archiveren

Maandelijks archief: februari 2023

The Album Amicorum of Jacob Heyblocq is de titel van een boek dat geleverd wordt bij het facsimile van het daadwerkelijke Album Amicorum van Jacobus Heyblocq (1623-1690). Jacob Heyblocq was een dichter en rector van de Latijnse school in Amsterdam. Hij was getrouwd met Maria de Lange. Heyblocq werd hoofd van de Latijnse school, maar zijn managementkwaliteiten schoten te kort en in 1685 werd hem ontslag verleend. Zijn vrouw Maria was toen al overleden en hij was toen getrouwd met zijn tweede vrouw, Debora Schoonhoven.

Deze inleiding dient tot het boek dat van hem is overgeleverd, zijn Album Amicorum. Wat is dat precies? Het is Latijn voor ‘vriendenboek’ en het is een album waarin de eigenaar persoonlijke bijdragen van anderen verzamelde. Die werden op verzoek van de eigenaar in het boek aangebracht en konden bestaan uit opdrachten, wensen, tekeningen, citaten of zelfs knipkunstwerken. Degenen die een bijdrage leverden konden mede-studenten zijn, leraren, vrienden, collega’s of bekende personen.

Het Album Amicorum van Jacob Heyblocq is niet het enige overgeleverde album in zijn soort en ook niet het oudste. Een snelle scan leert dat er uit de zestiende eeuw 26 albums bekend zijn en uit de zeventiende eeuw 7 albums waaronder dat van Heyblocq. Het album van Heyblocq is wel uniek in zijn soort en er is er eigenlijk maar één dat er een beetje in de buurt komt, dat van de Amsterdamse advocaat en dichter Johan Blasius (1639-1672). Waarom is dit exemplaar dan zo uniek?

Dat heeft te maken met de hoge kwaliteit van de bijdragen en de degenen die ze aanleverden. Dankzij de bemoeienis van Heyblocq met het toenmalige culturele leven kon zijn album uitgroeien tot een van de rijkste exemplaren in dit genre. Zo staan er bijdragen in van de dichters Joost van den Vondel, Jacob Cats, Johan Blasius, Constantijn Huygens en Willem Godschalck van Focqenbroch, van geleerden als Jacobus Revius, Casparus Barlaeus, Gerardus Vossius en Gisbertus Voetius en de schilders Rembrandt van Rijn, Govert Flinck, Gerbrand van den Eeckhout en Jan Gerritsz. van Bronckhorst. De lijst is hiermee verre van compleet.

De facsimile is een exacte kopie van het origineel, dat in 1901 in het bezit kwam van de Koninklijke Bibliotheek. Het is een klein formaat boek van zo’n 16 x 9,5 cm en het telt 310 pagina’s. Die pagina’s zijn genummerd, waarschijnlijk door de Koninklijke Bibliotheek en daar zitten ook enkele lege pagina’s bij of pagina’s waar maar een gedeeltelijke tekst of illustratie op staat. Het origineel is gerestaureerd, waardoor de volgorde niet in alle gevallen meer klopt, maar daarom wordt er een begeleidend boek door de uitgeverij meegeleverd.

Dat begeleidende boek is in het Engels en telt zo’n 180 pagina’s. Naast een toelichting op het fenomeen Album Amicorum en een biografische schets van Jacob Heyblocq wordt hierin het complete album van Heyblocq pagina voor pagina toegelicht. Daarbij is de werkwijze als volgt. De teksten worden eerst weergegeven in de oorspronkelijke tekst. Vaak in het Latijn, vaak in het Nederlands van die tijd, soms in het Engels of in het Frans. Vervolgens wordt de Engelse vertaling weergegeven. Dat gebeurt soms in verkorte vorm maar de strekking is altijd duidelijk. Tenslotte wordt beschreven wie de schrijver of illustrator is met andere informatie die van belang kan zijn.

