archiveren

Maandelijks archief: mei 2016

e9dda623dc6d83659364b435351437641414141
Verzamelde werken Deel 2 van Fjodor Dostojewski bevat vijf verhalen die verteld worden in ruim 630 pagina’s. Dostojewski schreef Witte nachten in de zomer van 1848; aan Njetotsjka Njezwanowa werkte hij in 1849, maar de roman bleef door zijn arrestatie en veroordeling tot vier jaar dwangarbeid onvoltooid; Een kleine held schreef hij in 1849 in de gevangenis; de overige twee verhalen, Oom’s droom en Het dorp Stepantsjikowo en zijn bewoners ontstonden in de jaren 1856-1859, toen Dostojewski weer een vrij man was.

Ik werd niet door alle verhalen evenveel geboeid. Witte nachten gaat over een zesentwintigjarige dweper met weinig vrienden, die een vriendschap aangaat met een dame, op voorwaarde dat hij niet verliefd op haar wordt. Niet mijn verhaal, het staat wel heel erg bol van verdriet, wanhoop en onduldbare smart. Dat kan in een Russische roman, maar dit verhaal is maar 60 pagina’s en hier ging het wel erg over de top;

Is het dus niet waar, dat zij, laat in de avond, toen ze uit elkaar moesten gaan, dat ze toen, snikkend van ellende, aan zijn borst heeft geleund, dat zij de orkaan niet hoorde, die donderde onder de verbolgen hemel, de stormwind niet vernam, die de tranen van haar zwarte wimpers roofde en wegdroeg?

Njetotsjka Njezwanowa; daar kan ik wat mee. Ook hier kommer en kwel maar verspreid over een langer verhaal. Kind verliest beide ouders en wordt opgenomen in het huishouden van een prins. Daar moet zij om zien te gaan met zijn dochter waar zij eerst een haat- en later een liefde-verhouding mee krijgt én met de nurkse oma die zich aan alles en iedereen stoort. Wanneer de prins en zijn familie vertrekken kan zij terecht in het huis van de stiefdochter van de prins. Als zij daar in een boek een brief van de minnaar van stiefdochter vindt, zet zij daar het huishouden even op zijn kop.

Een kleine held is een kort verhaal van 40 pagina’s. Elfjarige jongen klimt op een wild paard waar snoevende jongeling dit niet durft en brengt een verloren brief terug naar een dame. Aardig verhaal, meer niet.

Oom’s droom en Het dorp Stepantsjikowo zijn wel prachtverhalen. Dat gaat over leengoederen en hun bewoners. In Oom’s droom gaat het over Maria Alexandrowna, de belangrijkste vrouw uit Mordasow. Zij heeft een mooie ongehuwde dochter Zina, die Maria graag wil koppelen aan een prins die bij haar op bezoek komt. Er is nog een dinger naar haar hand en Maria moet dat allemaal uit elkaar zien te houden. Het leidt uiteindelijk tot haar ondergang.

Het dorp Stepantsjikowo en zijn bewoners doet hier niet voor onder. De hoofdpersoon komt op bezoek bij zijn oom, een gepensioneerde kolonel en merkt tot zijn ongeloof dat het huishouden wordt gedomineerd door ene Foma Fomitsj. Een uitvreter en een erg handige prater. De moeder van de kolonel woont ook in bij haar zoon en is helemaal in de ban van deze Foma. Er worden naamdagen gevierd, ook hier worden huwelijken getracht te regelen met steeds als middelpunt de gewiekste Foma en de besluiteloze kolonel. Dat kan niet anders dan een pandemonium worden en dochter Sasja heeft het ineens helemaal gehad met Foma;

Wat is hij dan wel, wat is hij, jullie Foma Fomitsj, vergeleken bij papa? Hij eet papa’s brood, maar hij kleineert papa evengoed, de ondankbare! Maar ik zou hem in stukken scheuren, jullie Foma Fomitsj! Ik zou hem tot een duel uitdagen, en pardoes met een dubbelloops pistool morsdoodschieten…

Foma wordt uiteindelijk bij kop en kont gepakt en de deur uitgesmeten…en weet weer terug te komen. Prachtverhaal dit. Dus een beetje wisselende ervaringen tijdens het lezen van dit boek maar de langere verhalen zijn dik in orde.

Vertaling; Hans Leerink

 

 

276208
Met genoegen lees ik af en toe een deel uit de Volkskrant-serie over modernere schilderkunst en nu was het de beurt aan Matisse, geschreven door Volkmar Essers.

