Het heeft even geduurd voordat ik Berlijn Alexanderplatz van Alfred Döblin uithad. Dat heeft niets met de kwaliteit van het verhaal te maken. Die is prima. Soms moet de aandacht wel eens even ergens anders zijn dan bij de wereldliteratuur, zo gaat dat soms.
Het verhaal dan. Het mooie is dat daar eigenlijk weinig woorden aan vuil gemaakt hoeven te worden. Het is eenvoudig. Franz Biberkopf komt vrij uit het gevang waar hij vast heeft gezeten omdat hij zijn vriendin heeft doodgeslagen. Hij is vast van plan een fatsoenlijk leven te gaan leiden. Als dat gaat lukken heb je geen roman, dus gelukkig mislukt dat. Zo ontstond Berlijn Alexanderplatz.
Biberkopf ontmoet in en om de Alexanderplatz allerlei schimmige figuren. Hij wordt geholpen door Joden, komt in contact met dames van lichte maar sympathieke zeden en laat zich in met dieven en souteneurs. Franz doet zijn best om fatsoenlijk te zijn, maar het is duidelijk dat dit niet gaat lukken. Er volgt een neerwaartse spiraal waar hij niet ongeschonden uitkomt.
Wat blijft er dan over? Veel. Een soort filmisch portret van Berlijn en de Alexanderplatz in het bijzonder. Dat gaat soms met flitsen, advertentieteksten, beschrijvingen van voorbijgangers, nieuwsberichten enzovoort. Het bruist aan alle kanten. Een kleine proeve van de schrijfstijl:
Lijn 68 gaat over de Rosenthalerplatz, Wittenau, Nord-bahnhof, Heilanstalt, Weddingplatz…Limonades en bessesap tegen engros-prijzen, dr. Bergell, advocaat en procureur. Lukutate, het Indische verjongingsmiddel, Fromms akt, de beste gummispons, waarvoor hebben de mensen eigenlijk zoveel gummisponsen nodig.
Gisterenmorgen hebben in een der donkere zijstraten van het Stettiner Bahnhof in een der vele kleine hotels een man en een vrouw zelfmoord gepleegd…Daar is het grote restaurant van Achinger waar men voor weinig geld eten kan en het bier goedkoop is.
Het gaat over Franz Biberkopf, zijn vriendinnen en zijn kompanen in het kwaad, maar het gaat eigenlijk om Berlijn zelf. De sfeer wordt prachtig neergezet. Niks grandeur, maar een milieu van arbeiders, nietsnutten, hoertjes en pooiers. Biberkopf zwerft ertussen en tracht het hoofd boven water te houden. Döblin geeft dat soms prachtig weer, zoals wanneer het hoertje Mieze vermist blijkt en Franz en Eva het hier over hebben:
‘Eva, wat zou er dan toch met Mieze gebeurt zijn? Snap je dat nou? Dood. Iemand heeft haar doodgemaakt, nu weten we het, ze is dus helemaal niet van me weggelopen…’
Franz denkt aan Mieze, wordt ineens bang, krijgt een doodsschrik, daar is het weer, een machtig maaier is de Dood, met bijlen en palen komt hij, hij pijpt op een fluitje, doet dan zijn kaken uit elkaar, heel wijd uit elkaar, neemt een bazuin en blaast er op, later zal hij pauken nemen en er mee slaan en dan zal de zwarte donkere stormram komen, roem, roem, iedere keer weer opnieuw, roem, roem.
Een machtige maaier is de Dood. Die frase loopt als een lithanie door het boek heen en geeft aan waar het naar toe gaat. Alsof Schubert’s Winterreise in een nieuw jasje gestoken is. Machtig is het stuk waar Franz zijn gevecht met de Maaier voert, een gevecht dat hij alleen beleeft. Ga het vooral lezen.
Nog even speciale aandacht voor de vertaling. Er is gekozen voor de vertaling van Nico Rost. Hij heeft Döblin persoonlijk gekend en de schrijver, die de Nederlandse taal voldoende beheerste, was een bewonderaar van deze vertaling. Dat is bijzonder, want de vertaling is bijna een bewerking. Rost heeft zich vrijheden veroorloofd, heeft soms zelfs zinsnedes of een alinea laten vervallen, maar heeft een dermate vloeiend verhaal afgeleverd dat de sfeer van de cultuurmetropool prachtig is weergegeven.
Vertaling: Nico Rost