archiveren

Maandelijks archief: oktober 2010

2d8b56658b21a265930784d5877444341587343

Ik had goede recensies gelezen over De Witte Tijger van Aravind Adiga dus ik was benieuwd naar dit boek. Omdat ik een paar keer in India ben geweest was dat reden te meer om het te lezen.

Als je het kort opschrijft lijkt het een onwaarschijnlijk verhaal; Een witte tijger doet zijn relaas over het uitbreken uit de hanenren aan de Chinese premier, Wen Jiabao.

Het valt goed uit te leggen.

Als blijkt dat de Chinese premier Wen Jiabao naar Bangalore komt om te praten met Indiase ondernemers, schrijft de Witte Tijger van Bangalore zijn verhaal aan de premier. Hoe hij opklom van bediende en chauffeur tot een succesvol ondernemer.

Die Witte Tijger is Balram Halwai, een jongen die opgroeit in een dorp in de binnenlanden van India. Als hij indruk maakt op een onderwijsinspecteur krijgt hij deze bijnaam. Hij wordt de tweede chauffeur van Ashok en zijn vrouw Pinky Madam. Ashok is de uit Amerika teruggekomen zoon van één van de landeigenaren in het dorp.

Deze baan bezorgt hem een uniform en dus aanzien in het dorp. Hij verwerft zelfs de status van eerste chauffeur als hij erachter komt dat zijn rivaal moslim is. Dat wil de baas niet en hiermee is hij chantabel. Uiteindelijk nemen ze Balram als chauffeur en bediende mee naar de hoofdstad, New Delhi.

Hier moet Balram zich schikken naar de wensen en grillen van zijn bazen. Ashok is goed voor hem, maar als zijn vrouw in een dronken bui iemand dood rijdt, wordt Balram gedwongen een schuldbekentenis te tekenen. Hij doet het, hij kan niet anders. Hij zit in de Hanenren:

Het beste wat dit land in de tienduizend jaar van zijn geschiedenis heeft opgeleverd is de Hanenren…Honderden bleke kippen en bontgekleurde hanen zitten opeengepropt in kooien van kippengaas, zo dicht samengepakt als wormen in een buik, ze pikken elkaar en schijten elkaar onder, ze worstelen om een beetje ademruimte…De hanen in de ren ruiken het bloed van boven..Ze weten dat ze hierna aan de beurt zijn. Ze komen niet in opstand…Precies hetzelfde gebeurt bij de menselijke wezens in dit land…

Hij legt uit dat een Indiase bediende met een grote som geld op pad gestuurd kan worden, zonder dat hij dit zal stelen. Niet omdat ze zo eerlijk zijn, maar omdat ze in de ren zitten. Ontsnap je uit die ren, dan heeft dat invloed op de rest van je familie. Die lever je niet over aan de toorn van je baas. Zo is de bediende gedwongen tot eeuwigdurende dienstbaarheid.

Zo niet Balram. Het wordt al vroeg duidelijk dat hij een moordenaar is. In zijn nachtelijke berichten aan de Chinese premier licht hij toe hoe hij uit de Hanenren is ontsnapt en wat het hem heeft gebracht:

Ik ben nu een van degenen die niet gepakt kunnen worden in India. Op zulke momenten kijk ik op naar mijn kroonluchter en dan wil ik alleen maar mijn handen in de lucht gooien en zo luid brullen dat mijn stem door de telefoons in de callcenterruimten helemaal tot de mensen in Amerika doordringt: Ik heb het gemaakt! Ik ben uit de ren gebroken!

Het is een boek om in één adem uit te lezen. De verslagvorm leest erg prettig, de stijl is helder en ik vond het heerlijk om weer even terug te zijn in India. Het boek heeft overigens The Man Booker Prize 2008 gewonnen en daar heb ik niets tegen in te brengen.

fe969be2ea68e28592f59385877444341587343

Adriaan van Dis en Zuid-Afrika zijn met elkaar verbonden. Zijn recente uitzendingen over zijn reizen in dat land maakten mij nieuwsgierig naar zijn laatste roman Tikkop.

