beklaag mijn appelboompje niet.
Omdat toch wel degelijk
mijn heilige kater,
die zonder ballen.
beneden het zat,

Enzovoort. Ik houd ervan en dit werk van Harmsen van Beek is een prettige ontdekking in het literaire landschap.

12d4abe9e565eae59764b797a41444341587343_v5
Guy de Maupassant (1850-1893) heeft talloze verhalen geschreven die in acht mooie delen zijn uitgegeven dooor uitgeverij L.J. Veen, allen vertaald door Hans van Cuijlenborg. Die verhalen beslaan de periode 1875-1891 en Op een lenteavond is het eerste deel, over de jaren 1875-1881.

Dit deel telt 331 pagina’s voor 20 verhalen. Daar zitten hele korte verhalen bij en het langste verhaal telt 56 pagina’s. Van alles wat en het is een plezier om te lezen. Gelukkig is dat ook meteen mijn criterium en hoef ik geen uitspraken te doen of dit nu wel of geen literatuur is (ik vind overigens van wel, dus doe het toch). Anderen dachten daar anders over. Hoewel Maupassant altijd verdedigd is door grootheden als Émile Zola, Albert Camus en Georges Simenon, zouden verfijnde taalkunstenaars als Edmond de Goncourt en Paul Claudel hem nooit als literator erkennen. Vertaler Van Cuijlenborg over Maupassant;

Het vertalen van Maupassant, aldus Van Cuijlenborg, lijkt op het spelen van Mozart, ‘schijnbaar simpel, maar daardoor juist verraderlijk. Maupassant is een orale verteller die zijn verhalen ook heel goed kan opschrijven…Het vertaalwerk is emotioneel aangrijpend. Ik moet soms letterlijk wenen bij het vertalen.’

Wat het lezen van die verhalen zo leuk maakt is dat we in allerlei milieus en op allerlei plaatsen terecht komen. Soms onder studenten, soms onder professoren, soms bij een boerengezin, soms in Parijs, soms in Normandië, vaak onderweg zij het in de diligence of varend over de Seine. Een prachtig verhaal is dat over Doctor Heraclius die een manuscript ontdekt over de zielsverhuizing, ofwel reïncarnatie. Hij raakt hiervan in de ban en haalt een aap in huis waarvan hij wil weten hoe deze is gereïncarneerd. Aanvankelijk gelooft hij dat de aap de oorspronkelijke auteur is van zijn manuscript, vervolgens denkt hij dat hijzelf het was in een vorig leven, tot hij in een gesticht wordt opgenomen waar nog iemand zit die claimt het werk geschreven te hebben.

Reuzelpotje is ook een pareltje en meteen een rechtse directe naar de hypocriete burgerij. De naam is van een mollige dame van vederlichte zeden die op een lange tocht haar eten deelt met de rest van de diligence. Als ze bij een herberg aankomen mogen ze niet doorreizen tot Reuzelpotje het bed deelt met een Pruisische officier. Ze wordt hier door haar medepassagiers toe gedwongen en ze kunnen door, maar;

Niemand keek haar aan, niemand dacht aan haar. Ze voelde zich verdrinken in de minachting van die eerzame schoften die haar eerst hadden opgeofferd, om haar daarna als iets smerigs en onbruikbaars te verwerpen.

Het is dus niet aleen vrolijkheid in de verhalen en het taalgebruik is soms behoorlijk direct. We zien ontrouwe kerels, sterke vrouwen, maar ook ontrouwe vrouwen; als Madeleine, de vrouw van Paul ligt te rotzooien met dikke Pauline, weet Paul niets beters te doen dan zich te verdrinken in de Seine. In een eerder verhaal bleef een schipper met zijn anker al steken achter een verzwaard lijk. Genoeg drama dus. Gelukkig zijn niet alle doden even dood. Als moeder en oma overlijdt en keurig boven ligt opgebaard komt Marie-Louise naar beneden;

Ze gooide totaal van streek de deur open…en buiten adem stamelde ze: ‘Mama, papa, grootmoeder is zich aan het aankleden!’
Caravan sprong zo plotseling overeind dat zijn stoel tegen de muur rolde. Hij stamelde; ‘Wat zeg je? Wat zeg je daar?’
Maar Marie-Louise, die stikte van aandoening, herhaalde: ‘Groot…groot…grootmoeder kleedt zich aan…ze komt zo naar beneden.’

Laten ze net de klok en de mooie kast van grootmoeder al veilig gesteld hebben. Gedoe dus maar erg vermakelijk om te lezen.