Dat maakt het geheel tot een feest om door te lezen. U legt de twee boeken naast elkaar en zo is alles prima te volgen. Wat daarbij opvalt is om te beginnen de naam van Heyblocq. Die vormt een dankbaar onderwerp, zeker omdat er in Amsterdam driftig geheid moest worden om lange palen de drassige bodem in te slaan voor stevige fundamenten. Joost van Den Vondel gebruikte zijn naam bijvoorbeeld;

Jacob, pryst ghy eeuwigh werck,
Bouw geen huis, veel min een kerck
Op den veengrond van elcks zin,
Want die gronden zacken in;
Schoon men hout noch Heiblock spaer.
Veengront dreight u met gevaer.
Bouw dan liever op een rots,
Hel en afgront zelf ten trots.
Bouw gerust op gront van steen,
Tytgemeen en plaetsgemeen.
’t Alteyt en het over-al,
Vreezen storm noch zwaeren val.

De goede lezer snapt dat het bouwen op een rots verwijst naar het evangelie van Mattheus waarin wordt gesproken over Petrus die de rots is waarop de christelijke kerk gebouwd zal worden. Het is maar een voorbeeld van de talloze teksten die er in staan. Zo wordt de actualiteit ook niet geschuwd. Zo ging ene Arnoldus van der Maat in op de grote brand van Londen en speelde in op de anti-Engelse sentimenten van die tijd vanwege de Engels-Nederlandse oorlog van 1665-1667:

Nu leijt al de prael van Londen
Op der aerd geheel geschonden
in een puijnhoop, door de zonden,
Die in haer zijn zwaar bevonden.

Elders in het boek vinden we een prachtige tekening van de slag bij Egmond aan Zee tussen de Nederlandse en Engelse vloot. Die tekeningen verdienen alle aandacht overigens, want die vormen voor mij het hoogtepunt uit het boek. Natuurlijk omdat Rembrandt zijn bijdrage heeft geleverd maar dat vind ik niet eens de mooiste illustratie. Kijk eens naar die van Joannes Leupenius met de Muzen dansend rond de meiboom of de twee tekeningen van Aert van der Neer met zijn zicht op de haven en de schaatsers bij de Montelbaanstoren in Amsterdam. Adembenemend mooi vind ik ze.

Ook zijn er curiosa te vinden in het (originele) album, zoals een stukje mica in een uitgesneden cartouche of een kunstwerkje van papierknipkunst. Ik houd van details als de ondertekening door de dichter Willem Schellinks met ‘6 st’. Die staat voor 6 stuivers, wat gelijk stond aan een munt van 1 schelling en dat verwijst weer naar zijn achternaam.

Tenslotte wil ik u het mooie rijm van dichter en arts Willem Godschalk van Focquenbroch niet onthouden, Aan mijn heer Jacob Heijblock; op zijn verzoeck om een vaersjen:

Ben je dan aen mossel-schelpen,
Noch aen kladt-papier te helpen.
Noch aen themas uijt je school?
Kunnen de begraffenis-brieven,
O cousijn! u niet gerieven,
Koopt je wijf dan nooit meer kool?
Is dan meester Claes de vijfde,
Die de stadt so langh gerijfde,
Doot? Of staedt zijn ambaght stil?
Of doet hij voortaen geen ceelen
Aen de goeie luij meer deelen
Tot gerief van meenigh bil?
Dat je mij juist komt versoecken,
Om uw secretale hoecken,

Met wat wisschers te versien?
Doch, voor een der wijste neersen,
Schaf ick gaeren al mijn veersen.
Bij exempel; Dit ’s er ien.
Finis.

P.S. Ist niet bedroeft, dat een, uijt so veel schoone blaeren,
Om dat ick ’t heb bekladt, na Poortegael moet vaeren?

Versen voor uw toilet, ook als toiletpapier te gebruiken. Het is niet allemaal hogere kunst maar erg vermakelijk.