Henry Matisse valt voor mij in de categorie waar ik van gehoord heb, ook wel eens wat van gezien heb maar verder geheel onbekend mee ben. Iedere informatie is dan welkom en daar lenen deze deeltjes van zo’n 90 pagina’s zich uitstekend voor.

Henry Matisse werd in 1869 geboren in Le Cateau-Cambrésis in Noord-Frankrijk. Zijn ouders hadden een levensmiddelenzaak en een graanhandel en het lag dus niet direct voor de hand dat Matisse de kunsten in zou gaan. Dat gebeurde aanvankelijk ook niet, hij studeert af in de rechten in 1887/1888.

Zijn belangstelling voor tekenen was er echter al vanaf jonge leeftijd en als advocaat volgde hij een tekencursus, bestemd voor gordijnontwerpers. Je moet ergens beginnen. Hij maakte er echter werk van en geeft zijn advocatenloopbaan op om te gaan studeren aan de Académie Julian en aan de Ecole des Beaux-Arts.

Hij komt al snel in aanraking met het Impressionisme en raakt enthousiast over de kleuren van de regenboog na een reis naar Bretagne. Die prismakleuren begon hij direct in zijn werk toe te passen. Hij blijft erg gevoelig voor licht en kleuren en dat wordt versterkt door een reis naar Corsica. Het Mediterrane licht maakt zijn schilderijen steeds helderder en dat laat hij zien in landschappen, stillevens en interieurs.

Hij is inmiddels getrouwd en heeft een dochter en twee zoons. Overigens wordt zijn privé-leven maar zeer summier behandeld, het boekje gaat voornamelijk over zijn werk.

Kleur dus. Zo veel kleur dat dit niet bij iedereen in de smaak viel;

Toen Matisse in 1905 met Derain, De Vlaminck en Marquet zijn doeken in de Parijse Herfstsalon exposeerde, veroorzaakten deze schilders bij het publiek verontwaardiging en werden zij vanwege de heftigheid van hun kleuren…voor ‘wilden’ (in het Frans ‘fauves’) uitgemaakt.

Het fauvisme was geboren. Een prachtig voorbeeld van wat toen onconventioneel was, is het schilderij Vrouw met hoed uit 1905. Matisse ging reizen en zijn verblijf in Algerije leidde tot invloeden uit de islamitische kunst in zijn werk. Keramiek, tapijten en odalisken (haremdienaressen) komen regelmatig terug in zijn werk.

Wat zo interessant is aan zijn werk is dat Matisse niet naar het het leven schildert. Dat wil zeggen dat hij zijn modellen en omgeving niet zo natuurgetrouw mogelijk probeert weer te geven. Het gaat hem om iets anders. Zelf zegt hij daar over;

Mijn modellen zijn menselijke figuren en niet zomaar figuranten in een interieur. Ze vormen het hoofdthema van mijn scheppingen. Hun vormen zijn niet volmaakt, maar altijd expressief.

Hij gaat daarin steeds verder. Soms staan de modellen zo op de voorgrond, dat hij ze bewust niet helemaal op het doek laat passen. Armen en benen worden door de lijst afgesneden. De expressie wordt steeds belangrijker en hierin zijn voor mij de hoogtepunten zijn werken De dans, De muziek en Blauw naaktIk heb wat minder met de interieurs die hij op het doek heeft gezet zoals Groot rood interieur.

In de Tweede Wereldoorlog blijft hij in Frankrijk, ondanks dat hij een visum heeft voor Brazilië. Hij is grotendeels bedlegerig in de oorlog door allerlei problemen met de ingewanden en longembolieën. In die periode legt hij zich toe op kleiner werk zoals boekillustraties. Na de oorlog houdt hij zich nog bezig met tapijtontwerpen en glaswerk in de raampartijen van de Rozenkranskapel in Vence. Hij overlijdt in 1954 aan een hartaanval.

9025435874.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
De geheugenhut van Tony Judt is het persoonlijke verhaal van een man die te horen krijgt dat hij lijdt aan de ongeneeslijke neurologische aandoening amyotrofische laterale sclerose (ALS). Het zijn autobiografische bespiegelingen, bijeengebracht en geordend tijdens de lange nachten waarin hij niet kan bewegen, maar wel kan nadenken. 

Waar een geheugenspecialist als Yates met zijn essays een heel geheugenpaleis bouwt, gaat Judt bescheidener te werk. Hij heeft prima herinneringen aan een houten hotel in Zwitserland en brengt zijn persoonlijke verhalen wat hem betreft liever onder in een geheugenhut.