Er zijn te veel verhalen om op te noemen, alleen Huize Tellier wil ik u niet onthouden. Een huis van plezier in een dorpje dat op slot gaat, omdat de madame naar de communie van haar nichtje moet. Alle (meest getrouwde) kerels weten even niet waar ze het moeten zoeken. Ze neemt namelijk alle dames mee en die zetten prompt het hele dorp waar de communie gehouden wordt op z’n kop. Tot de viering begint en alle dames zo geroerd zijn dat ze en masse beginnen te huilen en de hele kerk hierin meenemen.

De verhalen lezen prima door en de vertaling lijkt me dik in orde, maar ik ben af en toe benieuwd naar het origineel, zeker als ik zo’n stuk lees;

En hij maakte een grapje over het woord ‘dol’ waarmee de twee pinnen worden bedoeld die de riemen vasthouden, door te zeggen dat de roeiers er nooit zonder dollen op uit gingen.

Waar het Franse woord voor ‘dol’ dus ‘tolet’ is en ik niet zou weten hoe dit in het Frans terug te vertalen. Ieder zijn vak, zeg maar.

Ik heb gelukkig nog een paar delen te gaan, het is voor mij weer een fijne ontdekking in het Franse literaire landschap.

Vertaling; Hans van Cuijlenborg

 

9025458920.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_

Mensje van Keulen heeft met haar verhalenbundel Ik moet u echt iets zeggen de Maarten Biesheuvelprijs 2021 gewonnen. Ongekend natuurlijke dialogen en geraffineerde plots waren de voornaamste redenen om de prijs toe te kennen en daar was ik best benieuwd naar.

Het is een dun boekje van 165 pagina’s met 9 verhalen dus je bent er zo doorheen, maar lees het niet te snel. De verhalen zijn inderdaad de moeite waard. Het leuke aan de verhalen is dat het om alledaagse mensen gaat in alledaagse situaties. Ze maken min of meer herkenbare dingen mee, maar de twist zit op het eind en dat geldt eigenlijk voor alle verhalen.

Iedereen heeft wel eens iets in huis verloren, maar voor Simone, door haar man ‘Siempje’ genoemd, gaat het om haar ring. Maar is hij wel in huis verloren? Het kan ook in de supermarkt geweest zijn. Man Patrick helpt mee;

Hij mocht van de medewerker, die hem met gefronste wenkbrauwen succes wenst, bij de kassa een post-it onder het scherm naast het pinapparaat plakken.
‘Laten we, terwijl we de andere briefjes ophangen, zelf ook nog zoeken, Siempje, vooral op de groente-afdeling.’
‘Ik wil naar huis, alsjeblieft, laten we snel naar huis gaan.’
‘We moeten toch even zien of de mensen de briefjes lezen en of ze reageren, het is eigenlijk wel een aardig experiment.’

Een herkenbare situatie, maar de afloop laat zich niet raden en dat is mooi. Dat geldt ook voor Bob, die op rekening bestelt in de bar. Iedereen kent Bob, behalve het meisje achter de bar. Dat maakt niet uit, de allerlaatste zin van het verhaal doet het hem en die ga ik hier niet weggeven.

Ook de moeder die een brief dicteert aan de rechter heeft een verhaal. Haar zoon Joey is een moordenaar en de dood van zijn oma heeft hem net dat zetje gegeven om zo te worden;

De enige om wie Joey leek te geven was zijn oma. Hij ging steeds vaker bij haar langs. Ze gaf hem geld, dat natuurlijk ook. Maar toch, er was iets. Hij deed haar boodschappen en dankzij die kooklessen kookte hij ook voor haar. Het leek even rustig, maar ze kreeg een heel gemene kanker en toen ze doodging is het rietje, waardoor hij nog net een beetje de wereld in keek, geknapt.

Uiteindeljik verdedigt zij niet haar zoon maar zichzelf. Wie ook voor zichzelf opkomt is de aankomend politica die een paar mannen laat langskomen voor een seksdate. Tegelijk. Een stopwatch ernaast en aan de slag. Maar daar heeft ze een reden voor; gaat u het vooral lezen.

