archiveren

ALS

9025435874.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
De geheugenhut van Tony Judt is het persoonlijke verhaal van een man die te horen krijgt dat hij lijdt aan de ongeneeslijke neurologische aandoening amyotrofische laterale sclerose (ALS). Het zijn autobiografische bespiegelingen, bijeengebracht en geordend tijdens de lange nachten waarin hij niet kan bewegen, maar wel kan nadenken. 

Waar een geheugenspecialist als Yates met zijn essays een heel geheugenpaleis bouwt, gaat Judt bescheidener te werk. Hij heeft prima herinneringen aan een houten hotel in Zwitserland en brengt zijn persoonlijke verhalen wat hem betreft liever onder in een geheugenhut.

Tony Judt (1948-2010) was een kind van een Belgische vader en Russische moeder. Hij groeide op in Londen en werkte later als docent in Amerika. De essays die hij in dit boek bijeen heeft gebracht, lopen vanaf zijn vroege jeugd tot vlak voor zijn dood. Het zijn stuk voor stuk prachtige, korte verhalen.

Het mooie is dat zijn ziekte geen vehikel is waaraan de verhalen zijn opgehangen, ALS wordt maar sporadisch genoemd. Het is voor Judt vaak een ‘trip down memory lane’, voor mij een blik op een vaak onbekende wereld;

Oost west, thuis best, zeggen ze. Nou, ik weet dat niet zo zeker. Ik heb in het oosten en in het westen gewoond en geen enkele plek laat zich zo makkelijk als de beste bestempelen…Toch is er onder mijn ontwortelde verledens één plek die zich enigszins boven de overige verheft…Van 1952 tot 1958 woonde ons gezin in Putney, een wijk in het zuidwesten van Londen, en ik denk daar met warme gevoelens aan terug.

Op die toer dus en ik heb niet zo veel met Londen, laat staan met Putney, ik heb er toch maar mooi enige tijd met plezier vertoefd. De auto’s van zijn vader (Citroën was favoriet), de Green Line Bus, De Lord Warden waarmee naar het Continent werd gevaren, de Kibboets waar hij werkte, het komt ’s nachts allemaal bij hem terug en hij ordent ze in zijn geheugenhut.

Zo had ik nog nooit van een ‘Bedder’ gehoord, tot nu;

In lijn met een lange traditie hadden de universiteiten van zowel Oxford als Cambridge personeel in dienst met geen andere opdracht dan voor de jonge mannen te zorgen. In Oxford heetten deze mensen ‘scouts’, in Cambridge ‘bedders’.

Een leuk weetje, maar Judt schrijft er een prachtig essay omheen waarin generaties, toekomstperspectief en verschuivende normen en waarden een rol spelen. Zo zijn al zijn essays te lezen. Een reis naar zijn verleden, onbekende oorden voor mij, maar veel meer lagen dan dat; er wordt een tijdsbeeld neergezet.

De jaren zestig, zijn Oost-Europese komaf, zijn werk (variërend van de steenbakkerij tot universitair docent), zijn Joodse geloof tot en met begrippen als de ‘midlifecrisis’ en ‘woorden’ (Ik ben grootgebracht op woorden. Ze vielen van de keukentafel op de grond waar ik zat) worden allemaal samengebald in dit boek van toch maar 223 pagina’s. Dat is knap en Judt hecht zelf ook aan heldere communicatie;

Culturele onzekerheid brengt zijn taalkundige evenknie voort. Hetzelfde geldt voor technische vooruitgang. In een wereld vol Facebook, MySpace en Twitter (om van sms’en nog maar te zwijgen) nemen kernachtige zinswendingen de plaats in van uiteenzettingen. Waar internet ooit een mogelijkheid voor onbeperkte communicatie leek, brengt de steeds nadrukkelijker commerciële inslag van het medium…de eigen verarming voort.

De spijker op zijn kop wat mij betreft. Hij eindigt zijn herinneringen door terug te grijpen op een essay over het reizen per trein en sluit een bijzonder boekje zo op prachtige wijze af.

Vertaling; Wybrand Scheffer