Tony Judt (1948-2010) was een kind van een Belgische vader en Russische moeder. Hij groeide op in Londen en werkte later als docent in Amerika. De essays die hij in dit boek bijeen heeft gebracht, lopen vanaf zijn vroege jeugd tot vlak voor zijn dood. Het zijn stuk voor stuk prachtige, korte verhalen.

Het mooie is dat zijn ziekte geen vehikel is waaraan de verhalen zijn opgehangen, ALS wordt maar sporadisch genoemd. Het is voor Judt vaak een ‘trip down memory lane’, voor mij een blik op een vaak onbekende wereld;

Oost west, thuis best, zeggen ze. Nou, ik weet dat niet zo zeker. Ik heb in het oosten en in het westen gewoond en geen enkele plek laat zich zo makkelijk als de beste bestempelen…Toch is er onder mijn ontwortelde verledens één plek die zich enigszins boven de overige verheft…Van 1952 tot 1958 woonde ons gezin in Putney, een wijk in het zuidwesten van Londen, en ik denk daar met warme gevoelens aan terug.

Op die toer dus en ik heb niet zo veel met Londen, laat staan met Putney, ik heb er toch maar mooi enige tijd met plezier vertoefd. De auto’s van zijn vader (Citroën was favoriet), de Green Line Bus, De Lord Warden waarmee naar het Continent werd gevaren, de Kibboets waar hij werkte, het komt ’s nachts allemaal bij hem terug en hij ordent ze in zijn geheugenhut.

Zo had ik nog nooit van een ‘Bedder’ gehoord, tot nu;

In lijn met een lange traditie hadden de universiteiten van zowel Oxford als Cambridge personeel in dienst met geen andere opdracht dan voor de jonge mannen te zorgen. In Oxford heetten deze mensen ‘scouts’, in Cambridge ‘bedders’.

Een leuk weetje, maar Judt schrijft er een prachtig essay omheen waarin generaties, toekomstperspectief en verschuivende normen en waarden een rol spelen. Zo zijn al zijn essays te lezen. Een reis naar zijn verleden, onbekende oorden voor mij, maar veel meer lagen dan dat; er wordt een tijdsbeeld neergezet.

De jaren zestig, zijn Oost-Europese komaf, zijn werk (variërend van de steenbakkerij tot universitair docent), zijn Joodse geloof tot en met begrippen als de ‘midlifecrisis’ en ‘woorden’ (Ik ben grootgebracht op woorden. Ze vielen van de keukentafel op de grond waar ik zat) worden allemaal samengebald in dit boek van toch maar 223 pagina’s. Dat is knap en Judt hecht zelf ook aan heldere communicatie;

Culturele onzekerheid brengt zijn taalkundige evenknie voort. Hetzelfde geldt voor technische vooruitgang. In een wereld vol Facebook, MySpace en Twitter (om van sms’en nog maar te zwijgen) nemen kernachtige zinswendingen de plaats in van uiteenzettingen. Waar internet ooit een mogelijkheid voor onbeperkte communicatie leek, brengt de steeds nadrukkelijker commerciële inslag van het medium…de eigen verarming voort.

De spijker op zijn kop wat mij betreft. Hij eindigt zijn herinneringen door terug te grijpen op een essay over het reizen per trein en sluit een bijzonder boekje zo op prachtige wijze af.

Vertaling; Wybrand Scheffer

aa690dca021a7f8597241736c41444341587343
Jij zegt het van Connie Palmen is het verhaal van de Engelse dichter en schrijver Ted Hughes. Hij was getrouwd met Sylvia Plath, ook dichter en schrijfster. Een turbulente relatie die eindigde met de zelfmoord van Plath in 1963. Hughes overleed in 1998 en tot die tijd werd hij geconfronteerd met de gevolgen van haar zelfmoord. Zij, de martelares, hij de verrader en moordenaar. Het feit dat de vrouw voor wie hij Plath verliet op dezelfde wijze zelfmoord pleegde, ook via de gasoven, hielp zijn zaak niet.

In dit boek wil Palmen Ted Hughes een stem geven en laat hem terugkijken op zijn relatie met Plath. Zij doet dit in romanvorm en dat was voor mij een belangrijk gegeven om in de gaten te houden tijdens het lezen van dit boek. Ik kom er op terug.

Voor ik dit boek las heb ik namelijk de Privé-domeindelen gelezen met de brieven van Ted Hughes en met de dagboeken van Sylvia Plath. Dat leek mij nuttige bagage tijdens het lezen van dit boek. Dat was maar ten dele zo.