Na jaren keert Mulder terug naar het vissersdorpje waar Donald, inmiddels arts, is blijven wonen. Mulder neemt zijn intrek in een klein huisje, tussen de bevolking. Dat valt hem niet mee, de omgeving is armoedig:

Het pad versmalde en daalde, links en rechts lagen opgehoopte netten, slierten zeewier, landbouwplastic, lege flessen. Alsof de zee zijn vuil tot ver in het dorp had uitgebraakt. De huizen voelden klam. Hij hoorde gestommel achter gesloten luiken, tetterende radio’s, huilende baby’s. Hier en daar moest hij over brakke plassen springen. Het rook naar stront en pis…Hoe langer hij liep, hoe meer hij zag verkrotten…Een vrouw stond verdwaasd voor een open raam, haar baby lag onbeschermd in de zon. Een jongeman waggelde naar buiten, van het donker in het licht, druk in gesprek met zichzelf. Mulder was te ver gegaan, hij keek bij de armoe binnen en zag dingen die hij niet had mogen zien.

Hij is niet gewenst. Jeugd loopt rond met prikstokken, altijd klaar om banden lek te steken. Zijn laptop bewaart hij in de wasmachine, tegen diefstal. Hij probeert wat contact te maken met zijn buren, maar het verloopt stroef.Donald, de arts, woont in en groter huis, samen met zijn Franse echtgenote. Zij heeft het wel gezien, Donald zal moeten kiezen tussen haar en Zuid-Afrika. Donald wil blijven, maar ook hij heeft het moeilijk en wordt niet geaccepteerd. Zijn banden worden lek gestoken, deursloten worden met hars gevuld en stenen vliegen door de ruiten. Samen proberen ze herinneringen terug te halen en reizen ze langs de paden van vroeger, onherkenbaar veranderd. Mulder, de zoekende verbeteraar en Donald, zoon van een grote meneer tijdens de Apartheid.

Ze ontmoeten Charmein en haar zoon Hendrik. Charmein is een hoer en haar zoon een tikkop, verslaafd aan tik, de lokale speed. Ze nemen uiteindelijk Hendrik onder hun hoede en proberen hem te laten afkicken. Dat valt ze niet mee en het leidt tot spanningen tussen Mulder en Donald.

Van Dis heeft een prachtig boek geschreven. Het gaat over het land en zijn geschiedenis, het gaat over de vriendschap tussen twee kameraden die zoeken wat er nog over is van die vriendschap. Het gaat over de huidige, soms uitzichtloze situatie van de vissers met de dwingende quota die ze opgelegd krijgen en het gaat over de liefde voor de taal. Van Dis laat Donald uitleggen:

Kijk, hier is mijn taal ontstaan: een basterttaal, gevoed door slaaf en boer. Geen taal kon de schoonheid en pijn zo raak benoemen. ‘Ik kan niet zonder,’zei Donald ernstig. ‘Daarom het ek teruggekom, na die bron, na die Kaap, waar ek my ore laat wandel.’

Het verhaal over het verblijf in het vissersdorp, de uitstapjes en discussies tussen Mulder en Donald worden afgewisseld met herinneringen uit het verleden. Uiteindelijk is de ontferming over Hendrik, de verslaafde zoon van Charmein, de proeve die veel goed moet maken. Het is geen afgerond verhaal, het is een lange overpeinzing over Zuid-Afrika, opgetekend in een mooie stijl door Van Dis. Zijn foto op de achterkant geeft het voor mij mooi weer.

0e2a1f59ba8b6935934456d5067444341587343

Ik laat mij wel eens verleiden tot een hype, dus kocht ik toch De schaduw van de wind van Carlos Ruiz Zafón. Ik heb geen spijt.

Het is het verhaal van Daniel Sempere, zoon van een boekhandelaar in het Barcelona van begin en midden vorige eeuw.

Hij wordt door zijn vader meegenomen naar het Kerkhof der Vergeten Boeken (alleen hierom al vond ik dat ik het boek moest lezen). Hij mag er een boek uitkiezen waar hij zijn leven lang op moet passen. Hij kiest het boek De schaduw van de wind van Julián Carax. Het blijkt het laatste exemplaar te zijn van dit boek en dat intrigeert Daniel. Hij gaat op onderzoek uit.

