archiveren

Maandelijks archief: juni 2022

0816665478.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
To Be, or Not…to Bop is de illustere titel van de autobiografie van jazztrompettist Dizzy Gillespie. Hij vertelt zelf zijn levensverhaal en dat is met wat hulp opgetekend van zijn vriend en professor Afro-Amerikaanse Studies Al Fraser.

Het boek telt ruim 500 pagina’s en het leest makkelijk weg. Dat komt door de vertelkunst van Gillespie zelf, maar ook door de talloze verhalen van personen en artiesten om hem heen. Die verlenen een grote meerwaarde aan het boek, want gebeurtenissen worden vanuit verschillend perspectief verteld en Gillespie wordt ook tegengesproken als dat zo uitkomt.

John Birks wordt in 1917 geboren in een klein plaatsje Cheraw in South Carolina. Hij blijkt uitzonderlijk muzikaal getalenteerd en weet alles op een trompet na te spelen. Dat zorgt ervoor dat hij op highschool in een schoolband belandt en daarna in Philadelphia bij ‘echte’ orkesten auditie doet. Daar doet hij zijn bijnaam ‘Dizzy’ op; ‘That little dizzy cat’s from down South’

Uiteindelijk belandt hij in de band van Cab Calloway (u weet wel, Minnie the Moocher ofwel Hi-de-hi-de-hi-de-ho). Hoe hij daar weer vertrekt is een mooier verhaal; hij krijgt knallende ruzie met Calloway en steekt hem uiteindelijk in zijn dijbeen. De verhalen worden verteld door Dizzy zelf, door Cab Calloway én door bassist Milton Hinton, de enige die het over een steekpartij heeft.

Dizzy ontmoet altsaxofonist Charlie Parker en er is meteen een verwantschap. Dizzy heeft een eigen stijl ontwikkeld en herkent dat in die van Parker. Ze spelen allebei snel en het zijn alleskunners, waarbij Parker het op gevoel doet en uit creativiteit. Dizzy heeft dat ook maar kan het ook nog eens muzikaal onderbouwen, hij is de technische virtuoos. Samen leggen ze de basis voor de bebop en luiden ze het swing-tijdperk uit.

Zijn talent beperkt zich niet tot de trompet alleen. Hij kan zijn ideeën toelichten op de piano en als een drummer niet begrijpt wat hij bedoelt, neemt hij zelf achter het drumstel plaats en doet hij het voor. Drummer Stan Levey zegt;

“As a drummer, the thing I learned from him…is that the drums are also a ‘musical’ instrument…He was the only guy that took the drums outta the straight ‘clunk…clunck…clunck…,’ or whatever the hell we were doing in those days, into a more musical situation where you really had something to say in relation to him and Charlie Parker…”

Dizzy speelt in verschillende bands, formeert ook zijn eigen groep en maakt reizen naar Europa. Charlie Parker maakt aanvankelijk deel uit van zijn band maar als deze herhaaldelijk niet op komt dagen vanwege zijn drugsgebruik wordt hij toch door Dizzy ontslagen. Uiteindelijk wordt Dizzy zelfs verzocht om als muzikale ambassadeur voor de Verenigde Staten naar Afrika, het Midden-Oosten en Azië te reizen. Dat levert een aantal smakelijke verhalen op over avonturen in Pakistan en Turkije, iets met slangen en riksja’s; gaat u het vooral lezen.

Al die verhalen vormen de grote aantrekkingskracht van het boek. Zo vertelt trombonist Jesse Tarrant over de keer dat er geen muziek was bij een optreden in San Fransisco, alles moest uit het hoofd;

So Diz was standing there kidding us, ‘Well, this is gonna separate the men from the boys.’ He was so happy about it, and everybody else was all sweating and nervous. He seemed to relax us. That night was the best the band had ever sounded. He said, ‘I think I’ll keep the music away from you!’…It was funny to him. I was gonna crack up, cause I knew I was gonna catch hell trying to remember the music, but it all fit right in.

Nu kent u Dizzy Gillespie wellicht van zijn karakteristieke bolle wangen en zijn trompet die in een hoek de hoogte in steekt. Ook aan die kenmerken zijn hoofdstukken gewijd. Vooral die trompet is een mooi verhaal. Comedian James “Stump” Cross leunde ooit met een borrel teveel op een beetje raar tegen de trompet van Dizzy waardoor het uiteinde niet brak maar verboog. Dizzy merkte dat hij er toch nog op kon spelen en de toon beviel hem zelfs zo zeer, dat hij trompetten liet maken met die vorm.