U bent natuurlijk erg benieuwd naar dit boek geworden en u hoeft het zelfs niet aan te schaffen. Via deze link zijn alle pagina’s tot in detail te bekijken, hoewel de echte liefhebber dit boek gewoon in zijn bezit wil hebben. Het is één van de mooiere boeken uit mijn verzameling in ieder geval.

De correspondentie van Desiderius Erasmus Brieven 594-841. Deel 5 van de twintig-delige serie van de volledige correspondentie van Erasmus gaat over de periode juli 1517 tot mei 1518, de eerste tien maanden van Erasmus’ verblijf in Leuven waaraan in het najaar van 1521 een eind kwam.

In juli 1517 had hij zijn intrek genomen bij zijn vriend Jean Desmarais en in september verhuisde hij naar het College van de Lelie, waarvan een andere vriend, Jean de Nève, regent was. Erasmus was daar lid van de theologische faculteit mar was vrijgesteld van academische verplichtingen.

Hierdoor kon Erasmus zich wijden aan de studie en kon hij toezien op de oprichting van het Collegium Trilingue (Drietalencollege) waarin Grieks, Latijn en Hebreeuws zouden worden onderwezen. Als een rode draad door dit boek loopt de controverse waarin Erasmus verwikkeld was met de Franse humanist en theoloog Jean Lefèvre d’Etaples uit Parijs over de interpretatie van Hebreeën 2:7. Dat was nogal een ding in die tijd en het levert een paar prachtige brieven op.

Het grootste project waar Erasmus in Leuven aan werkte was de herziening van zijn tweetalige (Grieks-Latijnse), geannoteerde uitgave van het Nieuwe Testament, die in 1516 voor het eerst was verschenen. Qua roem stond Erasmus in de jaren 1517/18 waarschijnlijk op zijn hoogtepunt. Hij werd algemeen bewonderd en geëerd en hij ontving regelmatig uitnodigingen van Europese vorsten en kerkleiders. Het levert allemaal een bonte stoet van brieven op die een feest zijn om te lezen.

Wat ik zo mooi vind aan het lezen hiervan is dat ze de mens Erasmus dichterbij brengen. De grote humanist teruggebracht tot de menselijke maat. Zo heeft hij het in een brief aan de humanist en arts Johann Caesarius uit Keulen over een pamflet dat circuleert, gericht tegen paus Julius II;

Dat stuk is, denk ik, door iemand in het Latijn vertaald. Ik vraag me af wat die lieden bezielt om daar tijd en moeite aan te verspillen. Verder verbaast het me dat er mensen zijn die denken dat zulke dwaasheid van mij is uitgegaan; ik denk omdat er wellicht redelijk goed Latijn is gebruikt.

Een staaltje hypocrisie ten top. Erasmus had het stuk wel degelijk geschreven. De twist met Lefèvre loopt door veel brieven heen zoals en velen betreuren dat twee geleerden zo met elkaar overhoop liggen. Lefèvre pakte Erasmus hard aan in een geschrift, waarop Erasmus reageerde met een apologie waarin hij alle argumenten van Lefèvre weerlegde. De Franse arts Symphorien Champier heeft de apologie gelezen en schrijft aan Erasmus;

Hoewel het werk mij erg beviel, aangezien het van u kwam, vond ik het spijtig en ontgoochelend dat de twee beroemdste geleerden, niet alleen van Frankrijk, maar van de hele wereld, de twee voornaamste autoriteiten van de letteren, over een geringe kwestie, een onderwerp van bijna niets, dat in redelijkheid van twee kanten kan worden bekeken, elkaar zo vijandig, zo pedant, zo bitter bestreden, zo overvloedig hun beledigingen uitspuwden, zo dodelijk hun venijn uitbraakten en hun pennen zo scherpten als waren het wapens om bloed te doen vloeien en elkaar bedreigden als met slagtanden.