Veel van wat er in de brieven en dagboeken staat vind je één op één terug in dit boek. Palmen verwoordt het op haar eigen manier en dat doet ze vaak prachtig, maar soms is het ronduit overbodig. Waar Hughes een schitterende beschrijving geeft van een stierengevecht moet je dat als romanschrijver niet nog eens gaan nadoen. Dat neemt niet weg dat er genoeg te genieten valt in dit boek. Het is wat mij betreft het verhaal van hoe de belevingswereld van Hughes er uit had kunnen zien tijdens en na zijn relatie met Plath. Hij heeft er zelf altijd weinig over losgelaten, dus dat uitgangspunt lijkt me heel valide.

In dat licht bezien vind ik dit een mooie passage;

Achteraf…las ik haar dagboeken. Ik heb nooit aan iemand kunnen uitleggen hoe ontzettend dat is. In honderden dichtbeschreven pagina’s, waarvan de guirlandes van het handschrift me onthullen hoe ze zich op dat moment voelde, vond ik mezelf soms onherkenbaar terug, de gevangene van een verwrongen perspectief, onbegrepen, mijn daden verkeerd geduid, en ontmoette haar opnieuw, ontbloot van camouflage, verdrietig, wrokkig, wantrouwig en stoutmoedig.

Het hoeft dus niet in een roman, maar bovenstaande wordt wel ondersteund door wat er in haar dagboeken en in zijn brieven staat. Dat is tegelijkertijd het nadeel als je jezelf vooraf voedt met informatie. Waar ik dacht “Palmen gaat een beetje over de top”, zoals bij de geest op het ouijabord, denk ik meteen “maar het staat misschien wel ergens zo beschreven”. Hoe dan ook, ik hield mij maar de romanvorm voor ogen, waar je wat mij betreft alle kanten op mag.

Daarom heb ik als roman van het boek genoten. Palmen put ongetwijfeld uit eigen ervaring als ze Hughes laat zeggen dat een schrijver gedijt in isolement;

Hoe meer de schrijver de buitenwereld de kans geeft binnen te dringen in de beslotenheid van zijn bestaan, hoe meer zijn echte zelf blootstaat aan het gevaar gecorrumpeerd en ten slotte vernietigd te worden. Maar de eisen…van het sociale leven zijn niets in vergelijking met de bedreigingen van binnenuit, de zwarte krachten die erop gericht zijn te verwoesten wat heilig is in jezelf. Op de dag dat ik haar ontmoette, leerde ik ze kennen…ik ontmoette mijn eigen demonen in de gedaante van een vrouw. 

Hoe het eindigt is bekend en ik had gehoopt dat de roman iets meer over de periode na haar dood zou gaan, hoe Hughes om zou gaan met alle beschuldigingen en aantijgingen die hij kreeg te verwerken. Zeker als je leest dat haar zerk wordt vernietigd door zijn naam van de hare af te hakken, iets wat in zijn brieven terugkomt.

Deze roman is wat mij betreft een mooie afsluiting van een paar erg interessante boeken over dit echtpaar en ik had het mij al voorgenomen om werk van hen te gaan lezen, maar de laatste passage hier uit het boek van Palmen deed mij direct het gedicht “Elm” (Olm) opzoeken. Prachtig;

Nadat ik Frieda in bed had gestopt voor het middagslaapje, las ik ‘Olm’ en ik herinner me dat mijn huid ineenkromp en mijn haren rechtovereind gingen staan, dat ik het gedicht las en herlas, alsof ik de betekenis ervan door het herlezen kon veranderen, de ontketende storm kon doen luwen, het gebrul kon temperen, maar er stond wat er stond, en ik las het aangekondigde afscheid. Ze had haar poëtische zelf bevrijd, zat in de groeven van haar oude gebreken, en voerde een eenzame strijd met de Dood.

118ad671ca28e85593948795241444341587343
Waarom ik De dagboeken 1950-1962 van Sylvia Plath heb gelezen, leg ik uit in mijn blog over haar man, Ted Hughes. De dagboeken beschrijven wel een andere periode dan het brievenboek van Hughes. Het verhaal van Plath begint bij haar periode als beursstudente en eindigt een jaar voor haar zelfmoord in 1963, waar het brievenboek doorloopt tot 1998.

Ook de stijl is anders, een dagboek heeft nu eenmaal een andere toon dan een brief. Ik kan niet aangeven welk boek mij beter beviel, ik heb ze beiden (deze toch ook ruim 400 pagina’s) achter elkaar uitgelezen.