Dan is er het verhaal dat de politie een inval deed tijdens een concert waar Dizzy optrad met Charlie Parker, Lester Young, Willie Smith, Illinois Jacquet en Ella Fitzgerald. Dizzy, Young en Jacquet waren aan het dobbelen toen ze even niet op moesten treden, Ella at een taartje en toen viel de politie binnen en iedereen moest mee naar het bureau vanwege illegaal gokken. Omdat ze weer moesten optreden ging het allemaal erg snel. Dizzy;

They asked everybody their names, and I told them my name was “Louis Armstrong”. I acted pretty smart.

Armstrong was trouwens geen grote fan van de nieuwe bebop-beweging maar was wel een goede vriend van Dizzy. Op zijn beurt had Dizzy weer geen problemen met de nieuwe stijl ‘cool jazz’, waar Miles Davis de frontman van was. Dizzy zag dat als een natuurlijke vooruitgang en als een stroming die voortkomt uit de bebop, net zoals de bebop voortkomt uit de swing van Louis Armstrong. Het is mooi dat met het lezen van al die biografieën en die andere boeken over jazz de contouren van dat muzikale landschap steeds duidelijker worden.

Dizzy heeft daar een grote rol in gespeeld. Hij is niet ten onder gegaan aan drank en drugs zoals zoveel van zijn collega’s en zijn gelukkige huwelijk met de oud-danseres Lorraine heeft daar een grote rol in gespeeld. Toch hoeft hij volgens eigen zeggen niet direct als een groot trompettist herinnerd te worden;

That’s the way I would like to be remembered, as a humanitarian, because it must be something besides music that has kept me here when all of my colleagues are dead…So maybe my role in music is just a stepping-stone to a higher role. The highest role is the role in the service of humanity, and if I can make that, then I’ll be happy. When I breathe the last time, it’ll be a happy breath.

be9f64afc5ffac2593779415a41437641414141_v5
De correspondentie van Desiderius Erasmus Brieven 446-593. Deel 4 van de twintig-delige serie van de volledige correspondentie van Erasmus gaat over de jaren 1516 en 1517. Erasmus vertrok naar de Nederlanden en zijn naam was gevestigd. Hij kreeg van alle kanten lof toegezwaaid. De Duitse filosoof en theoloog Melanchthon eerde hem met een gedicht. Hertog George van Saksen, de aartsbischop van Mainz en de bisschop van Bayeux nodigden hem uit zich in hun gebied te vestigen. Er was sprake van een aanstelling aan het nog op te richten Collège Royal in Parijs en de Duitse theoloog Spalatinus vestigde Erasmus’ aandacht op een opmerkelijke confrater, de augustijner monnik Luther.

Toch moet hij zich ook zorgen hebben gemaakt over de ontvangst die hem van de kant van de theologen te wachten stond. Hij was natuurlijk een lastpak. Hij riep onophoudelijk dat de theologen hun Latijn moesten verbeteren en riep op tot terugkeer tot de helderheid en eenvoud van het evangelie en de Latijnse kerkvaders. Hij verkondigde dat een theoloog die aanspraak wilde maken op die titel zich moest bekwamen in het Grieks en de Griekse theologische werken moest bestuderen. Eigenlijk vroeg Erasmus om een totale mentale omschakeling.

Verder is er een rode draad in dit boek en dat is het verzoek aan de paus om hem te ontslaan van zijn kloostergeloften en als seculier priester te mogen leven, de zogenaamde dispensatie. Genoeg stof dus voor correspondentie.

Voor die dispensatie schreef Erasmus een bijzondere brief die uniek is in zijn oeuvre. Hij schreef een brief aan Lambert Grunnius, een fictieve pauselijke secretaris, waarin Erasmus de jeugd van Floris beschrijft (Erasmus zelf) en zijn broer Anton (Erasmus’ broer Pieter). Hij vertelt hoe Floris tegen zijn zin moest intreden bij de augustijner kanunniken en hoe hij nu dispensatie wenst te ontvangen. Erasmus verzoekt Grunnius om de zaak van Floris bij de paus te bepleiten. De brief wordt vervolgd door een antwoord waarin Grunnius meedeelt dat de paus de gevraagde dispensatie verleent.