U zult begrijpen dat ik nodig die twee stukken van de heren eens moet gaan lezen. Wat mij ook bevalt zijn de beschrijvingen die niet direct over zijn vriendschappen of over zijn werk gaan. Je krijgt soms uit de eerste hand mee hoe het was om in de late middeleeuwen te leven. Er was angst voor de pest, mensen stierven aan de zweetziekte en het gaat over de verwoesting van Alkmaar door een huurlingenleger die zich De Zwarte Hoop noemden. Erasmus laat zich over die bende even gaan in een brief;

Was die hele bende maar verbrand tot as, dan zou ze beter aan haar naam de ‘Zwarte Hoop’ beantwoorden!’

Er wordt ook gecorrespondeerd over het tweeluik dat de schilder Quinten Metsys maakte van Erasmus en zijn goede vriend Pieter Gillis, gemeentesecretaris van de stad Antwerpen. Dat werd naar hun beider vriend Thomas More in Engeland verstuurd.

Tenslotte is nog vermeldenswaard dat er enige opvallende brieven van Erasmus in dit deel staan waarin hij zich weinig vleiend, of zelfs beledigend over joden uitlaat. Opvallend, omdat Erasmus bekend staat om zijn religieuze verdraagzaamheid. Er wordt helaas niet uitgelegd hoe hij tot zijn uitspraken kwam, er wordt wel verwezen naar literatuur die speciaal hieraan gewijd is.

Ik ben tot nu toe iedere keer verrast door de inhoud van de brieven en het levendige taalgebruik. Ook in dit deel staan alle personen aan wie de brieven gericht zijn, maar ook personen of karakters die in de brieven genoemd worden, toegelicht achterin het boek. Ook het veelvuldig gebruik van zijn eigen Adagia of verzamelde spreuken verlevendigt de boel, al was het maar om deze uitspraak die hij doet aan Anton Clava, raadsheer van Gent;

Zorg jij op alle mogelijke manieren ervoor dat je naar je arts je middelvinger kunt opsteken.

 Waarmee wij leren dat dit gebaar al in de Oudheid bestond. Wat een rijkdom, die correspondentie.

De nieuwste thriller van Thomas Olde Heuvelt heet November en in dit boek gaat de auteur internationaal. Speelden HEX en Orakel zich nog in een typisch Nederlandse omgeving af, nu lezen we over het wel, maar vooral over het wee van de bewoners van Bird Street in Lock Haven, Washington.

Daar woont het gezin Lewis. Ralph, rechter bij de King County Superior Court, zijn Braziliaanse vrouw Luana, docente Braziliaanse literatuur en hun kinderen Kaila en Django. Het gaat hen voor de wind. Ze hebben goede banen, Kaila is een ster in schoonspringen en Django uitzonderlijk getalenteerd op de piano. Alleen hadden de kinderen er eigenlijk niet mogen zijn. Hoe dat zit? Zeg ik niet.

In de hele straat is het ongeveer hetzelfde verhaal. Iedereen is succesvol en hun kinderen eveneens. De één heeft een torenhoog IQ, de ander barst van de creativiteit en het geluk lacht eenieder aan alle kanten toe. Behalve wanneer de maand november aanbreekt…

Dan gaan de schotten voor de ramen aan de tuinkant. Niemand mag de tuin in of er zelfs maar in kijken. De spiegels in huis worden verwijderd en alles met een spiegelend oppervlak wordt vermeden. Zelfs het glimmende bestek is van plastic in november. Het geluk stopt in november. Er zijn tegenvallers, ongelukjes en opspelende kwalen in wat men noemt de Donkerder Dagen.

De inwoners van Bird Street weten het en kennen de oplossing; er dient iemand te sterven in het bos achter het huis van de familie Lewis. Gebeurt dat niet, dan wordt de ellende erger. U voelt hem aankomen. Er was een kandidaat. Zorgvuldig geselecteerd, want er is een ethische standaard. Terminale patiënten of mensen met een doodswens; het kan allemaal, maar er wordt niet zomaar iemand van de straat geplukt voor het geluk van een paar families.