Dat onderzoek brengt hem in een maalstroom van gebeurtenissen. Hij wordt aangesproken door een vreemdeling die het boek koste wat kost in zijn bezit wil hebben. Niet om het boek te lezen, om het te verbranden. Daniel komt erachter dat het magazijn van de uitgeverij van Carax is afgebrand. De secretaresse van de uitgeverij, Nuria Montfort, blijkt de dochter van de bewaarder van het Kerkhof der Vergeten Boeken en zij heeft het exemplaar van Daniel gered. Zij is verliefd op Carax, terwijl Carax alleen oog heeft voor Penélope, het meisje dat hij noodgedwongen heeft moeten achter laten in Barcelona nadat ze door haar vader werden betrapt. Hij vluchtte zonder haar naar Parijs om later terug te keren naar Barcelona, op zoek naar zijn geliefde.

Door het verhaal beweegt zich de sinistere figuur van inspecteur Fumero. Hij is gewetenloos op jacht naar Carax en een climax tussen deze twee lijkt onvermijdelijk. Daniel wordt bijgestaan door een zwerver die hij van de straat redt door hem een baan in zijn vaders boekhandel aan te bieden. Deze Fermín Romero de Torres heeft ook zijn verleden met Fumero maar blijkt een onmisbare hulp voor Daniel in zijn zoektocht naar Carax.

Waar Carax met hart en ziel gebonden is aan Penélope, zo heeft Daniel zijn hart verloren aan Beatriz, de zus van zijn beste vriend. Hij vertelt Bea het verhaal van zijn zoektocht:

Ik begon mijn verhaal met die ochtend, lang geleden, dat ik wakker werd en me het gezicht van mijn moeder niet meer voor de geest kon halen, en stopte pas bij de beschrijving van de schaduwwereld die ik die morgen had gevoeld in het huis van Nuria Montfort…Ik vertelde haar hoe ik tot op dat moment niet had begrepen dat het een geschiedenis was over eenzame mensen, over afwezigheid en verlies, en dat ik me er daarom in had verscholen, tot het zich begon te vervlechten met mijn eigen leven, alsof ik uit de bladzijden van een roman was gevlucht.

En dat is de kern van dit verhaal. Praktisch alle figuren in deze roman dragen de eenzaamheid in zich mee. Uiteindelijk vormt het leven van Daniël een parallel met het leven van de schrijver Carax. Die parallel is groter dan Daniël zou vermoeden of wensen en dat wordt knap uitgewerkt door Zafón. Het thema eenzaamheid verwerkt hij ook nog eens in zijn schildering van de stad Barcelona. Niet zozeer de stad zelf als wel de weersomstandigheden spelen hierin een rol. Ze dragen bij aan de sfeer in het boek. Een paar voorbeelden:

De eerste dagen van de zomer van 1945 regen zich aaneen en we wandelden door de straten van een Barcelona gevangen onder een asgrijze hemel, met een waterig zonnetje dat over de Rambla de Santa Mónica stroomde als een guirlande van vloeibaar koper.

Bijna verraderlijk verdween de middag als sneeuw voor de zon, met een koude wind en een paarse lichtsluier die tussen de kieren in de straten gleed.

De storm wachtte niet op het invallen van de avond om zijn tanden te laten zien…Toen we om Plaza Molina heen reden, Calle Balmes in, vervaagde de stad al onder gordijnen van vloeibaar fluweel die me eraan herinnerden dat ik niet eens een miezerige paraplu had meegenomen.

En zo zijn er wel meer. Zafón’s taalgebruik is bij tijd en wijle bloemrijk en daar houd ik wel van.

Heeft het boek nu gebracht wat ik er van verwachtte? Eigenlijk wel. De gebeurtenissen zijn onwaarschijnlijk, enig realisme is ver te zoeken. Dat verwacht ik ook niet van zo’n boek. Ik verwacht een vlot geschreven verhaal, een goed plot en kleurrijke personages en daar voldoet het prima aan. Verder houd ik niet van losse eindjes. Die zijn er dan ook niet. Zelfs een terloopse afspraak met een oude baas in het gesticht wordt uiteindelijk groots nagekomen en dat stemt tevreden. Ik vind het een prima boek.