De tekst op de binnenflap zegt dat de waarheid soms als een mokerslag komt maar soms subtiel onthuld wordt. Ik houd van beide en die laatste wordt mooi beschreven in het verhaal Meneer Harry, voor wie zich afvraagt waarom hij bij de zustertjes zit;

Mijn broers noemden me vroeger niet voor niets een duikelaar: waar ik ook viel, ik sprong weer op. Tot dat moment waarop een donkere golf in mijn hoofd me verdoofde. Ik bleef volkomen bij terwijl de kracht uit me vloeide  en even een weldadige stilte bracht. Sindsdien maak ik gebaren met mijn linkerhand en glimlach naar de zustertjes en de meesten glimlachen terug.

Misschien gaan subtiliteit en mokerslag hier wel hand in hand. Ik vind het mooi om te lezen. Ik denk ook nog even aan de weduwnaar die als toneelmeester naar zijn werk moet maar aan de praat wordt gehouden door een dame uit zijn straat. Des te groter is zijn verbazing als hij diezelfde dame tegenkomt in de zaal tussen het publiek van de cabaretier. En ook dan is ze niet stil.

Laat ik maar niet meer weggeven. Het zijn stuk voor stuk verhalen die knap in elkaar zitten en die ik met plezier gelezen heb.

9025464122.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Een man met goede schoenen is een verhalenbundel van Rob van Essen. Van Essen heeft deze verhalen in de afgelopen zes jaar geschreven en deels eerder gepubliceerd in De Gids, het NRC Handelsblad of op zijn eigen blog. Het zijn twintig verhalen in 254 pagina’s, dus dat leest prettig door.

Wat moet ik hier nu over vertellen? Het zijn in ieder geval verhalen zoals ik ze nooit eerder gelezen heb en ik vind ze prachtig. Ik heb het afgelopen jaar de verhalen van Maarten Biesheuvel gelezen en daar heb ik echt van genoten, maar dat heb ik dus ook van deze verhalen. Waar zit hem dat in? Dat ga ik proberen uit te leggen.

Van Essen schrijft verhalen die ogenschijnlijk normaal beginnen. Normale mensen in normale situaties. Maar geen enkel verhaal is normaal. Ieder verhaal krijgt een bijzondere, soms absurde wending.

Hoe reageer je als je in de supermarkt ziet dat iemand exact hetzelfde als jij hebt gekocht en het in dezelfde volgorde op de band heeft gelegd? Waarom neem je een zwerver in huis en knipt en schrobt hem tot hij piekfijn in orde is? Misschien is dat nog te volgen, maar in het verhaal De therapeut bezorgde Van Essen mij echt een ervaring door een wending die ik niet had voorzien en mij bedacht ‘wat is hier nou aan de hand?’. Dat ga ik u niet verklappen, maar het gaat om David die gesprekken voert bij een therapeut, met hem moet meerijden naar zijn geboortedorp en dan een eind voor dat dorp wordt afgezet om naar zijn geboortehuis te lopen. Als hij daar aankomt en naar binnen kijkt…heel apart…en dat is het mooie aan dit boek, er gebeuren dingen die de verteller niet begrijpt, maar wij dus evenmin.

Stelt u zich eens voor dat er iemand bij u aanbelt en die besluit bij u te blijven. En u en uw wederhelft gaan hier in mee, ondanks het feit dat deze jongeman ’s avonds laat met een tamboerijn op de gang een hoop herrie maakt. Voorstelbaar? Toch gebeurt het in De lastigste logé sinds tijden.

U zit op een terras bij een café en kijkt naar een man die een jenevertje drinkt. Als hij klaar is, weet u nog niet dat u hem de rest van de avond gaat volgen…dergelijke zinnen gebruikt Van Essen trouwens ook in zijn verhalen en ook die houden de aandacht vast;

In Bier van Hier zaten Joost en André aan een tafeltje bij het raam. Ze keken uit op de plek aan de rand van het Sarphatipark waar Scipio zou worden doodgeslagen. Er stond nog geen monumentje, want Scipio leefde nog, hij stond naast me.

Lang niet alles wordt verklaard. Waarom jongens eerst vijftien kilometer naar school moeten fietsen en na een bezoek aan de kruidenier met een paar minuten op school zijn, moet u vooral zelf gaan lezen. Bijzonder is ook het verhaal van de man die iedere dag een vaste wandeling maakt. Als hij een keer van zijn route moet afwijken komt hij in een buurt terecht waar men hem kent, en waar hij de buurt kent. Hij gaat zelfs met de buurtbewoners naar zijn graf kijken. Vreemd? Lees het maar.

Net zo fascinerend is het verhaal over de man in een revalidatiecentrum. Aangereden door een dame die is doorgereden na het ongeluk. Alleen zit zij ook in dat centrum, in een rolstoel. Vreemd? Jazeker, maar dit maakt echt dat ik maar blijf doorlezen in dit boek.

