Van Nijlens poëzie is slechts genietbaar voor hen die zijn ‘voorname weemoed om het voorbijgaan der dingen delen’, aldus Menno ter Braak in de krant Het Vaderland. Na het lezen van De Verzamelde Gedichten 1903-1964 van Jan van Nijlen deel ik deze mening zeker, maar ook niet altijd. Het helpt wel om de biografie van Jan van Nijlen te lezen voor men aan zijn gedichten begint, dat maakt duidelijker waar zijn weemoed vandaan komt.
De gedichten die in deze bundel zijn opgenomen zijn bezorgd in 1964 door de goede vriend en kenner van Van Nijlens werk Clem Bittremieux, een jaar voor het overlijden van de dichter. In een kleine 400 pagina’s is er een keuze gemaakt uit twaalf bundels, samen met nog wat losse gedichten die opgedragen zijn aan vrienden.
Een keuze is natuurlijk altijd arbitrair en soms miste ik gedichten die in de biografie uitgebreid werden besproken. De eerste bundel wilde Van Nijlen aanvankelijk niet opnemen omdat de gedichten eigenlijk een relaas zijn van zijn persoonlijke crisis. Als er dan maar 11 van de 68 gedichten zijn opgenomen ben ik benieuwd naar de rest, zeker als je leest dat aan het eind de zomer een beetje doorbreekt maar dat in de bundel vooralsnog niet blijkt.
Die weemoed waar Ter Braak het over heeft zit er vaak in, maar ik werd af en toe gegrepen door een deel waar ik geen weemoed voor nodig heb. Hoe mooi kan je de herfst vatten in zinnen als
O volle lach van ’t leven dat voor ’t laatst
in kleur zich uitviert als een late avondzon
die stervensmoe in ’t water zich weerkaatst!
Vergankelijkheid, de diepe herfstkleuren en dat nog vermenigvuldigd ook, in een gedicht dat Levensvreugd is genoemd.
Het aangezicht der aarde wordt als Van Nijlens eerste belangrijke bundel gezien na zijn jeugdwerk. Toegegeven, de critici hadden het destijds over ‘een bundel gedichten van statige voornaamheid, die vaak zoo aandoenlijk wegsmelt tot teederen weemoed.’ Of dat nu nog als aanbeveling geldt weet ik niet, maar ga die gedichten eens onbevangen lezen. Wel met aandacht. Ik heb veel gedichten vaker gelezen omdat je in een onbewaakt ogenblik over de prachtigste dingen heen kan lezen, zoals dit deel uit Gedroomde reis;
Aleer de dageraad uit goudbeslagen deuren
treedt van den horizon, en eer de blauwe rust
der nacht in licht zich oplost, ruikt hij reeds de geuren
van vreemde bloesems bloeiend aan nog vreemder kust.
De natuur, verre horizonten en bespiegelingen zijn thema’s die vaak terugkomen in Van Nijlens poëzie. Het wemelt van druive- en kastanjelaren, er roepen en koeren ik weet niet hoeveel merels en duiven en de omgeving van zijn jeugd is een dankbare bron van inspiratie. Het interessante is dat de levensloop van Van Nijlen deels uit zijn gedichten is te herleiden. De bundel De vogel Phoenix laat de plattelandsidylle meer los en het decor wordt stedelijker. We zien een worsteling met het wereldbeeld en er zijn zelfs momenten van crisis, waardoor sommige gedichten een pijnlijke toets krijgen;
De trouwe sterren in den nacht,
pianospel in duistre straat…
Mijn God, wie had het ooit gedacht
dat ’t schone leven zó vergaat
Ik vond het fijn om de biografie erbij te hebben om per bundel te lezen hoe deze werd ontvangen en vaak werd ik gewezen op bepaalde gedichten en de reden waarom ze werden geschreven. Maar het is geen must. Van Nijlen schrijft in een prettige cadans en zijn gedichten lezen dus fijn weg, maar echt, lees ze niet te snel want ik heb bij het terugkijken vaak bemerkt dat ik toch prachtige delen gedachteloos weg heb zitten lezen. Tot slot zijn gedicht Onrust, waar hij zijn thema’s mixt met een vleugje humor in een bundel die zeer de moeite waard is;
Waarom zingt midden in den nacht
die vogel plots het lied
dat, naar de wet, hij wordt geacht
te zingen als in ’t weiflend uur
de daagraad wordt geboren?
– En jij dan, waarom slaap je niet?
Dan zou je hem niet horen.