902344180X.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_

Als twee erudiete geesten met elkaar gaan praten over boeken en hun bibliotheken, dan wil ik graag mijn oor te luister leggen. Met het boek Zo makkelijk kom je niet van boeken af kan dat. Umberto Eco en Jean-Claude Carrière hebben het onder leiding van Jean-Philippe de Tonnac over het gedrukte boek en de toekomst ervan.

Het boek wordt een beetje opgehangen aan de komst van de e-reader en vervolgens wordt de vraag geponeerd of deze het gedrukte boek gaat vervangen. Het antwoord is evident: natuurlijk niet. Umberto Eco stelt

Het is duidelijk dat een rechterlijk ambtenaar de 25.000 stukken van een rechtszaak die in behandeling is, makkelijker mee naar huis neemt als ze in een e-book zijn opgeslagen…Toch blijf ik me afvragen of het ook met technologie die het best is aangepast aan de eisen van de lezer wel zo handig is om Oorlog en Vrede als e-book te lezen.

In de eerste tien pagina’s is het al duidelijk. Het boek is als het wiel of als een lepel. Het is uitgevonden en goed zoals het is. Er valt niets aan te verbeteren. We kunnen talloze informatiedragers uitvinden en we hollen met z’n allen achter de nieuwste technieken aan, maar valt de stroom uit, dan kunnen we overdag of bij kaarslicht desnoods altijd weer een boek lezen. Die conclusie is snel getrokken. Het is ook niet meer om de rest van het boek aan op te hangen. De heren keuvelen er genoegzaam op los over een variëteit aan onderwerpen. Het is wel keuvelen op niveau en dat heeft wat te maken met hun belezenheid. Ze beschikken beiden over een bibliotheek van zo’n 50.000 à 60.000 boeken. Nee, ze hebben niet al die boeken gelezen en op dat niveau ben ik nog lang niet. Mijn ‘bibliotheek’ is goed honderd maal kleiner, doch ik heb alle boeken wel gelezen of ga dat doen. De gesprekken gaan nogal eens van de hak op de tak, dus chronologisch de besproken onderwerpen opsommen heeft weinig zin. Wat wel veel terugkomt zijn de incunabelen die beiden verzamelen. Carrière:

‘Incunabelen’ zijn alle boeken die na de uitvinding van de boekdrukkunst zijn gedrukt tot aan de nacht van 31 december 1500. Incunabel komt van het Latijnse incunabula, het betekent ‘de wieg’ van de geschiedenis van het gedrukte boek, anders gezegd: alle boeken die in de vijftiende eeuw zijn gedrukt.

Die datum voor een incunabel boek is vrij willekeurig en antiquaren noemen handig een boek dat gedrukt is in 1501 een ‘postincunabel’. Goed beschouwd is dit besproken boek dat ook… Verder gaat het vooral over het eigen boekbezit en de interesses van Eco en Carrière. Er wordt druk gespeculeerd over onbekende meesterwerken of over Gutenberg-bijbels die bij onwetende oude dames op een boekenplank liggen te verstoffen. Eco geeft een aantal literaire blunders weer van uitgevers:

Aan Flaubert, over Madame Bovary: ‘Mijnheer, u hebt uw roman bedolven onder een stapel goedgeschetste maar volkomen overbodige details.’..Aan George Orwell, het onderwerp is De Boerderij der dieren: ‘Onmogelijk om een dierenverhaal in de Verenigde Staten te verkopen.’ Over Het dagboek van Anne Frank: ‘Dat kind lijkt er geen idee van te hebben dat haar boek niets meer kan zijn dan een curiositeit.’

Vermakelijk om te lezen en dat geldt eigenlijk voor het hele boek. De aanleiding voor dit boek zoals het gepresenteerd wordt is niet zo boeiend, het had net zo goed ‘Over boeken’ kunnen heten, maar Eco en Carrière weten zoveel over boeken en schrijvers dat er een uiterst leesbaar boek ontstaat.

1847675719.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Ik ontving het boek Pereira Maintains van Antonio Tabucchi via de Early Reviewers service van Library Thing en dat was een aangename verrassing.