Hoe is het nu te vatten hoe dat werkt, die wendingen in een verhaal, zonder teveel prijs te geven? Misschien door te citeren uit het korte verhaal De man die weer naar buiten wilde. Een man loopt over de Reguliersgracht en loopt voorbij een donkergroene deur van een pand;

Achter de donkergroene deur van het pand waar ik langsliep, hoorde ik geklop. ‘Binnen!’ riep ik joviaal. De deur werd geopend en er stapte een magere man naar buiten. Hij droeg een grijs pak en een loshangende regenjas.

‘Ja?’ vroeg hij aarzelend.
‘Goedemiddag,’ zei ik opgewekt, ‘ komt u verder.’
De man daalde de stenen treden af en keek om zich heen. ‘Hier woont u?’ vroeg hij.
‘Hier woon ik,’ knikte ik.
‘Ruim,’ zei de man terwijl hij naar het water en naar de wolken keek.

Als u denkt dat dit vreemd is dan is er nog het verhaal over de jongen in de boekhandel die met een klant meegaat om zijn boeken tot zijn huis te brengen, en zich even later afvraagt hoe hij kan ontsnappen aan zijn leven om met andere jongens metro’s schoon te maken die niet komen voorrijden zoals u en ik gewend zijn. Ik ga het ook verder niet uitleggen, lees het allemaal zelf maar, het zijn prachtige verhalen.

FullSizeRender
Verhalen van liefde, waanzin & dood van de Uruguayaanse schrijver Horacio Quiroga (1878-1937) is een bundel van 10 verhalen, waar je in zo’n 120 pagina’s al doorheen bent. Ik was door Jeroen Brouwers op die bundel gewezen en het was een plezier om hem te lezen. Hoewel, plezier? De titel doet wellicht anders vermoeden, dus ik licht het toe.

Horacio Quiroga heeft het aardig voor de kiezen gekregen in zijn leven. Zijn vader doodde zichzelf per ongeluk op een familie-uitje. Twee van zijn broers overleden jong en zijn stiefvader pleegde zelfmoord. Hij schiet zijn vriend per ongeluk dood als hij het duelleerspistool van die vriend controleert. Uiteindelijk pleegt hij ook zelfmoord, net als na hem zijn oudste dochter en zoon.

Ziedaar de basis voor dit boek en de titel die ik dit stukje meegeef. In negen van de tien verhalen gaat er iemand dood en dat is het centrale thema in veel van Quiroga’s werken. Ze spelen zich af in de ruige natuur waarin hij zelf ook gewoond heeft. De dood kan er ieder ogenblik toeslaan, in wat voor vorm dan ook.

Quiroga schreef wat romans, kinderverhalen en poëzie, maar hij was de onbetwiste meester van het korte verhaal. Hij schreef er meer dan 200 en de vertaler heeft met deze 10 verhalen de, naar eigen zeggen, mooiste verhalen bijeengebracht.

Wat te denken van het gezin met vier idiote zonen en een gezonde dochter. Een prachtig verhaal waarin de zonen getuige zijn van het slachten van een kip. Dat is meteen slecht nieuws voor de dochter, die voor hun ogen op een muur wil klimmen;

Maar er was leven gekomen in de blik van de idioten; in hun starende pupillen lag nu een identiek, hardnekkig licht…Traag liepen ze naar de muur…Beneden joegen de acht ogen die in de hare priemden haar angst aan…

Een sterk verhaal is ook De zonnesteek, waarin de honden van Mister Jones zijn dood voorvoelen en De Dood ook zien. Of de man die op een adder trapt en tegen beter weten in hulp probeert te zoeken met zijn kano. Of die man die iedere dag op zijn grond dezelfde routine doet, behalve die dag dat hij per ongeluk in zijn machete valt die in zijn buik dringt;

Wat is er dan aan de hand? Is dit niet gewoon, net als anders, het einde van de ochtend in Misiones, in zijn oerwoud, op zijn grasweide, op zijn dun beplante bananenplantage? Zonder twijfel!…Er is niets veranderd, niets. Alleen hij is anders. Sinds twee minuten heeft zijn wezen, niets meer te maken met de grasweide die hij zelf in vijf achtereenvolgende maanden met zijn hak heeft gemaakt; noch met de bananenplantage…Noch met zijn gezin. Op bruuske, natuurlijke wijze is hij weggerukt door een glimmend stuk schors en een machete in zijn buik.

