archiveren

Maandelijks archief: maart 2018

8f1fd0bcae25888596c6f4e7141444341587343
Het Boekenweekgeschenk van dit jaar, Gezien de feiten van Griet op de Beeck heeft wagonladingen kritiek over zich heen gehad. Was dat terecht?

Ten dele wel, maar daarover later meer. Eerst even kort de inhoud. Olivia van 71 jaar heeft zojuist haar man Ludo verloren en daarmee komt een einde aan een redelijk verstikkend huwelijk.  Olivia laat zich overhalen om naar een Afrikaans land te gaan en ontmoet daar de charmante Daniel. Dochter Roos en haar man Sander komen dit uiteraard te weten en Roos is daar helemaal niet klaar voor. Als Daniel Olivia in Europa komt opzoeken is de boot helemaal aan. (‘Is hij getest op ziektes?’)

Daniel blijft een tijdje en besluit voor zes weken terug naar Afrika te gaan, zijn zaken te regelen en dan voorgoed naar Europa te komen. Dat gaat echter niet door de politieke situatie, hij mag het land niet meer in. Uiteindelijk besluit Olivia naar Daniel te reizen.

Dit boek heeft best veel ingrediënten om er een stevig verhaal van te maken. Beklemmend huwelijk, vrijgevochten weduwe, familiebanden met bijkomende emoties, liefde over de grenzen heen, politieke achtergronden, trek alles uit de kast zou ik zeggen.

Dat gebeurt dus niet. Het is blijft een rechtlijnig verteld verhaal waarin Roos nog het meest tot leven komt. Zij irriteerde mij in ieder geval mateloos en dan doet het blijkbaar iets met je;

‘Het is dus godverdomme tóch waar!’ Olivia zag alle bloed uit Roos’ gezicht wegtrekken…
‘Is hij getest op ziektes?’

‘En gij vondt het niet nodig om dat tegen uw dochter te vertellen, dat ge hier koken-eteke ging spelen?’

‘But I mean it well!’ riep ze, zij liet zich niet hinderen door grammatica.

Dat gaat nog even door zo met Roos. De karakters zijn wat stereotiep verder. Sander bemiddelt vruchteloos, Daniel blijft immer charmant en Olivia zit ertussenin;

Daniel was voor haar gevallen binnen de geurcirkel van een primitief toilet dat ze jankend en zwetend verliet. Daar moest ze conclusies uit durven trekken voor zichzelf, dacht ze in haar dapperste kwartieren. Ze had een mail geschreven naar Roos en Sander waarin ze dat allemaal probeerde uit te leggen. Die had ze niet verstuurd.

De auteur wordt dus afgerekend op een verhaal zonder diepere lagen, eendimensionale karakters en een te eenvoudig verhaal. Ten dele onderschrijf ik dat dus. Aan de andere kant is het een Boekenweekgeschenk en die leveren lang niet altijd hogere literatuur op. Ik kan ook zeggen dat het boekje prettig weg leest en dat ik na wat literatuurgeweld en een hoop poëzie even helemaal geen trek had in een stevig verhaal. Dan voldoet het ineens prima.

9023414683.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Een kleine 900 pagina’s met de Verzamelde gedichten van Lucebert vond ik geen kleinigheid om te lezen. Ik gaf het al aan in de biografie over Lucebert; er valt soms geen touw aan vast te knopen en dat klopt in het overgrote deel van de gevallen. Ben ik er dan positief over? Ja, onverdeeld positief. Ik hoef ze namelijk niet te begrijpen. Ik wil ze beleven en dat kan op meerdere fronten. Lucebert geeft zelf al een voorzetje in een brief aan Nico ter linden;

‘En wat u vooral niet moet doen is een gedicht zien als een fraaie rebus waarvoor maar één oplossing mogelijk is. Het geheim en de kracht liggen voor een groot deel in haar onbestemdheid, haar veelzijdigheid en haar tegenstrijdigheid. In dit opzicht is de poëzie zeer verwant aan onze dromen in de slaap…U denkt toch niet dat een gedicht een stuk onhandig proza is waarvan de inhoud in gewoon proza uitgedrukt zou kunnen worden?’