Het verhaal speelt zich af in Portugal, in de zomer van 1938. Portugal zucht onder een dictatoriaal regime en in Spanje zijn er gevechten tussen de republikeinen en monarchisten.

In deze roerige tijd bekommert Dr. Pereira zich vooral om het vullen de van de cultuurpagina van zijn avondkrant, de Lisboa. Politiek, daar bemoeit hij zich niet mee.

Hij trekt een medewerker aan om necrologieën te schrijven van beroemde schrijvers uit die tijd. Mocht er één overlijden, dan heeft de Lisboa het bericht al op de plank. Deze Rossi schrijft wel wat, maar het is allemaal niet geschikt voor publicatie. Rossi komt wel met een vriendin aan, Marta, en later met een neef. Ze blijken zich bezig te houden met het rekruteren van vrijwilligers voor de Spaanse Burgeroorlog.

Pereira wordt om geld gevraagd en hij geeft het ze. Hij weet nog niet goed waarom, maar hij begint wel na te denken. Over zijn leven, over de dood, over zijn werk en zijn gezondheid. Hij praat erover met de foto van zijn overleden vrouw. Hij vertrekt ook naar een kliniek voor zijn gezondheid en heeft gesprekken met zijn arts, Dr Cardoso. Hij is geïntrigeerd door de opvatting dat een mens meerdere persoonlijkheden heeft, en dat de dominante persoonlijkheid opzij kan worden gezet door een andere:

He pondered on the week he had spent at the thalassotherapeutic clinic at Parede, on his conversations with Dr Cardoso, on his own loneliness. And when Dr Cardoso passed through the door and disappeared into the street he felt alone, really and truly alone, and it dawned on him that when one is really and truly alone, that is the moment to come to terms with the ruling ego striving to assert itself over one’s cohorts of souls. But in spite of this thought he did not feel reassured. On the contrary he felt this deep yearning, for exactly what he cannot presume to say, but it was a profound yearning for a life that was past and for one in the future, Pereira maintains.

Hier ligt de sleutel tot het verhaal. Hij ziet mensen druk in de weer voor hun idealen, hij is druk met de cultuurpagina. Dat wringt. Hij is tenslotte journalist maar heeft te maken met het regime. Hij hoort van alles maar kan niet publiceren wat hij wil, hij heeft te maken met repressie en censuur. Moet hij nu niet een andere persoonlijkheid boven laten komen die hier een daad stelt?

Of dat gebeurt leze men vooral zelf. Het boek heeft mij erg positief verrast. Het is nog geen 200 pagina’s dik maar het is een samengebald boek met grote thema’s als moed, trouw, verraad, liefde en corruptie. Ook de verteltrant is prettig. Ik was aanvankelijk verbaasd over de wat vreemde titel, maar het fragment geeft aan waar de titel vandaan komt. Het verhaal wordt verteld als een soort getuigenis, en het “Pereira maintains” komt door het hele boek voor. Ook de zijstapjes naar herinneringen en dromen van Pereira komen terug, om vervolgens afgekapt te worden door de verteller omdat deze volgens hem niet bijdragen aan dit verhaal.

Pereira is een mooi karakter. Een dikke, vermoeide en met zijn gezondheid kwakkelende redacteur die twijfelt of hij een daad moet stellen. Rossi en zijn vriendin Marta blijven wat aan de oppervlakte maar het tijdsbeeld, de sfeer en overpeinzingen van de hoofdpersoon maken het goed. O ja, mooie cover ook. Zo wil ik ze wel vaker van Library Thing ontvangen.

68274eabadc97c0592f75635877444341587343
Wat het Dagboek van Vaslav Nijinski interessant maakt, is dat het de beleving van een man weergeeft, waarbij de diagnose schizofrenie is gesteld. In mijn voorgaande verslagen Vaslav en Het dossier Vaslav Nijinski komt de levensloop van de balletdanser Nijinski aan bod en het verdient aanbeveling om deze boeken eerst te lezen, voor men aan dit dagboek begint.