Ook prachtig, of triest zo u wilt, de weduwnaar wiens enige zoon alleen gaat jagen in het oerwoud. U raadt het al, alleen hallucineert de man dat het goed afloopt. Prachtige verhalen die je in een avondje uitleest en waar ik dan toch plezier aan beleef.

Vertaling; Maarten Steenmeijer

 

fullsizerender
Ik schaf weinig boekjes aan uit de 19e eeuw, maar de aanschaf van Drie Novellen van Elize Baart had een reden. Dat staat hier uitgebreid beschreven, dus laat ik hier ingaan op het boekje zelf.

De schrijfster is 24 jaar als dit boekje in 1878 wordt uitgegeven. Het is een jaar voor haar dood. Het telt 151 pagina’s en de novellen Lucien, Graaf de Lomonde, Als kinderen en als menschen en Mariëtte. Nu ben ik weinig bekend met de 19e eeuwse literatuur, maar het lijkt mij opgeschreven door een kind van haar tijd. Hoogromantisch, vol pathos en drama en het las nog eens lekker weg ook.

Lucien is een verwende graaf die zijn oog laat vallen op Marianne, de stiefdochter van zijn trouwe tuinman Govert. Zij vertrekt met de graaf naar Brussel, waar zij een kind van hem krijgt. Liederlijk als hij is laat Lucien al snel zijn oog op een andere vrouw vallen en vergeet Marianne. Marianne verliest haar zinnen en belandt in het gesticht, hun kind overlijdt. Als Lucien terugkeert op zijn kasteel bezoekt een aanvankelijk wraakzuchtige Marianne hem op zijn sterfbed;

Ze staarde op het lijk. Wie zal zeggen wat er in haar ziel omging? – Ze staarde, staarde, staarde tot haar oogen door tranen beneveld werden; tot haar knieën knikten en ze snikkend op het lijk neerviel, met vergeving en liefde in haar hart! De dood had verzoend wat het leven had gescheiden.

Echt bezorgd dat ik een spoiler weggeef ben ik niet, het boekje is amper meer te vinden, ik vond maar één exemplaar op internet en dat heb ik nu. Het tweede verhaal gaat over twee kinderen die samen opgroeien, Mèla en Steven. Zij in een rijk gezin en hij in een arm gezin. Hun wegen scheidden zich als zij naar Brussel gaat. Ze zien elkaar nog eens maar;

De slang der ijdelheid had haar voor ’t eerst gekust en haar van kind tot vrouw gerijpt. Maar ’t gif was nu nog zonder kwaad; ’t verruimde en ’t verwarmde nog het hart en gaf meerder levensvreugd en kracht! Het zoet ging voor; – het bitter zou te zijner tijd wel komen!

Oei, een cliffhanger ook nog. Mèla wijst Steven af en schopt het tot gravin. Later ziet ze Steven optreden als gevierd zanger. Ze heeft spijt en wil hem ontmoeten maar dat loopt niet goed af. Uiteindelijk verlaat ze haar man en al haar bezittingen om naar Steven op zoek te gaan en bij hem te blijven. Ze vindt hem terug, u voelt hem al, als lijk. Hij heeft zojuist zichzelf uit verdriet verdronken.

De laatste novelle is er net zo één. Mooie, tengere Mariëtte woont samen met grote sterke Victor in Parijs. Intens gelukkig zijn ze in hun eenvoudige huisje. Toch is er onrust in Parijs en ja hoor, Victor moet onder de wapenen. Mariëtte is ontroostbaar;

De klok der Notre-Dame sloeg langzaam en plechtig het uur van vertrek. ’t Was of hun doodsklok luidde. Ieder slag trof hen, zooals een schop aarde op de doodkist van een geliefde doode, treft. De laatste was de genadeslag. Stuiptrekkend trok ze haar handen van zijn schouders af, en viel met een kreet, die luid en schel in alle kanten van het huis weêrklonk, machteloos op den grond!

Hij vertrekt en Mariëtte, gek van verdriet, gaat hem uiteindelijk zoeken in Duitsland, waar hij krijgsgevangen zou zijn. Daar belandt ze, jawel, in het gesticht. Uiteindelijk keert ze terug naar Parijs om hem te zoeken maar vindt zijn naam op een dodenlijst. Zij gelooft het niet en struint dakloos de straten af, op zoek naar haar geliefde. Op straat zal ze ook sterven.