De dagboeken van Plath beginnen met studenten- en campusbelevenissen, zoals vriendjes die maar op één ding uit zijn, maar wat opvalt is dat Plath zich ook direct met grotere vragen bezig houdt;

Waarom zijn mensen geobsedeerd door vernietiging en moord? Wat zouden we moeten beginnen met Rusland als we hen tot ruïne bombarderen?

Ze houdt van schrijven en dichten en is erg bezig met jongens en mannen. Ze denkt zelfs al vroeg na over haar partnerkeuze en dan al, in haar studentenjaren duiken de eerste donkere gedachten bij haar op;

God, als ik ooit na aan zelfmoord toe was, is het nu wel, met dat versufte, slapeloze bloed dat zich door mijn aderen sleept…Ik wil mezelf doden om aan alle verantwoordelijkheid te ontsnappen, miserabel terug te kruipen in de baarmoeder.

In 1953 doet ze daadwerkelijk een poging maar dat mislukt. Dan ontmoet ze Ted Hughes en daar kan ze niet omheen. Die ontmoeting is te lang om te citeren maar wordt o zo prachtig beschreven. Het stel pendelt in de komende jaren tussen Engeland en de Verenigde Staten. Thema’s blijven geldzorgen, het produceren van gedichten, verhalen en romans en steeds maar weer de teleurstelling verwerken van afwijzingen. Plath loopt inmiddels bij een psychiater en haar stemmingen wisselen voortdurend. Zo moet ze af zien te rekenen met haar moederhaat;

Maar ik heb, vanaf mijn achtste, de liefde van een vader niet meer gekend, de liefde van een altijd aanwezige man met wie ik bloedbanden had. Mijn moeder vermoordde de enige man die mijn leven lang van me gehouden zou hebben: kwam op een ochtend binnen met nobele tranen in haar ogen en zei dat hij voorgoed was heengegaan. Daarom haat ik haar. Ik haat haar omdat zij niet van hem hield. Hij was een monster. Maar ik mis hem. Hij was oud, maar zij trouwde met een oude man die mijn vader moest worden. Het was haar schuld. Verdomme nog aan toe. (Haar vader overleed in 1940 ten gevolge van diabetes).

Uiteindelijk krijgen Plath en Hughes twee kinderen. Plath was er lange tijd niet aan toe omdat kinderen geld en tijd kosten, hun vrijheid en mogelijkheid om te schrijven zou er onder lijden. Plath draaide bij en had het later zelfs over een huis vol kinderen. Toch heeft ze haar demon uiteindelijk niet overwonnen en pleegde in 1963 zelfmoord. Zelf verwoordde ze het zo;

Ik heb een goed ik, een ik dat houdt van luchten, heuvels, ideeën, lekker eten en vrolijke kleuren. Mijn demon zou dat graag om zeep helpen door te eisen dat het een feilloos toonbeeld is, en te zeggen dat het weg moet rennen zodra het ook maar iets minder is. Ik zal onverdroten mijn best blijven doen en weten dat ik dat doe, wat anderen ook mogen zeggen.

Vertaling; Nelleke van Maaren

 

 

902958615X.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Ted Hughes is een Engelse dichter en schrijver van kinderboeken. Erg bekend in zijn eigen land, maar hier toch vooral bekend als de man van Sylvia Plath, de Amerikaanse dichter en schrijfster die zo tragisch aan haar einde kwam. Ik heb nog nooit iets van Hughes gelezen, dus waarom lees ik nu wel het boek Ik wil nooit vergeven worden?

Dat komt door Connie Palmen. Die heeft de roman Jij zegt het over dit echtpaar geschreven, dat enthousiaste kritieken kreeg en daar was ik benieuwd naar. Ik zag echter dat de serie Privé-domein bovenstaand boek én de dagboeken van Sylvia Plath had uitgegeven en dat leek mij mooie bagage voor ik het boek van Palmen ga lezen.

Dit is een boek van zo’n 530 pagina’s en ik heb mij geen moment verveeld. Omdat het een bloemlezing is uit duizenden brieven die hij schreef ontkom je er niet aan dat je met zevenmijlslaarzen door zijn leven heen gaat, maar dat houdt tegelijkertijd de vaart erin.

