De Verzamelde Werken deel 3 van Fjodor Dostojewski uit de serie Russische Bibliotheek bevat maar twee verhalen; Aantekeningen uit het dodenhuis en De vernederden en gekrenkten. Verhalen met een totaal verschillend karakter maar beiden vintage Russisch.
Aantekeningen uit het dodenhuis is het verhaal van een banneling uit een Siberisch werkkamp. Dostojewski zelf werd ooit ter dood veroordeeld, werd zelfs voor het vuurpeloton gezet maar op het laatst werd zijn straf omgezet tot acht jaar dwangarbeid. Uiteindelijk heeft hij daar vier jaar doorgebracht, maar het leverde voldoende stof op voor dit verhaal. Hoewel er een romanpersonage wordt opgevoerd, Aleksandr Petrowitsj, die tien jaar arbeid moet verrichten is het eigenlijk geen roman, maar meer een autobiografisch verslag.
Dat het geen vrolijke verhalen zijn mag evident zijn, toch heb ik uitermate geboeid zitten lezen. Dostojewski doet aan de hand van de opgeschreven herinneringen van Petrowitsj het verhaal. Zo is er een gedetailleerd verslag van zijn de eerste dag in het kamp, van zijn eerste klus als dwangarbeider en van de mede-gevangenen waar hij het de komende jaren mee moet doen. De Jood Isaj Fomitsj is een portret dat bij blijft;
Eens kwam de plaatsmajoor, begeleid door een officier van de wacht en enige escortesoldaten het vertrek binnen, juist toen Isaj Fomitsj op het hoogtepunt van zijn gebed was. Alle gevangenen gingen in de houding naast hun britsen staan. Isaj Fomitsj echter begon nog harder te schreeuwen en zich nog erger aan te stellen dan hij al deed. Hij wist, dat bidden geoorloofd was, dat men hem niet mocht onderbreken…
De scène in het badhuis is er ook één die altijd bij blijft, net als het toneelstuk dat de gevangenen mogen opvoeren. De straffen zijn zwaar en Petrowitsj legt uit wat het verschil in zwaarte is tussen stokslagen en spitsroeden lopen (waarbij een gevangene door een haag van mensen loopt die hem met puntige takken of stokken op de rug slaan). De verhalen uit het ziekenhuis blijven bij, van simulanten en waanzinnigen en de artsen die een ieder van hen toch correct behandelen. Hij vertelt wat enkelbanden met je doen en waarom langgestrafte gevangenen “hun lot willen veranderen.” Zij die weten dat ze nooit kunnen ontsnappen proberen het toch, om maar ergens anders heen gestuurd te worden. Niet omdat het beter is, maar anders. Het hele verhaal leest als een documentaire.
Heel anders is het verhaal De vernederden en gekrenkten. Geen documentaire hier maar wel het grote Russische gebaar. De verteller is de arme schrijver Wanja (kort voor Iwan Petrowitsj). Hij is verliefd op Natasja maar die heeft haar hart verloren aan de vorstenzoon Aljosja. Dat is echter een ongelofelijke losbol en hoezeer hij denkt verliefd te zijn op Natasja, zijn vader heeft hem uit economische overwegingen gekoppeld aan Katja en daar voelt hij ook wel iets voor. De pleegouders van Wanja hebben een vete met de vorst en Wanja loopt van hot naar haar tussen alle salons in Sint Petersburg om te bemiddelen. Zelf woont hij op de zolder van een overleden Engelsman, met wiens kleindochter Nellie hij ineens opgescheept zit. Nellie is meteen de meest hartveroverende persoon in het hele verhaal en zal belangrijker blijken dan verwacht. De meest irritante figuur is Aljosja, die blijft schipperen tussen Natasja en Katja. Ik vond hem ronduit vervelend en dat doet de auteur dus goed, want het deed iets met mij;
– Wat hebben jullie toch! vervolgde Aljosja met klagelijke stem. Zo ben je nu altijd Katja! Je denkt altijd het slechte van me…Om van Iwan Petrowitsj nog maar te zwijgen! U denkt, dat ik niet van Natasja houd. Zo heb ik het niet bedoeld toen ik zei, dat ze een egoïste was. Ik wilde alleen maar zeggen dat ze te veel van me houdt, dat haar liefde te ver gaat en dat dat voor ons allebei een druk is.
De emoties en ellende lopen af en toe hoog op en dat is eigenlijk wat ik verwacht in zo’n verhaal. Hoewel het wellicht niet Dostojewski’s meest diepgravende werk is heb ik mij er prima mee vermaakt. In dit deel van zo’n 700 pagina’s zijn de verhalen van ruwweg dezelfde lengte, beiden ruim 300 pagina’s lang.
Vertaling; Heleen A. Bendien