Voilà, een portie romantiek en ellende in kort bestek. Het zal dan wel geen hogere literatuur zijn en ik ben eigenlijk per ongeluk tot dit boekje gekomen, maar heb het met plezier gelezen.

9029505656-01-_sx450_sy635_sclzzzzzzz_
Een boek van Maarten ‘t Hart lezen is altijd een beetje thuis komen. Dat was ook zo met
De moeder van Ikabod & andere verhalen. Achttien verhalen in tweehonderddrieëntachtig pagina’s, dan weet je dat het lekker doorleest. Ik heb het grootste deel van zijn oeuvre gelezen, vandaar dat ook deze verhalen vertrouwd aandoen. Zijn stokpaardjes komen er allemaal in voor; zijn Bijbelkennis (hoewel zelf een afvallige gelovige), kennis van de natuur en van de klassieke muziek, het heeft allemaal weer een plaats.

Zo weet ik uit eerdere verhalen dat ’t Hart een platenclub heeft, waarin vrienden een klassiek werk opzetten en waarin werk en componist geraden moeten worden. Die platen haalden ze onder meer bij ambassades vandaan, zo ook de Russische. Prompt kwam er een nieuw lid de club binnen;

Blijkbaar vond de BVD het zo verdacht dat wij de ambassades uit landen aan gene zijde van het IJzeren Gordijn frequenteerden, dat ze het gewenst achtten ons met een infiltrant op te schepen…Maar hij wist niets, raadde nooit iets, doch bleef trouw komen, en nodigde ons ook gul bij hem thuis uit…Dus de infiltrant hebben wij goedmoedig geduld, en van zijn wijn hebben wij genoten.

Er staan dit keer ook wat verhalen in met wat zwaardere ondertoon, zoals het verhaal waarin hij wordt verdacht van de aanranding van een bakkersdochter, of waarin hij wordt gedwongen door een groep jongens een slager te overvallen. Dat kende ik eigenlijk niet van hem (of ben het vergeten, ik las zijn werk ongeveer twaalf jaar terug). Toch, de vrolijke en lichte toon overheerst.

Zo moet hij een Duitse filmploeg uitleggen hoe hij het spek op zijn spekpannenkoek wil hebben. Van een scharrelvarken dus, maar maak het maar eens duidelijk;

‘Het spek,’ zei ik, ‘moet dan wel afkomstig zijn van…’ En toen raakte ik in de moeilijkheden, want wat is ‘scharrelvarken’ in het Duits? Het Duitse woord voor een meisje met wie je scharrelt is Flittchen, maar was het dan Flittchen-färkelchen?

Ik hoor het hem zeggen en dat geldt ook voor de discussies die hij heeft met de voorgangster in de kerk in Warmond, die natuurlijk Ilonka de Priester heet. Hij valt in als organist op een snikhete dag en wat gebeurt er; er komt geen ziel opdagen voor de dienst. Maarten is er, de voorgangster en twee dames van de kerk. Houden we nu wel of geen dienst? De gesprekken die hij voert zijn ’t Hart ten voeten uit;

‘De dienst kan toch gewoon doorgaan,’ zei ik, ‘er zijn twee gemeenteleden en één dominee, en Jezus zegt: waar twee of drie in mijn naam vergaderd zijn, ben ik in hun midden.’…”Er is,’ zei ik jolig, ‘zo’n mooie gelijkenis van Jezus over het bruiloftsmaal, Mattheüs 22 geloof ik, er daagt niemand op bij die maaltijd en dan zegt de koning: ga naar de kruispunten en sleep iedereen vandaar naar binnen. Wat let ons om dat ook te doen’…

Een heel prettig boek om te lezen en als klassiek muziekliefhebber doe ik weer een paar mooie tips op.

9072603877-01-_sx450_sy635_sclzzzzzzz_
Een boek met 335 zeer korte verhalen in 657 pagina’s. Dat moet lekker weglezen, zo dacht ik in mijn vakantie. Toch wist ik in eerste instantie niet goed raad met dit boek, Vijf bijlen van A.L. Snijders.

Het las namelijk helemaal niet zo snel weg. De verhalen zijn kort, soms zeer kort, maar niet altijd rechttoe, rechtaan. Ik moest even wennen aan de schrijfstijl. Mede daarom heb ik toch mijn tijd genomen en er anderhalve maand voor uitgetrokken. Met resultaat.

