archiveren

Sonnetten

9460043232.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Naar aanleiding van het lezen van de biografie van Willem Kloos, vond ik het tijd om zijn Verzen te gaan lezen. Zijn debuutbundel publiceerde Kloos in 1894. Die bundel bestaat uit 93 lyrische verzen, aangevuld met drie langere fragmenten in versvorm, Rhodopis, Okeanos en Sappho. Daarna komen de zogenaamde ‘scheldsonnetten’, die hij in 1892 ‘aus einem guss’ op papier zette om meedogenloos af te rekenen met voormalige vrienden en/of anderen die hem op enigerlei manier hadden tegengewerkt.

Nu geldt Kloos als één van de grootste dichters die Nederland heeft gekend, maar ik bepaal zoiets altijd graag voor mijzelf. Dat viel mij nog niet mee, eerlijk gezegd. De meeste verzen zijn opgetekend in de vorm van een sonnet, een rijmend gedicht van 14 regels en het liefst nog met een wending ook. Dat zijn dus al geen sinterklaasgedichten en voeg daarbij het taalgebruik uit zijn tijd en enige vorm van concentratie is dan echt geboden.

Maar…dan volgen er inderdaad onnavolgbaar prachtige verhalen, die wat mij betreft voornamelijk te vinden zijn in zijn lyrische verzen, maar ook in zijn langere fragmenten met Griekse verhaalstof. Beroemd is natuurlijk vers V, wat nogal veel stof deed opwaaien als zou het godslasterlijk zijn. Dat begint zo;

Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten,
En zit in ’t binnenst van mijn ziel ten troon
Over mij-zelf en ’t al, naar rijksgeboôn
Van eigen strijd en zege, uit eigen krachten, –

Godslastering was niet wat Kloos in gedachten had. De regel stond precies waar Kloos zelf voor stond en is daarom zo belangrijk; hij bedoelde dat de dichter, of kunstenaar in het algemeen, de autonome schepper is van zijn verzen of kunstwerk. Met de lyrische sonnetten zette Kloos zich bewust af tegen de heersende huiskamerpoëzie die toen in zwang was. Met lyrisch is ook niets teveel gezegd. Ik kende al de zinsneden De boomen dorren in het laat seizoen en Ik ween om bloemen in den knop gebroken en zo zijn er nog talloze voorbeelden op te noemen. Toch wil ik ook de aandacht even vestigen op de langere, Griekse fragmenten. Daar is ook veel moois in te ontdekken namelijk, zoals in Rhodopis, waar het volk een protesterende priester dwingt tot een wilde dans;

Zij storten den zondaar in gistenden gloed,
Zij slepen hem mede met warlenden spoed,
Zij zwaaien en gieren, en draaien en zwieren,
En doen hem de feesten der goden meè vieren!

Lees het via de link vooral eens helemaal, ik moest denken aan Bach’s passage uit de Matthäus Passion Sind Blitze sind Donner en aan stukken uit Gluck’s opera Orfeo ed Euridice. Ook Okeanos kent prachtige fragmenten, met name in het tweede vers. Je waant je in Arcadië als je dat leest en ik hoor er de muziek van Alessandro Scarlatti bij. Herders in het veld met hun kuddes, de fluitspelende god Pan erbij, het kan allemaal niet op.

De scheldsonnetten zijn een verhaal apart. Het ging niet goed met de gezondheid van Kloos en hij maakte nogal wat ruzie. Nu kon hij een aardig potje dichten dus rekende hij met oude vrienden meedogenloos af in sonnetvorm;

O kereltje in uw regen-jassen-trots,
Waarmee ge, als een barbaarsche potentaat,
Durft fiertjes stappen door de Kalverstraat,
Met houten nek en gelaat, bruut als rots

Valt bovenstaande nog mee, hij begon zijn sonnetten ook met O Gij, verkrachter van veel vrouwenzielen (Frederik van Eeden) of noemde het beestje gewoon bij naam, Albert Verwey, gij musculeus poëetken. Er zijn zelfs nog niet gepubliceerde scheldsonnetten die nog verder gaan, zoals hier te lezen is.

Zijn er geen kanttekeningen? Jawel, hoewel die zeer goed bij mijn eigen onkunde kunnen liggen. Uit onderzoek is gebleken dat Kloos veel aandacht besteedde aan metrum en rijm, maar ik ben weinig bekend met de sonnetvorm (hoewel ik ze van Shakespeare allemaal doorgeakkerd heb en die zeer goed leesbaar vond). Deze sonnetten vond ik lang niet allemaal zo leesbaar. Een zin als Dat heel zoo anders is als al wat ’s nachts was vind ik een draak met al die ‘a’s’ erin. Dat geldt ook voor een zin als Diepst Zelf zijns-zelfs, als maar niet schandlijk sjachlend. Spreek die maar eens tien keer snel uit, het is niet te doen.

Dan de uitgave van het boekje zelf, daar is ook wel iets over te zeggen. Er is een informatief nawoord, maar een toelichting op de Duitse en Franse sonnetten die er in staan zou welkom zijn. Verder constateerde ik dat de sonnetten L (blz. 31) en XCII (blz. 54) in tekst gelijk zijn en alleen op wat leestekens afwijken. Was dit zo bedoeld of mis ik een sonnet? Ik heb de vraag bij de uitgeverij uitstaan, het wordt hopelijk vervolgd. Het vervolg; ik kreeg keurig antwoord van de uitgeverij en ik had over de toelichting achter in het boek heen gelezen. Deze twee sonnetten worden inderdaad herhaald met minimale aanpassingen, er mist gelukkig niets.

Afrondend was het zeer de moeite waard om de tijd te nemen voor de verzen van Willem Kloos. Zoals het hier altijd gaat, ik lees ze te snel, maar pak het altijd weer uit de kast om ze af en toe weer tot mij te nemen.