De gekozen kandidaat weigert en men moet opnieuw op zoek. Voor wie dan wel? Als u de boeken van deze auteur kent weet u dat het bovennatuurlijke een grote rol speelt en dat is hier niet anders. Dit boek heeft Faustiaanse kenmerken want we spreken hier over een pact met de duivel. Of met een Accountant, gaat u daar het boek voor lezen. Feit is dat er jaarlijks iemand op bezoek komt die de afspraken opnieuw komt bevestigen en de bewoners zowaar een keus voorlegt. Gaan we door of niet?

Hierom blijft het in stand. Elf maanden geluk, vier weken duisternis…Het maakt niet uit hoe schuldig je je voelt tegenover Kaila en Django. Zij weten het niet. Hoe afschuwelijk zal het zijn voor hen om te weten dat er vals spel zit achter hun talent…

Als het niet lukt om een goede kandidaat te vinden levert dat het leukste boek op en weest u gerust, die kandidaat laat lang op zich wachten. De ellende niet. Kaila komt er langzaam achter wat er aan de hand is als ze zelf bezocht wordt door een figuur die met haar meeloopt in de spiegeling van de diepvriesdeuren van een supermarkt. Kom er maar eens op. Haar broertje Django weet ook wel dat er zaken niet pluis zijn als hij wordt bezocht door Pulled Pork, het in ontbinding zijnde lichaam van een non-binaire haas.

Ik heb met dit verhaal nog geen tipje opgelicht van wat er in dit boek gebeurt. November gaat voorbij en uiteindelijk keert het geluk terug. De zomer verloopt in voorspoed, tot de nieuwe maand november zich aandient. Een recept voor nieuwe ellende, hoewel men nu goed voorbereid is en het niet echt beroerder kan dan vorig jaar. Niet? Natuurlijk wel.

Op de laatste dag van oktober heeft Ralph nog een borrel van het werk voordat hij zijn jaarlijkse sabbatical in november begint. Dan heeft hij zijn aandacht echt nodig voor andere zaken. Die paar cocktails kunnen geen kwaad, ook al heeft hij een zwaar drankprobleem in de maand die voor hem ligt. Het is nog oktober dus niets aan de hand.

En zoveel had hij nu ook weer niet op. Goed, als hij zou worden aangehouden zou hij een blaastest niet doorstaan en een eventuele arrestatie zou een lelijke zaak worden: King County waardeerde het niet als haar officieren hun voorbeeldfunctie beduimelden.

Hij wordt niet aangehouden. Het zou de minste van zijn problemen zijn bij wat er wel gebeurt en laat ik maar niet meer weggeven.

Dit tekent de sfeer in het boek. Het verschilt van zijn voorganger Orakel, waar meer actie in zit en de gebeurtenissen soms lekker over de top gaan. De spanning zit hier meer onderhuids, is subtieler en dat bevalt mij prima. Uiteraard gaat het over de vraag hoe ver mensen gaan als het om hun eigen geluk gaat. Hoeveel is een mensenleven eigenlijk waard? U zult er een aardig staaltje over lezen.

De auteur gebruikt de vier leden van het gezin Lewis afwisselend voor zijn vertelperspectief en ook dat werkt. Olde Heuvelt speelde al langer met het idee voor dit boek en situeerde het eerst in de bossen nabij Vught, maar het moest nog rijpen en uiteindelijk koos hij voor een plaats in de Verenigde Staten. Ik ben geen kenner van dat land en de cultuur maar het komt allemaal authentiek over. De slotconclusie voor mij is dezelfde als bij de andere boeken van Olde Heuvelt; ik ben geen speciale liefhebber van occulte zaken in boeken, maar in zijn verhalen vind ik ze nog steeds hoogst vermakelijk en ik heb het boek met plezier gelezen.