Waar praten we dan over, dat het zo lastig zou zijn, als het toch allemaal Nederlandse woorden zijn? Een voorbeeld dan, van een redelijk bekend gedicht, het eerste deel;

De oude meepse barg ligt
nimmermeer in drab
maar voorgoed op zachte kussens onder – uitgerekend – 
de weelderigste boom Ons rest
slechts een schaduw dun als een dasspeld
om af te koelen lesbia
sinds je moeder goede zaken maakt
met de montage van haar 
Geldzucht en jouw schaamteloos lichaam
zijn je lippen – nu als in steeds
modieuzer gewaden gehuld zo
gewaagder lijkend dan ooit – mij toch
armelijk mager geworden

Meepse barg? Je kan er overheen lezen natuurlijk maar het zijn bestaande woorden. Het is een ‘ziekelijk mannetjeszwijn’. Lucebert had een omvangrijke bibliotheek en het was bekend dat hij die bibliotheek gebruikte om er allerlei woorden in op te zoeken om ze in zijn gedichten te gebruiken. Het wordt prachtig toegelicht in een lezing van Marc van Oostendorp, die tevens het eerste hoofdstuk vormt van het boek De lezende Lucebert. De lezing én het boek zijn aanraders voor wie meer over de poëzie van Lucebert wil weten.

Er zijn ook talloze gedichten waar je goed de strekking van kan volgen en die bij mij een bepaald gevoel oproepen. Het gaat te ver om ze allen te citeren, maar ik houd van zinnen als ‘er is een grote norse neger in mij neergedaald’, ‘op de vlinderachtige pols van het morgenrood’, ‘aan het hemeldak snirst een bevroren luidspreker’ (ja, ook snirsen betekent iets), ‘mijn oog is een onverzadigbare spin aan het rag van mijn dromen dwalend’ en ‘er is een bokser die de wind weghamert van dorp tot dorp.’

Snap ik de gedichten beter nu ik wat over Lucebert heb gelezen? Welnee. Maar dat hoeft dus voor mij niet. Ik vind het ontzagwekkend wat iemand allemaal met taal kan doen, in al die gedichten valt hij heel weinig in herhaling en het blijkt dat hij heel goed nadacht over welk woord hij waar wilde plaatsen. Ook voor een gedicht als:

tellby toech tarra
inna nip
inna nip
tarra toech tellby

heeft Lucebert een (voor hem) eenvoudige verklaring (waarin hij in brieven aangeeft dat in het eerste typoscript een fout stond, namelijk ‘terra’ in plaats van ‘tarra’). Het gaat over boekhouden en rekenen. Lees zijn biografie, het wordt er helemaal uitgelegd.

Ik weet zeker dat ik zijn gedichten blijf lezen en herlezen, want ze spreken mij aan. Misschien moeten we de dichter zelf maar aan het woord laten. Lucebert droeg zelf af en toe zijn gedichten voor en had er succes mee. Luister hieronder maar eens naar zijn zangerige stem

Lucebert draagt zijn gedichten voor

9403104708.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
In 2009 kocht ik het boek De lezende Lucebert, samengesteld door Lisa Kuitert. Dat is een boek over de uitgebreide bibliotheek van dichter/schilder Lucebert, overleden in 1994. Het ging over de mogelijke invloed van die boeken op zijn werk. Nu was ik toen niet bekend met dat werk en ik trachtte mij erin te verdiepen. Dat viel nog niet mee. Gedichten (daar was ik toen praktisch niet mee bezig) waar ik geen touw aan vast kon knopen en schilderijen en tekeningen die mij nog minder zeiden.

Toch ben ik Lucebert niet vergeten en heb in de loop der jaren echt wel gedichten van hem gelezen en leren waarderen, evenals zijn schilderijen en tekeningen. Toen Lucebert de biografie van Wim Hazeu verscheen, moest die dan ook zo snel mogelijk aangeschaft én gelezen worden. Zo geschiedde en ik weet nu al dat ik er de rest van mijn leven mee vooruit kan. Kom ik op terug.

