De ontdekking van de natuur van Hans Mulder is een verzameling van twintig verhalen die vertellen hoe West-Europeanen tussen ongeveer 1500 en 1900 de natuur hebben ontdekt, beschreven en soms ook geclassificeerd. Hans Mulder is historicus en werkt als conservator natuurlijke historie van van de Universiteit van Amsterdam, nu ondergebracht in het Allard Pierson. In die functie geeft hij veel lezingen en er was hem gevraagd deze lezingen op een toegankelijke manier in een boek te verwerken en daarvan is dit het resultaat.
Het is qua afmetingen een fors boek, ruim 33 bij 25 centimeter, en dat is maar goed ook. Het staat namelijk vol met prachtige, vaak paginagrote illustraties, veelal uit de collectie van het Allard Pierson. Als u even dit filmpje bekijkt ziet u er iets meer van.
Het eerste hoofdstuk is een wat algemener verhaal wat ingaat op enkele gebeurtenissen die belangrijk waren voor wat er daarna op het gebied van de natuurlijke historie plaatsvindt. Denk dan aan de uitvinding van de boekdrukkunst, de Reformatie en de ontdekkingsreizen van die tijd. De Reformatie? Jawel, de vertaling van de Bijbel leidde volgens verschillende historici tot een toenemende interesse in de natuur. Een interessante opvatting en die had ik graag nader toegelicht gezien. Voor de leesbaarheid heeft de auteur er echter voor gekozen om geen notenapparaat toe te voegen, we moeten het doen met een beknopte literatuurlijst.
Laat u dat echter niet weerhouden om dit boek te lezen want eerlijk is eerlijk, het is een plezier om door dit boek heen te bladeren en de bijbehorende verhalen te lezen. We lezen over vreemde vogels zonder vleugels en poten;
De verklaring voor het vaak ontbreken van vleugels en poten bij deze vogels wanneer ze in Europa aankomen, is simpel; de mensen die de vogels prepareerden, gebruikte de vogels voor versiering. Het ging dan vooral om de (staart)veren. Vleugels en poten konden gaan rotten en dus stinken.
Logisch, maar als je zo’n incomplete vogel natekent krijgt Europa af en toe een wat vertekend beeld van wat voor vogels er in het Verre Oosten leven. Antoni van Leeuwenhoek met zijn ontdekkingen van ‘kleine dierkens’ is redelijk bekend, maar Maria Sybilla Merian is dat veel minder. Deze vrouw vertrok met haar dochter naar Suriname om daar onderzoek te doen naar de metamorfose van inheemse insecten. Ook Georg Rumphius kent niet iedereen. Hij bracht onder meer het plantenleven en de schaal- en schelpdieren op Ambon in kaart. Pioniers van de natuurwetenschap dus.
Er komt een heel scala van andere natuurvorsers aan bod, waarvan Carolus Linnaeus, Alexander von Humboldt en Charles Darwin de bekendste zijn. Leuk, maar ik vind het net zo interessant om te lezen over de wetten van Lamarck, die gaan over de evolutie. Ik kende ze niet;
De eerste luidt dat bij een dier dat niet het einde van zijn ontwikkeling heeft bereikt, organen die veel worden gebruikt, sterker worden en andere die niet of nauwlijks worden gebruikt, steeds zwakker. En de tweede wet zegt dat onder invloed van de omgeving een bepaald orgaan dat intensiever wordt gebruikt, bij voortplanting voor de nakomelingen wordt bewaard.
U snapt dat de lange nek van een giraffe die alsmaar hoger reikt naar smakelijk voedsel een onomstotelijk bewijs is. Maar uiterst interessant om te lezen, ik krijg veel mee over de heersende opvattingen van een paar eeuwen terug. Die vinden we ook terug in de creationistische denkbeelden van William Paley; als je een horloge aandachtig bestudeert, ga je beseffen dat zoiets niet spontaan is ontstaan maar gemaakt. Datzelfde zou moeten gelden voor de natuur, aldus Paley.
Uiteraard besteedt Mulder aandacht aan de natuur in de binnenstad, zoals een dierentuin als Artis, de werkplek van Mulder. Ook de dierentuin in Utrecht van professor Theodoor van Lidth de Jeude krijgt aandacht. Hij was buitengewoon hoogleraar natuurlijke historie aan de Universiteit van Utrecht en legde de basis voor een enorme verzameling van afbeeldingen van dieren, die hij alle zorgvuldig classificeerde en gebruikte voor zijn onderwijs. Ze zijn terug te vinden op Wikimedia Commons onder de naam Iconographia Zoologica.
Kortom, twintig mooie verhalen die je wat bijbrengen over hoe de natuur ‘ontdekt’ en in beeld is gebracht, door bekende en minder bekende vorsers, met mooie anekdotes (‘onze’ Nederlandse mosasaurus is geruild met een Fransman voor 600 flessen wijn en bevindt zich nog steeds in Parijs) maar vooral met prachtige illustraties die een feest voor het oog zijn.