Het dagboek bestaat uit drie hoofdstukken, getiteld Leven, Dood en Gevoelens. Dit zijn titels die door Nijinski zelf bedacht zijn, hoewel de onderwerpen in de delen wel een grote overlap vertonen. Wat vooral opvalt zijn een paar thema’s die steeds weer terugkeren. Nijinski geeft consequent aan dat hij God is en tegelijkertijd maar een normaal mens. Hij heeft het vaak over zijn gevoel en onbaatzuchtigheid. Ook heeft hij het vaak over zijn geestesgesteldheid en het lijkt of hij goed weet hoe men over hem denkt. Hij speelt er zelfs mee:

Ik ben God in mensengedaante. Ik voel wat Christus gevoeld heeft. Ik ben als Boeddha. Ik ben de God van de Boeddhisten en iedere gestalte van God. Ik heb ze allemaal ontmoet. Ik doe express of ik gek ben, ik heb daar mijn bedoelingen mee. Ik weet dat wanneer iedereen maar zal denken dat ik een ongevaarlijke gek ben, niemand meer bang voor me zal zijn. Ik houd niet van mensen die denken dat ik een gevaarlijke krankzinnige ben. Ik ben een krankzinnige die de mensheid lief heeft. Mijn waanzin is mijn liefde voor de mensheid.

Nijinski schrijft fanatiek in zijn dagboek en weet dat van zichzelf. Af en toe is hij concreet en verwijst naar gebeurtenissen zoals beschreven in de roman van Japin. Zo komt zijn relatie met de balletimpresario Diaghilev uitgebreid aan bod. Hier komt de ambivalentie in zijn karakter tot uiting. Hij noemt Diaghilev zijn aartsvijand, maar draagt hem tegelijkertijd een goed hart toe. Die ambivalentie komt ook terug in zijn gedragingen ten opzichte van zijn vrouw Romola en zijn dochter Kyra. Soms is hij hard en ongevoelig of kan hij uitbarsten in redeloze woede, aan de andere kant houdt hij van ze en kan hij niet zonder ze. Zijn dagboek staat vol met liefdesbetuigingen aan beiden.

Er wordt veel herhaald in het dagboek, het is geen coherent geheel. Een voorbeeld hiervan is het volgende stuk, dat in andere bewoordingen elders ook weer opduikt:

Zonder energie kan er geen leven bestaan. Het leven is moeilijk omdat de mensen niet begrijpen hoe belangrijk het is. Het leven is kort. Ik schrijf niet om mezelf te amuseren, maar om de mensen dood en leven te doen begrijpen. Ik houd van de dood. De dood kan lieflijk zijn wanneer God dat zo wil, verschrikkelijk wanneer hij komt zonder God…Ik studeer niet zo veel, alleen als God wil dat ik studeer. God verlangt niet van de mensen dat zij zich overbelasten. Hij wil dat de mensen gelukkig zijn…

Deze beschouwingen komen vaak voor en hij spreekt zichzelf nog wel eens tegen. Hier houdt hij van de dood, elders is hij er bang voor. Enerzijds looft hij de intelligentie van zijn vrouw, anderzijds wil hij die vernietigen zodat zij zich in andere opzichten kan ontwikkelen. Er zitten veel kanten aan een persoonlijkheid, geteisterd door wat dan als schizofrenie is gediagnosticeerd. Het boek is de moeite waard als aanvulling op de roman Vaslav van Japin.

4929e991129fe21592f79635877444341587343
Na het lezen van Vaslav door Arthur Japin werd ik gegrepen door de hoofdpersoon, Vaslav Nijinski. Een wereldberoemd balletdanser die zich meer en meer terugtrok, fanatiek een dagboek begon te schrijven en waarbij de diagnose schizofrenie werd gesteld. Ik bestelde het dagboek en dit werk, Het dossier Vaslav Nijinski, deel II uit de Schizofrenie-dossiers, met een inleiding van de psychiater G.J. van der Ploeg. Detail is een begeleidend schrijven van deze psychiater aan Frédéric Bastet, de Couperus-biograaf, uit wiens bibliotheek dit deel afkomstig is. Het boek is voorzien van zijn ex libris.