Allereerst ging de publicatie met wat ophef gepaard, want die publicatie moest een jaar uitgesteld worden. De biograaf kreeg namelijk, toen het manuscript af was, brieven in handen die een nieuw licht wierpen op Lucebert in oorlogstijd. Waar hij altijd had gezegd dat hij in Duitsland tewerkgesteld was, lag dat toch iets anders. Hij had zichzelf aangemeld. Is hij daarmee een ‘foute Nederlander’? Ook dat ligt genuanceerd en dat geeft Hazeu prima weer. Lucebert was hevig geïnteresseerd in de Duitse cultuur en was ervan overtuigd dat het bolsjewisme bestreden moest worden. Hij viel voor het Duitse charme-offensief en die factoren leidden ertoe dat hij zich aanmeldde. Toen bleek met wat voor regime hij uiteindelijk in zee was gegaan schaamde hij zich ervoor en heeft hij er nooit meer over verteld.

Dan zijn kunst. Lucebert heeft de ulo afgemaakt maar is verder autodidact in dicht- en schilderkunst. Als je zijn immense poëzie-oeuvre bekijkt en leest (ik ben er nu in bezig) dan ga je beseffen wat een groot kunstenaar dit is. Het is waar, ogenschijnlijk is er soms niets te begrijpen van die gedichten, maar Lucebert wist precies wat hij opschreef. Gelukkig bevind ik mij in goed gezelschap, want Simon Vinkenoog zei over zijn poëzie;

‘Ontzettend indrukwekkend, soms beangstigend waren zijn mystieke gedichten, waar ik niks van begreep maar die ergens op een heel hoog niveau ontroering teweeg brachten’.

Ik kom bij het volgende boek terug op zijn gedichten, even terug naar de mens Lucebert zelf. Hij werd woordvoerder van de Vijftigers, een literaire beweging die zich afzette tegen de kunst van hun voorgangers. Hij werd bevriend met de Duitse toneelschrijver Bertold Brecht en volgde hem met zijn gezin naar Oost-Berlijn. Later ging hij in het Noord-Hollandse Bergen wonen én in het Spaanse Jávea. Hij was geen ‘socializer’. Premières en feestjes meed hij het liefst, hij werkte. Onvermoeibaar en altijd. Hij was altijd in zijn atelier te vinden, bezig met een nieuw schilderij, een tekening, een ets of gouache. Hij krijgt uiteindelijk succes en sluit een contract af met een Engelse kunstgalerij. Later volgen er meer exposities over de hele wereld, die hij overigens niet bijwoont vanwege zijn vliegangst.

Over zijn schilder- en tekenkunst is ook genoeg te zeggen. Allereerst was Lucebert kleurenblind, opmerkelijk voor een schilder natuurlijk. Ten tweede zijn de voorstellingen niet altijd even duidelijk, wat stelt het eigenlijk voor? Lucebert zelf zegt daarover;

‘Alles wat me maar invalt schilder ik, ik schilder en teken van alles op alles, alle opvattingen waardeer ik gelijkelijk, tussen motieven maak ik geen keuze en ik streef niet naar syntheses, tegenstellingen blijven bij mij rustig aangesteld en terwijl ze elkaar weerstreven, pleeg ik geen verzet, blijf ik buiten schot en beleef de vrijheid die alleen zij mij aanreiken, mijn schilderijen, mijn gedichten…Niet zweer ik dus bij magere en niet bij vette schilderijen, geen voorkeur heb ik voor bepaalde paletten, vandaag vlucht ik in boombruin, morgen verdrink ik lachend in dauwblauw.’

Als een schilderij af was dan werd de titel erbij verzonnen. Vaak wist hij die al tijdens het schilderen, maar hij gebruikte ook zijn boekenkast daarvoor als inspiratie.