De Wereldgeschiedenis van Simon Sebag Montefiore is een dik boek van 1419 pagina’s. Geen afbeeldingen of plaatjes, het is allemaal leeswerk dus u krijgt waar voor uw geld. Montefiore beschrijft ook niet minder dan de complete wereldgeschiedenis, te beginnen bij een paar voetafdrukken van zo’n 950.000 jaar geleden. Hij gaat echt los vanaf de Egyptische heersers maar trekt het dan ook helemaal door tot de Corona-pandemie en de inval in Oekraïne door het Rusland van Poetin.

Montefiore heeft ervoor gekozen om aan de hand van families en dynastieën de wereldgeschiedenis te beschrijven. Zelf zegt hij daarover;

Het gezin is nog altijd de basiseenheid van het menselijk bestaan – zelfs in een tijd van kunstmatige intelligentie en een rakettenoorlog. Ik heb geschiedenis samengeweven door de verhalen te vertellen van verscheidene families in ieder werelddeel en tijdperk, en die verhalen heb ik gebruikt om er de voortgang van de geschiedenis van de mens aan te koppelen.

Hij noemt het een heel nieuwe benadering, ik vond het juist een conventionele benadering. Als je lineair door de geschiedenis heen gaat, kom je onvermijdelijk bij families en dynastieën uit. Er wordt ook niet vaak de nadruk op families gelegd, of de familie maakt evident deel uit van het verhaal zoals de familie De Medici of de Rothschilds. In die zin vond ik de thema-indeling van het boek De metamorfose van de wereld over de geschiedenis van de negentiende eeuw van Jürgen Osterhammel vernieuwender.  

Als u begint te lezen in dit boek kunt u zich schrap zetten. U wordt gebombardeerd met een stortvloed aan namen en gebeurtenissen en wat de auteur schrijft dat doet hij, u gaat naadloos van continent naar continent om de ontwikkelingen bij te houden. Met een paar regels kunt u een bloedlijn verder zijn, is de hoofdpersoon aan een onfortuinlijik einde gekomen of bevindt u zich in een ander deel van de wereld.

Montefiore heeft een aangename manier van schrijven en dat is wel nodig bij zo’n feitenovervloed;

Toen Marcus opnieuw ging vechten tegen de Germanen, werd hij vergezeld door Commodus, maar de zelfgenoegzame niksnut kreeg een hekel aan zijn veeleisende vader. Marcus wist dat Commodus tekortkomingen had, maar gelukkig zijn ouders geprogrammeerd om door hun kinderen om de tuin te worden geleid.

Het zal niet verbazen dat het Egyptische, Griekse en Romeinse Rijk genoeg aandacht krijgen. De Vikingen, de Middeleeuwen en de grote ontdekkingsreizen komen aan bod. Maar wat net zo interessant is, is dat de geschiedenissen van China, Japan, Afrika en Zuid- en Midden-Amerika ook beschreven worden, ook voordat de westerse veroveraars op het toneel verschenen.

Inherent aan geschiedenis beschrijven is het beschrijven van conflicten en oorlogen. Montefiore schuwt geen detail en het is verbijsterend om te lezen wat we elkaar hebben aangedaan. De recensent Bart Funnekotter van het NRC Handelsblad heeft wat geturfd en geeft aan dat het woord ‘oorlog’ 1.089 keer voorkomt in het boek, het woord ‘moord’ 949 keer, ‘onthoofd’ 129 keer, ‘martelen’ 104 keer en staatsgreep/coup’ 95 keer. Vroeger was niet altijd alles beter. Zo heeft u niet bij de inval willen zijn van Dzjengis Khan in Chorasmië in 1219. Toen de hoofdstad Urganj (Urgench, Turkmenistan) viel, kregen 50.000 Mongolen het bevel om elk 24 inwoners te doden, wat zou betekenen dat er 1,2 miljoen mensen werden afgeslacht. Het is wellicht de grootste massamoord op één moment uitgevoerd in de geschiedenis.