Terug naar Vaslav Nijinski. Nog even zijn leven in een notendop zoals beschreven in dit dossier. Hij komt uit een Poolse familie en was de middelste van drie kinderen. Zijn ouders scheidden en hij werd ondergebracht op de Keizerlijke Balletschool. Op zijn zestiende kon hem niets meer geleerd worden, hij was de absolute ster. Hij had een relatie met prins Lvov maar werd ‘doorgespeeld’ naar de invloedrijke intendant van Les Ballets Russes, Sergei Diaghilev. Deze begon een verhouding met hem en zorgde voor zijn grote, wereldwijde doorbraak. Toch trouwt Nijinski tijdens een tournee door Zuid-Amerika met de balletdanseres Romola. Diaghilev is woest en Nijinski hoeft niet meer bij hem terug te komen. Nijinski richt zelf een groep op, maar dit mislukt. Hij is geen manager. In deze periode heeft hij al last van heftige angsten en schreeuwbuien. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verblijft hij in Boedapest bij zijn schoonmoeder. Hij ervaart dit als een nare tijd, er zijn veel ruzies tussen zijn vrouw en haar moeder. Nijinski treedt nog wel een keer op met Diaghilev in de Verenigde Staten maar ook dit is geen succes. In 1918 vertrekt het gezin naar Sankt Moritz in Zwitserland en in januari 1919 gaat het mis. Nijinski gaat dwangmatig tekenen, allerlei ogen, soldatengezichten, vlinders en spinnen. Hij spreekt mensen aan op straat met een groot gouden kruis om zijn nek en maant hen om naar de kerk te gaan. Hij wordt ook gewelddadig. Dat is de periode waarin psychiater Eugen Bleuler geconsulteerd wordt door Romola. Aanvankelijk wordt zij gerustgesteld door hem:

‘Ach mevrouw, uw man is Rus èn kunstenaar, dat verklaart veel: op zichzelf bewijzen de symptomen nog niet dat sprake is van een psychische stoornis’.

Toch wil hij Nijinski zien en hij stelt vervolgens zijn diagnose drastisch bij. Onder vier ogen informeert hij Romola dat haar man ongeneeslijk ziek is en dat ze beter kan scheiden om zo haar leven en dat van hun dochter, Kyra, nog te redden. Feilloos begrijpt Nijinsky, die in de wachtkamer op de uitslag wacht, de ernst van Bleulers oordeel:

‘Femmka (vrouwtje)’, zegt hij, ‘je brengt me mijn doodsbericht.’

Op 19 januari 1919 danst hij voor het laatst in het openbaar, in het Suvretta Haus in Zwitserland. Dat is de benefietvoorstelling die door Japin wordt beschreven in zijn roman. Nijinski wordt uiteindelijk opgenomen in verschillende inrichtingen en zou nog tot 1950 leven. Hij overleed in Engeland en is later herbegraven in Parijs.

Wat interessant is aan deze uitgave, is dat het vanuit de psychiatrie geduid wordt. Het draait in feite om het hoofdstukje De Diagnose, waarin wordt aangegeven dat menig psychiater zich over het geval Nijinski gebogen heeft. Alfred Adler bevroedde bijvoorbeeld een minderwaardigheidscomplex bij de danser. Piano spelen zou de oplossing moeten zijn. Sigmund Freud verwachtte geen effect van psychoanalyse bij Nijinski dus heeft verder geen bijdrage geleverd. Er wordt wat vaktaal gebezigd in dit hoofdstuk, maar volgens Peter Ostwald, Professor in de Psychiatrie, heeft Nijinski een schizo-affectieve stoornis èn een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Verder worden diverse diagnosen genoemd, zoals neurasthenie, depressie, melancholie, manie, catatonie, paranoia en schizofrenie. Volgens Van der Ploeg zijn de catatone verschijnselen het meest opvallend. Deze worden door hem in het kader geplaatst van de schizofrenie, ergo, de diagnose luidt uiteindelijk “catatone schizofrenie”.