Een andere constante is de muziek. Lucebert was gek van jazzmuziek en dat luisterde hij vaak met vrienden. Toch waren ook zijn gedichten een bron van inspiratie voor componisten. Zo heeft hij meegewerkt aan het surrealistische schouwspel Poppetgom. Componist Bruno Maderna componeerde de muziek hiervoor en Lucebert verzorgde de teksten, waarvan het Vietnamlied ‘Soldatenmoeder’ gezongen werd door de Zangeres zonder Naam. Ik heb dat singeltje voor een paar euro op de kop getikt, dat vind ik leuk om erbij te hebben, al is het een wat vreemde eend in mijn collectiebijt…. Zijn gedicht ‘het laatste avondmaal’ inspireerde Louis Andriessen tot zijn compositie ‘Trilogie van de laatste dag’ en Xander Hunfeld schreef zijn compositie ‘oktober’ ook op basis van zijn gedichten.

Als rechtgeaard hypochonder kwam Lucebert niet bij artsen over de vloer, tot bleek dat hij de ziekte van non-hodgkin had. Hij werkte tot het einde door, zoveel hij kon en liet een indrukwekkend oeuvre na. Waarom blijf ik daar dan de rest van mijn leven mee bezig? Omdat ik inmiddels liefhebber van zijn werk ben. Ik zal al zijn gedichten lezen en erover blijven lezen, net als ik zijn schilderijen zal blijven opzoeken. Niet de makkelijkste werken, maar des te interessanter. Het mooie is dat Lucebert zijn werk prima kan duiden. Hij kan je zeggen waarom er wat op een schilderij staat en wat hij met een gedicht bedoelt. Over dat laatste meer in de volgende bespreking, maar het is fascinerend om te lezen. Hij deed niet zomaar wat, was autodidact (zeer belezen in verschillende talen) en hij gebruikte niet alleen taal, hij vond het ook uit. Hazeu legt het allemaal helder uit in een vlot leesbare biografie van zo’n kleine 800 pagina’s die ik zeer de moeite waard vond.

FullSizeRender (002)
En dan ligt er een boek voor je van meer dan 5 kilo, een prachtcadeau van mijn lief. Dutch Mountains van Peter Voskuil. Volgens eigen zeggen Het ultieme standaardwerk over de Nederlandse platenindustrie. Ik houd niet zo van die zelfverheerlijkende titels maar…in dit geval ga ik hier in mee, want wat een schitterend boek is dit.

Ruim 700 pagina’s geschiedenis, heden en een vooruitblik over alles wat met muziek en de platenindustrie te maken heeft. In Nederland, maar ook daarbuiten, want die fonograaf hebben we nu eenmaal niet zelf uitgevonden. Chronologisch gezien hoef ik het niet helemaal na te vertellen, maar het begint in 1878 met het kermiswonder van dat wonderlijke apparaat waarmee goochelaar en illusionist Maju het land doortrekt. Het boek eindigt in 2015, waarin streamingdiensten van muziek gemeengoed zijn en het hele verdienmodel opnieuw uitgevonden moest worden.

Het is een schat aan informatie met talloze eye-openers (althans, voor mij). Dat varieert van het krijgen van inzicht in opnametechnieken tot het belang van bepaalde opnames uit heden en verleden. “Ouwe Taaie” van Eddy Christiani was tot voor kort een wat belegen liedje uit een ver verleden, maar ik wist niet dat het in feite een regelrechte protestsong was in een tijd van oorlog. Je kijkt er meteen anders tegenaan.

Je leest over de opkomst en ondergang van labels en maatschappijen en wat er voor nodig is om een hit te maken. Zo was het personeel van het later zo grote Decca-label ooit afhankelijk van de stoom van de wasserij op de begane grond om hun platen te persen.

De Nederpop ontstaat ironisch genoeg bij indo-bands als de Tielman Brothers, maar ook het levenslied gooit hoge ogen. Willy Alberti komt voort uit de Jordaan-gekte en zorgt met zijn hitsingle Marina voor de allereerste Nederlandse notering ooit in de Amerikaanse Billboard Top 100 (plaats 42). Den Haag als beatstad wordt uitgebreid beschreven en met name de capriolen in de studio’s, met alsmaar meer mogelijkheden, zijn prachtig om te lezen. Zo gaat het er aan toe, als Peter Koelewijn een single produceert van Q65;