Waar zit hem dat nu precies in? De verhalen van Snijders zijn, anders dan columns die vaak over een concreet onderwerp gaan, meer meanderende gedachtestromen. Soms begint een verhaal heel concreet, maar komt er meteen een gedachte vrij;

Mijn jongste zoon heeft een vriendin (zou ik ook  kunnen schrijven ‘zijn vriendin heeft mijn jongste zoon’?)

Terwijl de auteur heel goed weet dat hij dat mag schrijven, want elders geeft hij aan dat dat precies is wat hij doet. Er hoeven geen diepe lagen te zijn, het mag aan de oppervlakte, zijn verhalen zijn wat ze zijn.

Toch volg ik hem niet altijd, wat overigens prima is. Ik lees ook poëzie die ik niet altijd kan duiden. Zo presteert hij het om in het verhaal Droog Brood (18 regels) te verhalen over een jongen, die werkt op een flessenfabriek (op?) maar gaat reizen naar China, met oversteek naar Tasmanië. Weinig geld heeft hij, hij eet veel droog brood. Even later bevinden we ons bij de kassa van Casino Géant in Nevers waar iemand een Senseo-apparaat (Nederlandse uitvinding) staat af te rekenen, waarbij de makers van de documentaire Hiroshima mon amour Nevers beschouwen als het middelpunt van Frankrijk én van Franse burgerlijkheid. Bent u er nog?

De verhalen staan vol van die twisten en kronkelingen. Na verloop van tijd raakte ik gewend en werd echt benieuwd naar het volgende verhaal. Soms grijpen de verhalen terug op elkaar. Het zijn uiteindelijk autobiografische verhalen, waar ik eerst dacht te maken te hebben met louter fictie. Om een indruk te krijgen van de stijl, neem ik een prachtig verhaaltje op dat mij na aan het hart ligt qua onderwerp;

ARGUMENT

In een ziekenhuis in Deventer rijdt een benauwde jongeman van 31 jaar in een rolstoel. Hij heeft een ziekte die zijn longen opvreet, hij weet al 20 jaar dat hij jong zal sterven. Op zondag mogen de gelovigen naar de ziekenhuiskerk. De meeste patiënten op de zaal van de jongen bezoeken de dienst, hijzelf gaat niet, hij gelooft niet in God. Zijn argument: er zijn zoveel klootzakken die oud worden.
  Ik vind het een eenvoudig en goed argument, zakelijk en praktisch, zoals een goed stuk gereedschap. Dat Gods wegen ondoorgrondelijk zijn, vind ik ook mooi, maar meer iets voor de poëzie, niet geschikt voor het dagelijks leven.

8bd185406dff5da596d43756b41444341587343
Ik werd door Joost Zwagerman gewezen op het boek Verlost van vleselijke verlangens van Nathan Englander. Daarin sprak hij over een verpletterend openingsverhaal, duizelingwekkend resultaat en onnavolgbaar verhaal. Dan wordt ik nieuwsgierig en ik schafte mij het boek aan.

Ik ga niet helemaal mee in de superlatieven van Joost, maar het zijn mooie, korte verhalen. Negen verhalen binnen 200 pagina’s, allen gesitueerd in een joods-orthodox milieu, op verschillende plaatsen in de wereld en steeds tegen een andere achtergrond.

Het verhaal waar Zwagerman zo lyrisch over was gaat over de laatste dagen van een groep krijgsgevangenen die allen op hun executie wachten. Lastig om dat in een kort verhaal te wurmen, maar Englander doet dat en slaagt ook wat mij betreft. Niet alle verhalen bekoren mij. Ik zit mij nog steeds een beetje af te vragen wat de pointe is van het verhaal De Hereniging over een aantal psychiatrische patiënten, maar een aantal andere verhalen zijn prachtig.

Zo is er de witbebaarde chassied die ontslagen wordt als freelance joodse kerstman of de Amerikaan die in een taxi ineens bedenkt dat hij joods is, daarmee zijn vrouw tot wanhoop drijvend;

‘Ik doe je wat,’ zei ze. En hoewel ze kleiner was, had ze hem al overeind gezeuld. Charles liep achter haar aan naar de vestibule.
‘Wat is dit?!’ gilde ze, terwijl ze de deur openrukte.
‘Een mezoeza,’ zei hij. ‘Als je dat tenminste bedoelt.’ Hij wees op een klein metalen kokertje dat aan de deurpost was gespijkerd. ‘Dat moet ik hebben,’ zei hij. ‘Ik moet het kussen.’