Het dossier bestaat verder uit een deel van het dagboek van Nijinski en een deel over Nijinski’s ziekte en opname, verteld door zijn vrouw Romola. Op het Dagboek ga ik verder niet in omdat dit later nog besproken wordt. Het deel van Romola is met name interessant door haar toewijding. Er wordt haar wel verweten dat ze als een soort groupie achter hem aan is gegaan en hem heeft veroverd, van Diaghilev heeft verwijderd en daarmee zijn carrière in de weg heeft gestaan, aan de andere kant heeft zij hem nooit in de steek gelaten. Niet in de hoogtijdagen, maar ook niet gedurende zijn opnames in allerlei klinieken en gedurende zijn gewelddaige uitspattingen. Dat mag gezegd worden.

Hieronder een interview met Nijinski’s dochter Kyra, zelf balletdanseres en choreografe.

62c02af8f498da7597764375351444341587343
Ju, ju, wat een grof volkje! is een bloemlezing van schimpschriften, protesten, liederen en uitspraken van de Hollanders over hun zuiderburen, de Belgen. De titel is ontleend aan een uitspraak van Lodewijk van Deyssel, maar er staan verder stukken in van onder meer G.A. Bredero, Gerrit Paape, Jacob van Lennep, Willem Kloos en Jan Greshoff.

Het geheel bestrijkt de periode vanaf de 16e eeuw tot en met de 20e eeuw en is samengesteld door Karel Jonckheere.

Het boekje moet een opmaat zijn voor meerdere delen. In dit eerste deel komen de gal en honing aan bod die de Hollanders uitstorten over hun Zuiderburen. De tweede bijdrage zou moeten bestaan uit uitspraken van Vlamingen over Hollanders. Vervolgens een deel over het goede waarmee de Nederlander de Belg-Vlaming heft bedacht en vice versa in deel vier. In totaal moeten er zo elf delen verschijnen. Het is mij echter niet duidelijk of deze ook zijn verschenen, ik moet er eens nader onderzoek naar doen.

Voorlopig deel één dus, met Nederlands commentaar op de Belgen. Die is niet mals in veel gevallen, getuige de Brieven van een Uitwijkeling uit 1787. Gerrit Paape vlucht weg uit Nederland naar Antwerpen tijdens de strijd om de bestuursinrichting in Nederland. Hij schrijft vele brieven naar Nederland:

Tot drank gebruikt men Bier, waarvan men velerlei soorten, zo bruinen als witten heeft. Wijn verschijnt hier zeer zelden op een burgerlijke tafel. Hij is doorgaans (bij ons gerekend), slegt en duur…Versche Visch komt hier ook; doch een Hollander, digt aan Zee gewoond hebbende, moet ze niet proeven…Een Antwerpenaar maakt weinig werk van zijn huis. De Meisjes vooral niet; deez schikken zig op met eene bevalligheid van kleeding, waarbij de Hollandsche schoonheeden verre te kort schieten…Voor ’t overige drijft de huishouding doorgaands op Gods genade voort.

Ook Jakob van Lennep laat zich niet onbetuigd. Hij verhaalt over het feit dat een Nederlandse meid een rapport moet opschrijven omdat een ongeletterde Belgische kapitein dit niet kan.

Wat een diep genot voor de Hollandse burgerij en de notabelen plus magistraat om te vernemen dat inzake beschaving en onderwijs een Hollandse herbergmeid hoger staat dan een Vlaams officier.

Jonckheere verzamelt zo een aantal fragmenten door de eeuwen heen, maar verzuimt ook niet om zelf fijntjes zijn commentaar te geven. Zo krijgt Kees Fens om de oren bij zijn stelling dat het vermeende wanbegrip van Holland ten opzichte van Rubens gelegen is in het Calvinisme. Ook Jeroen Brouwers, onze stilistisch begaafde beroepsmopperaar, wordt op milde wijze de oren gewassen.

Al met al vermakelijke stukken en het maakt nieuwsgierig naar de overige delen. Als iemand bekend is met deel twee waarin Vlamingen hun mening over de Hollander geven, ik hoor het graag.

9045801000.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Een Boekenkast vol geesten van Jacques Bonnet is geen dik boek maar een klein, erudiet boekje van een belezen man. Het gaat over bibliotheken, verzamelen en ordenen en de verleidingen van en liefde voor boeken.

Het leuke van dit boekje is dat het je een spiegel voor houdt. De vraag wordt gesteld waarom mensen boeken verzamelen. