Braziliaanse brieven is het vierde boek dat ik van August Willemsen las en het is veruit het beste boek. Hij beschrijft er in briefvorm de vier studiereizen die hij naar Brazilië maakte en doet dat uitermate treffend.
De eerste reis maakt hij met Mieke, zijn vrouw. Je hebt direct het gevoel dat je met ze meeloopt door het drukke São Paulo als ze op zoek zijn naar een huis:
We sjouwen een paar dagen door de stad, deze bloedhete, monsterachtig grote, te snel gegroeide, in opbouw en afbraak verkerende, krankzinnig drukke, smerige, stoffige, toeterende, verstopte stad met onbegaanbare trottoirs, we slepen ons door een labyrint van met despotische paperassenkoelies bevolkte makelaarskantoren, tot ons een gevoel van machteloosheid overvalt dat ik tot nu toe slechts kende uit nachtmerries…
De drukte, de sfeer en de eindeloze bureaucratie zijn thema’s die vaker terugkomen. Willemsen maakt het zo bont dat hij een dag lang op een douanebeambte gaat staan wachten tot deze het zelf zat wordt. Een prachtig verhaal.
De auteur is onder meer in Brazilië voor zijn studie Portugees en om onderzoek te doen naar schrijvers als Graciliano Ramos. Daarvoor reist hij de binnenlanden in en ook dat levert mooie verhaalstof op:
Bovendien blijft het natuurlijk altijd de vraag of het bezoeken van die plaatsen iets toevoegt aan wat Graciliano erover heeft geschreven, terwijl ik weet dat ik toch te schijterig en te hooghartig ben om oude overlevenden in de herfst van hun bestaan te komen lastigvallen met vragen over een twintig jaar geleden gestorven dorpsgenoot waar ze nog de pest aan hadden ook omdat hij altijd de beste van de klas was.
Hij schrijft af en toe lange zinnen maar dat stoorde mij niet. Hij gebruikt vaak bijzinnetjes die de zin lang maken maar ook luchtig, zoals de burenruzie die hij verwerkt in een verhaal in één van zijn brieven;
…over Lenie en Lia en het Belgische stel (boven beginnen ze weer, ik vang iets op over doodgaan en vermoorden, als het maar niet lekt)
Hij maakt nog vervolgreizen met Noor, zijn vriendin en met zijn dochter Roos. Ik zou talloze citaten kunnen geven maar ga vooral zelf het boek lezen. Het gaat over kolonialen met dienstmeiden waar hij een mening over heeft, tot hij zelf ineens in die positie komt. Het gaat over een hilarische kerstavond, over literaire bijeenkomsten, over al het ongedierte en het stof en om de drukte. Die alom aanwezige drukte, waardoor hij de Bijlmer als een oase van rust kan zien. Hij heeft een haat/liefde-verhouding met het land en hij vraagt het zichzelf af aan het eind van het boek;
Dus nogmaals: houd ik van Brazilië?…ik kom er steeds weer terug. En de vraag of ik dat ook zou doen als ik, er geen werk had, is helemaal geen moeilijke vraag: om er werk te hebben, heb ik kennelijk, en al lang geleden, dit land gekozen.