Het begint met zijn studietijd in Cambridge in 1951, waar hij Engelse literatuur en antropologie studeert. Al snel zitten we in 1956, het jaar waarin hij Sylvia Plath ontmoet én trouwt. Vermeldenswaard is de prachtig realistische beschrijving van een stierengevecht in dat jaar. Niet te citeren want veel te lang, maar iets om terug te lezen.

In deze periode kreeg ik een beetje de indruk dat Plath vooral een productief schrijfster was en dat Hughes nog zoekende was. Veel wilde ideeën om aan geld te komen (nertsen fokken bijvoorbeeld) maar er komt niets van de grond;

Sylvia geeft les. Ik doe op het moment niets – ik zit urenlang als een standbeeld van een man die schrijft, het lijkt sprekend, behalve dat na het derde of vierde uur een zweetdruppel over mijn slaap druipt. Nog nooit heb ik het zo moeilijk gevonden om te schrijven.

Toch schrijft hij en als ze naar de USA verhuizen in 1957 wint hij er zijn eerste prijs. Hughes gaat les geven aan de universiteit in Engelse literatuur en creatief schrijven. In 1960 verhuizen ze terug naar Engeland en wordt dochter Frieda geboren. Zijn werk is daar uitgegeven en hij blijkt er ineens beroemd te zijn. Daar heeft hij wel zijn bedenkingen bij;

Toetreden tot het ‘literaire leven’ betekent in feite binnengaan in een kleine, lege cel zonder ramen waarop een verblindend spotlicht is gericht, en vervolgens aan je lot worden overgelaten in de wetenschap dat miljoenen onzichtbare ogen door de muren naar je kijken. Het is namelijk helemaal geen ‘leven’.

Als in 1962 zoon Nicholas geboren wordt zijn er al spanningen in het huwelijk. Dat staat in de inleidende informatie die aan het begin van veel hoofdstukken staat en die is onontbeerlijk, want uit de brieven maak je dat niet op. Hughes leert Assia Wevill kennen en hij zou met haar een verhouding beginnen.

In 1963 pleegt Sylvia Plath zelfmoord door zich met het gas uit haar oven te verstikken. Ook hier is de informatie vooraf gewenst want als je de brieven van Hughes leest is het al gebeurd en schrijft hij het van zich af. Hij blijft Assia zien en voert ook veel correspondentie met de moeder van Sylvia. Fascinerend om te lezen hoe de verstandhouding met haar meer en meer bekoelt.

Hughes en Assia krijgen een dochter en hij krijgt een enorme dreun als Assia zich met haar dochter in 1969 op soortgelijke wijze als Sylvia Plath van het leven berooft. Toch trouwt hij in 1970 met een boerendochter, Carola, en dat huwelijk houdt stand tot zijn dood.

Hoewel hij relatief kort samen is geweest met Sylvia Plath zal dit hem zijn leven lang blijven achtervolgen. Hij wordt geconfronteerd met biografen en mensen die artikelen schrijven over haar dood. Waar hij altijd gematigd van toon is in zijn brieven, gaat hij los tegen A. Alvarez, die precies meende te weten hoe het zat met haar zelfmoord;

…ik begrijp niet hoe je op het idee bent gekomen dat dit relaas nodig was. Ik zou willen weten wat voor doel je ermee denkt te dienen…Voor jou is het iets dat je hebt geschreven…voor je lezers zijn het vijf interessante minuten, maar voor ons is het eeuwigdurend dynamiet…Je koos details uit om je academische publiek te fascineren & besefte niet dat je elektroden in de hersenen van haar kinderen stak. Hoe kun jij ooit iets zeggen over pijn?

Dat zijn passages die er uitspringen. Uiteraard gaat het veel over Plath en haar nalatenschap. De samensteller Nelleke van Maaren heeft echter een mooie selectie gemaakt van brieven, waardoor er meer kanten van zijn karakter naar voren komen. Zo was het een hartstochtelijke buitenman. Hij was graag in de natuur en bracht die liefde ook over op zijn zoon, die later bioloog zou worden in Alaska. Zijn ontmoetingen met de koningin zijn boeiend om te lezen evenals zijn brieven naar zijn kinderen, vrienden en collega’s.

Een dik boek dus maar zeer de moeite waard en ik voel mij inmiddels verplicht ooit wat van Ted Hughes te gaan lezen (ik doe nooit beloftes over de termijn). Eerst ga ik door met de dagboeken van Sylvia Plath. Overigens triest om te lezen dat de zoon van Ted Hughes in 2009 in Alaska zelfmoord pleegde als gevolg van een depressie. Zijn dochter is een succesvol dichter en schilder.

Vertaling; Nelleke van Maaren