In het echte leven werd de fictieve brief met het daadwerkelijke verzoek om dispensatie verstuurd naar paus Leo X. Het was niet voor niets, want Erasmus kreeg antwoord van de paus;

Beminde zoon, groet en apostolische zegen. De eerzaamheid van je leven en karakter en andere bewijzen van je prijzenswaardige oprechtheid en deugd…brengen ons ertoe je speciale gunsten en voorrechten te verlenen. Daarom willen we jou…genadig onze gunst tonen en je op de voorwaarden van deze brief vrijstellen en als vrijgesteld verklaren van alle kerkelijke sententiën, censuren en straffen van excommunicatie, opschorting of verbod en alle andere straffen die jou zijn opgelegd bij wet…

Zo gaat het nog even door want de paus is lang van stof maar het is een opmerkelijk inkijkje in de geschiedenis. Zo zijn er veel meer en dat is het aantrekkelijke van deze correspondentie. Het biedt een venster op de geschiedenis van de wereld waarin wij leven. Zo is er een uitgebreide correspondentie met de Franse humanist Guillaume Budé. Die heeft te maken met de oprichting van het Collège Royal, de voorloper van het Collège de France, een beroemd onderzoeksinstituut in Parijs.

De brieven maken ook duidelijk dat Erasmus nogal wat teweeg brengt in Europa. Hij ontvangt brieven waarin hem om uitleg van zijn standpunten wordt gevraagd, zoals van de Duitse hoogleraar theologie Hieronymus Dungersheim. Zo wordt je heel direct betrokken bij de geloofsbeleving in die tijd.

De correspondentie bevat niet alleen brieven van Erasmus, maar ook brieven aan Erasmus en zelfs brieven van anderen over Erasmus. Het zal niet verbazen dat er veelvuldig bijbelteksten aangehaald worden en onderaan de brieven wordt consequent de vindplaats in de bijbel vermeld. Ik zoek niet alles op maar als de geestelijke en hoveling Hieronymus Emser Erasmus een ‘uitverkoren vat’ noemt kijk ik toch even in Handelingen 9;15 wat hiermee bedoeld wordt. Ook Erasmus’ eigen verzameling van Latijnse en Griekse spreuken, de Adagia, wordt veelvuldig geciteerd, meer nog door anderen dan door hemzelf zoals wanneer de Nijmeegse humanist Gerard Geldenhouwer aan Erasmus schrijft;

Het bevalt me goed dat je de theoloog Michael wel mag; misschien heeft hij dat te danken aan zijn leermeester Lebrixa, want het is erg belangrijk door wie je in je jeugd wordt opgeleid. Maar dit is het zwijntje dat Minerva onderwijst.

Waarmee Geldenhouwer zegt dat hij Erasmus verder niets te leren heeft.

Erasmus brengt ook mensen bij elkaar en dat blijkt uit correspondentie van de Engelse jurist Cuthbert Tunstall aan de eerdergenoemde Franse humanist Budé. Tunstall was geïnteresseerd in oude munten waarin Budé gespecialiseerd was. Verder staan er brieven in die gebruikt zijn als voorwoord bij uitgaven, zoals die van Erasmus over Suetonius waarin de levens worden beschreven van Romeinse keizers die regeerden tussen 117 en 284.

Genoeg te lezen en te beleven in dit deel en ik wil u niet de alledaagse beslommeringen onthouden van Erasmus en de zijnen, want dat zijn ook mooie delen tussen de theologische beschouwingen door. Zo schreef hij zijn goede vriend de staatsman Thomas More over hoe zijn portret werd geschilderd samen met dat van Pieter Gillis, de gemeentesecretaris van Antwerpen;

Met mij ging het uitstekend, totdat de dokter, Joost mag weten hoe, op het idee kwam mij enige pillen voor te schrijven om mijn gal te reinigen en wat hij me aan doms aanraadde, volgde ik, nog dommer op. De schilder was al aan mijn portret begonnen, maar toen ik na het slikken van de medicijnen bij hem terugkeerde, weigerde hij te geloven dat het mijn gezicht was.

Tenslotte kwam Guy Morillon, secretaris van Jean le Sauvage, hoveling van Karel V er maar amper toe om Erasmus te schrijven, getuige het einde van zijn brief;

Het overige, wat voor u van belang kan zijn, kunt u beter horen als u hier zelf bent. Mijn vrouw roept me steeds weer naar bed. Vaarwel, heer.

Het zijn maar twee jaar uit het leven van Erasmus maar er valt veel te halen en te genieten uit deze brieven. Gelukkig heb ik nog een paar delen in het vooruitzicht.

eaef5c0dd654e3f593358335541444341587343_v5
Remco Campert schreef met Somberman’s actie het Boekenweekgeschenk 1985. Toen was het recept ook om een korte novelle van goed 90 pagina’s te schrijven en dat gaat Campert prima af.