Het is fascinerend om te lezen dat er wellicht Afrikaanse mensen voor Columbus de Amerikaanse kust hebben bereikt. Later zouden zij dat onder heel andere omstandigheden doen; de slavernij wordt uitgebreid toegelicht en als de auteur dan toch het gezin erbij betrekt zorgt hij voor het eufemisme van het jaar door de slavernij te betitelen als een ‘gezinsonvriendelijk instituut.’

Ik houd van details en natuurlijk is het interessant om te lezen over Columbus en zijn nazaten (wat heel zo’n fijne familie niet was), maar ik wil weten dat de naam Californië vernoemd is naar een fictief personage, namelijk de koningin Calafia uit een ridderroman. Montefiore weet ook wel hoe hij een passage moet beginnen om de (in ieder geval mijn) interesse te wekken;

De wandelgangen van de burcht in Praag werden bevolkt door Rudolfs bizarre entourage van dodenbezweerders, magiërs, wetenschappers, kunstenaars en rabbijnen, plus een Deense astroloog met een gouden neus, een statige Engelse oppergeestelijke, een Ierse duivelaanbidder zonder oren, een Italiaanse minnares, een bekeerde Joodse minnaar, een psychotische zoon genaamd Julius Caesar – en loslopende tamme leeuwen.

Weest gerust, ze komen allemaal aan bod en het is een feest om te lezen. Naarmate we dichter bij onze geschiedenis komen weeft hij steeds vaker ons bekende namen in zijn verhaal. Als het over de emigratie van mensen uit Beieren naar Amerika gaat licht hij Friedrich Drumpf eruit, die in Seattle een bordeel annex café opende. Dat zegt ons misschien nog niet veel, tot Drumpf besloot dat hij daar toch beter de naam Trump kon voeren. De rest is…juist, geschiedenis.

Is zo’n dik boek met zo’n veelomvattend verhaal leuk om te lezen? Ik kan niet anders zeggen dan ja. Ik heb mij geen moment verveeld en als het nog 1000 pagina’s dikker was geweest was het mij ook prima. Een dergelijk boek kan nooit volledig zijn en uiteraard ontbreken er zaken, maar Montefiore komt toch een heel eind. Een literatuurlijst is niet opgenomen, hij verwijst ervoor naar zijn website omdat die nog eens 137 pagina’s zou innemen.

Een kleine kritische noot; ook al schrijf je een dik en mooi boek, de redactie moet scherp blijven. Met enige regelmaat zag ik de zetduivel opduiken en het ging mij soms zelfs storen.

De conclusie van het boek is er niet direct een om de champagne bij open te trekken. Zo zegt Montefiore over de oorlog in de Oekraïne;

Poetins invasie van de Oekraïne is geen nieuwe manier om macht uit te oefenen. Zijn meedogenloze wreedheid is een terugkeer naar de normale situatie op een manier die de dynasten in dit boek – krijgsheren, koningen en dictators – heel gewoon zouden vinden: de normale wanorde is hervat.

Dat wordt duidelijk uit dit boek. We mogen in onze handen knijpen dat het relatief lang rustig is geweest in onze contreien. Ieder wapen dat is ontwikkeld zal ooit gebruikt gaan worden en ook dat stemt niet vrolijk. Montefiore eindigt niet helemaal in mineur, hij vestigt de aandacht op de opgewekte geesten en inventieve gedachten, het vermogen tot vreugde en vriendelijkheid en het aanpassingsvermogen waardoor wij toch weer wegen vinden om de aarde voor ons leefbaar te maken en te houden. Laten we daar dan maar op proosten.

Vertaling; Rob de Ridder, Conny Sykora, George Pape, Cornelis van Ginneken, Martine Both en Margreet de Boer