Technicus van dienst die middag is de jonge Jan Audier. “De eerste keer dat ze gingen spelen, schrok ik me de pleuris”, herinnert hij zich. “Die meters lagen stijf in de rechterhoek in het rood, zo’n herrie was het. Toen heb ik een black out gehad. Ik dacht: hoe krijg ik die meters in godsnaam uit de hoek? Ik wilde niet afgaan.”
“Waar gaat die tekst eigenlijk over?” vraagt technicus Jan Audier als hij zijn black out weer enigszins te boven is. Audier spreekt redelijk goed Engels, maar verstaat er geen snars van. “Ik zal ’s gaan luisteren”, antwoordt Koelewijn. Hij gaat naast Bieler staan tijdens het inzingen, maar krijgt er ook geen hoogte van. Ze laten het maar zo.

Het is pionieren en je krijgt een goed inzicht in wie welke rol heeft gespeeld. Peter Koelwijn en Pierre Kartner blijken producers van formaat. Willem van Kooten is in de gehele geschiedenis alom aanwezig en Willem Duys had veel invloed.

De rol van het uitzendschip Veronica en later Radio Noordzee was ook van groot belang. Het waren elkaars concurrenten en dat ging zo ver dat de eigenaar van Veronica een bomaanslag pleegde op Radio Noordzee. Belangrijker was de uitvinding van de Top 40 en de invloed op de industrie. Er was sprake van manipulatie van de Top 40 en van payola, zeg maar omkoperij van disc-jockeys en andere belanghebbenden. Ik had er wel eens van gehoord, maar dat er voor Nederlandse concerns ook rechtstreeks zaken werd gedaan met de Amerikaanse maffia, was nieuw voor me. Inkoper Juan da Silva dobbelt zelfs over partijen van 20.000 lp’s, die bij de Free Record Shop in de bak ‘drie voor een tientje’ terecht komen.

De Free Record Shop wordt groot met parallelimport en kan zo goedkoop platen leveren. Dat brengt een hoop beroering in de industrie en één van degenen die er goed op weet in te spelen is de latere LPF-minister Herman Heinsbroek. Hij ziet het belang van een goede back-cataloque en het maken van compilatie-platen. Mensen betalen graag voor alle hits achter elkaar in plaats van een album met maar één of twee hits.

De ontwikkelingen gaan razendsnel en het wordt allemaal helder uitgelegd, compleet met grafieken en cijfers. De Palingsound, de opkomst van de cd en dvd en later de streamingdiensten, het staat er allemaal in. Door het hele boek staan aparte katernen waarin de totstandkoming van belangrijke Nederlandse platen wordt toegelicht. Maar het mooiste vind ik de talloze weetjes uit de praktijk, waardoor je muziek opnieuw gaat beleven of met andere ogen zien, of die ik gewoon wil weten als muziekliefhebber. Een paar dan;

– Hennie Huisman drumt helemaal niet op de opname van de hitsingel “House for Sale”  van de band Lucifer
– Frank Sinatra had bijna “In ’t kleine café aan de haven” gecovered, althans als het aan zijn producer had gelegen
– de moeder van Herman Heinsbroek heeft mijn “guilty pleasure” lp van Frankie Laine samengesteld (die kende ik als jongeling al van buiten en zijn moeder bleek groot fan, het was de enige compilatie die Heinsbroek niet zelf samenstelde)
– de hit “This is the moment” van René Froger lag klaar op de planken voor Whitney
Houston, maar die had net iets vergelijkbaars uitgebracht dus wilde hem niet.

Dat was nog in de tijd van lp’s en cd’s, maar het boek sluit af in de periode van streamingdienst en iTunes. Maarten Steinkamp, head of continental Europe van Sony/BMG;

“Ineens kon je muziek per track kopen. Dat is een game-changer van jewelste geweest. Als voor die tijd een single een succes werd, persten we die single bijvoorbeeld niet meer bij. Die trokken we dan van de markt af met het verhaal dat de single uitverkocht was. Dan moesten de mensen het album kopen om dat nummer toch te krijgen.”

Een verhelderend boek dus, groot en zwaar, maar daardoor ook met prachtige foto’s. Wat mij betreft een absolute aanrader voor iedere muziekliefhebber.