Het is de 156e dag van Somberman’s werkloze bestaan. Hij deed de boekhouding van een groot warenhuis, maar dat ging failliet. Campert zag het Vroom & Dreesmann-debacle al vroeg aankomen blijkbaar. Somberman’s naam is niet toevallig gekozen. Hij weet niet wat hij met zijn tijd aan moet en gaat weinig vrolijk door het leven. Zijn vrouw, Bezig, heeft wel werk. Zij is receptioniste van een hotel en Somberman is licht jaloers op het feit dat zij wel werkt;

Soms betrapt hij zich op het verlangen dat ze ook haar ontslag zal krijgen, zo ver gaat het al bij hem. Waarom de een wel werk en de ander niet?…Zou het niet veel eerlijker verdeeld zijn als niemand werk had?
Even vermeit hij zich met die gedachte. Voor zijn ogen verschijnt een zonnig beeld van gelukkige families die wandelen in een park. Er klinkt hemelse muziek. Somberman en Bezig lopen er ook, hand in hand, het lijkt wel of ze zweven.
Dit is de dood, beseft Somberman huiverend, en razendsnel doet hij het beeld verdwijnen.

Somberman heeft een vriend, Domoor, die af en toe langs komt. Hij werkte ook in het warenhuis maar was net op tijd met pensioen. Bezig mag Domoor niet, het is een kleurloze man volgens haar. Soms zoekt Somberman haar op in het hotel, zoals wanneer hij zijn haar heeft laten knippen. Zwart, bij de kapper die officieel dicht is op dinsdagmiddag maar wel een borreltje schenkt.

Af en toe gaat Somberman naar een café, waar hij Blufkaak en zijn actievoerende zoon en kraker Lubbe ontmoet. Daar staat het meisje Soeza achter de bar en Somberman vraagt haar in een opwelling mee uit. Zijn vrouw Bezig ziet volgens hem wat in de barman Harry, dus hij mag ook wat afspreken nietwaar? Zo leert hij langzamerhand ook de andere kant van het leven kennen en hij bloeit zowaar een beetje op;

Hij denkt aan zijn nacht met Soeza en heeft moeite een Tarzankreet te onderdrukken. Alles wijst erop dat zijn nieuwe leven is begonnen en hij verbaast zich over zijn onverhoeds teruggekeerde vitaliteit, want op de keper beschouwd zijn de omstandigheden nauwelijks veranderd.

Dat gaat verder. Lubbe is erachter gekomen dat Somberman in het warenhuis heeft gewerkt en wil hem daarover spreken. Hij stemt toe en bevindt zich ineens in een krakersbeweging die het warenhuis wil bezetten. Hij geeft hen nuttige tips en verschijnt zelfs op het journaal. Domoor zit op de bank het journaal te kijken;

Domoor valt bijna van de bank van verbijstering. Het is Somberman! Domoor staat op en loopt naar het televisietoestel toe. Even heeft hij het gevoel dat er iets mis is met het toestel, een technische storing van kosmische aard. Somberman hoort nu thuis te zitten en met zijn vrouw naar het journaal te kijken, in plaats van eròp te zijn.

Domoor heeft weing tijd meer over om van zijn verbazing te bekomen, maar dat moet u zelf maar gaan lezen. Net als hoe het Somberman vergaat. Hij heeft zijn kleurloze leven wat invulling weten te geven en wacht tot de politie het warenhuis in komt. Dan gaat hij over tot wat we nu kennen als Somberman’s actie, maar ook die geef ik niet weg hier. Al met al een vermakelijk boek waarin Campert met een vleug humor een licht tragisch leven neerzet.

047208643X.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Na de interviews met jazz-saxofonist John Coltrane gelezen te hebben en een uitgebreid standaardwerk over hem te hebben gelezen was het nu tijd voor een biografie over hem. John Coltrane His Life and Legacy van Lewis Porter is een degelijke biografie die zijn leven en muziek volgens de regels der kunst behandelt, maar een kanttekening is wel op zijn plaats en daar kom ik nog op terug.

Lezers van mijn blog weten dat ik gek ben op triviale feitjes en dat begint al met de herkomst van de naam Coltrane. Die is van Schotse origine en het is waarschijnlijk dat de achternaam van John Coltrane afstamt van een Schotse slavenhouder. De zangeres Chi Coltrane (u weet wel, van de hit Go Like Elijah) is ook van Schotse afkomst dus dat vond ik een mooie link.