Men tracht het uit te praten met rabbijn en psychiater boven een kosjere maaltijd en of dat lukt…Soms zware onderwerpen, soms een lichtere toets in de verhalen. Er staan een paar mooie zinnen in het boek die bijblijven en daar houd ik van, zeker in het bestek van een kort verhaal (hij stond bij de ark om een nieuw peertje in het eeuwige licht te draaien).

Mooi is ook het verhaal van de Jeruzalemse chassied wiens vrouw hem de echtelijke sponde weigert, waarna hij bij zijn rabbijn te rade gaat;

‘…Ze is mijn vrouw. Ik mis haar. En ik ben ook maar een mens. Met menselijke driften. Het is onmogelijk voor me om niet aan haar te willen zitten…Ik lijd hevig onder de verlangens waarmee ik ben behept.’
‘Juist, ja,’ zei de rabbijn. ‘De verlangens zijn te hevig geworden.’
‘Ondraaglijk. En om dan voortdurend iemand om me heen te hebben van wie ik zo veel houd, naar wie ik kan kijken maar die ik niet kan aanraken – dat is alsof je door de hemel zweeft in een luchtbel uit de hel.’

Uiteindelijk krijgt de arme man toestemming om in Tel Aviv een prostituee te bezoeken en wordt beloond met een druiper…Het boek sluit af zoals het begon, weer met een indrukwekkend verhaal, nu over Jeruzalem in de uren na een bomexplosie. De moeite waard om te lezen.

Vertaling; Nicolette Hoekmeijer

7c4500e2440d94359786a6d5767444341587343
Het goud van Tomás Vargas van Isabel Allende is een verhalenbundel. De verhalen worden voorgedragen door Eva Luna, één van haar hoofdpersonen, als een Zuid-Amerikaanse Shéhérazade. Drieëntwintig verhalen binnen 266 pagina’s. Eigenlijk niet iets om achter elkaar te lezen, wat ik natuurlijk wel heb gedaan.

Want het zijn mooie verhalen met stuk voor stuk een brok tragiek in zich. Soms ragfijn, soms hartverscheurend. De personages zijn vaak memorabel. Zo is daar Belisa Crepusculario. Zij verkoopt woorden. Zij is daar zo goed in, dat zij door de lokale machthebber opgebracht wordt om de redevoering te schrijven die hem tot machthebber moet maken;

Ze verwierp de norse, droge woorden, de al te bloemrijke, de woorden die verbleekt en door gebruik versleten waren, de woorden die zinloze beloftes inhielden, woorden die geen waarheid bevatten of verwarrend waren, om ten slotte alleen die woorden over te houden die in staat waren de gedachten van de mannen en de intuïtie van de vrouwen met zekerheid te treffen.

Met die toespraak komt het wel goed, maar de potentaat komt van een koude kermis thuis. Zo draaien de meeste verhalen om de verhouding tussen twee of drie mensen. Amadeo Peralta, die Hortensia in zijn kelder gevangen houdt. De oudere dokter Sánchez, die de jonge Ester Lucero geneest en niet meer van haar loskomt. Kindse Maria, de beroemde hoer die haar zoontje verloor op zee. Nicolás Vidal, die zijn leven verliest door Casilda, de vrouw van de rechter. Er trekt een bonte stoet aan personen door de verhalen, waarvan het duidelijk is dat ze allen in Zuid-Amerika spelen. Daar zorgt Allende voor met haar prachtige beschrijvingen.

Hoe meer ik blader in het boek voor deze bespreking, des te meer waardering krijg ik er voor. Je wilt nog vertellen over het door de jungle overwoekerde Paleis van de Verbeelding. Of over de tragische geschiedenis van Dulce Rosa die een relatie aangaat met de moordenaar van haar vader. Of over de indiaan Walimai, die een vrouw moet doden om aan haar wens te voldoen;

Ik bracht mijn oor dicht bij haar mond en ze fluisterde haar naam. Ik prentte die tweemaal in mijn hoofd om helemaal zeker te zijn, maar ik sprak hem niet hardop uit, want om hun rust niet te verstoren mag men de doden niet bij name noemen, en zij was dood, hoewel haar hart nog klopte…haar lichaam stierf zonder strijd, zoals baby’s sterven.

Het is niet anders, er wordt nogal wat afgestorven in dit boek. Het laatste verhaal is ook van grote schoonheid. Fotograaf blijft bij meisje dat vastzit in de modder. Al is het maar dit verhaal, dat moet eigenlijk gelezen worden.

Vertaling:Giny Klatser