Het lezen van deze biografie moet mij dichter bij de muziek van Coltrane brengen en dat is wel gelukt. Ik lees dat hij oefent. Heel veel oefent. Op jonge leeftijd als hij met de saxofoon begint, maar hij blijft dat zijn leven lang volhouden; hij vindt dat hij minstens vier uur per dag moet oefenen, maar zeker later komt hij daar maar moeilijk toe. In zijn jongere jaren oefent hij veel meer, bijna de hele dag door. Zijn grote inspiratiebronnen zijn altsaxofonist Charlie Parker en trompettist Dizzy Gillespie.

Hij komt, zoals veel muzikanten, in aanraking met alcohol en drugs en die verslavingen gaan hem al snel in de weg zitten. Hij speelt met pianist Thelonious Monk en trompettist Miles Davis maar wordt door Davis ook ontslagen vanwege drugsgebruik. Als hij weer door Davis in genade wordt aangenomen gaat hij naar Europa en treedt onder meer op in Parijs. Daar wordt zijn optreden niet door iedereen gepruimd. Hij speelt lange solo’s die afwijken van het gedistingeerde geluid van Miles Davis. Zoekt u eens op Youtube naar ‘Miles Davis with John Coltrane in Paris’ en luister vanaf 1;10;59, het publiek is niet onverdeeld enthousiast.

Toch laat Coltrane zich niet uit het veld slaan en richt een kwartet op. Dat wordt soms een kwintet als hij saxofonist, fluitist en klarinettist Eric Dolphy erbij kan krijgen. Hij wordt ook beïnvloed door andere culturen en door wereldmuziek, maar ook door avant-garde musici zoals saxofonist Ornette Coleman. Coltrane over de Indiase sitar-speler Ravi Shankar;

I like Ravi Shankar very much. When I hear his music, I want to copy it – not note for note of course, but in his spirit.

Hij heeft hem ontmoet en zelfs zijn zoon naar hem vernoemd. Maar Coltrane haalde overal inspiratie vandaan. Schotse muziek, Afrikaanse muziek of de Engelse standard Greensleeves, hij kon het allemaal gebruiken. Luister eens naar het album Olé, één van mijn favorieten. Spaanse invloeden en natuurlijk schatplichtig aan Sketches of Spain van Miles Davis.

Het gaat mij om de ontwikkeling van een artiest als Coltrane en dat komt gelukkig terug in dit boek. Zijn eerste albums zijn prima te beluisteren voor iedereen, maar zijn latere muziek wordt al lastiger. Porter beschrijft dit als volgt;

His lines are not “tunes” in the usual sense – there is no long hummable phrase that comes out of Coltrane’s playing, and people who are looking for that had to be frustrated. But if one could go along with him and get involved in his concentrated and focused discipline of improvisation, and get involved with the powerful energy and passion of the whole group at each moment, it is…like no other experience in jazz.

En die volg ik wel. Ik houd van ‘ouderwetse’ jazz, mooie ballads met volgbare melodieëen, maar ik houd ook erg van jazz die de randen opzoekt. Waar geen melodie meer is maar alleen geluid en energie en dat is wat Coltrane ook doet.

Porter laat Coltrane vaak aan het woord, zoals over de lange solo’s die hij speelt. Dat is een behoorlijk verhelderend verhaal en helaas te lang om weer te geven hier, gaat u dat zelf lezen. Verder krijgt u nog een apart hoofdstuk over zijn beroemdste album A Love Supreme, waarin uit de doeken wordt gedaan wie die tweede saxofonist toch is (want dat wilt u weten) en natuurlijk hoe het met Coltrane afliep. Hij kickte af van drank en drugs maar overleed toch jong aan leverkanker op 40-jarige leeftijd.

Ik zou nog terugkomen op een kanttekening en dat is de volgende. Ik ben niet bijzonder muzikaal onderlegd en er staan behoorlijk wat musicologische toelichtingen in dit boek, compleet met notenvoorbeelden. Dat pleit voor volledigheid van het boek, maar ik was genoodzaakt als leek toch wat passages over te slaan. Dat neemt niet weg dat ik toch behoorlijk wat relevante informatie uit deze biografie heb gehaald.

Ik ben nog bezig met mijn luistertocht naar 120 van Coltrane’s albums en het verveelt mij nog geen moment.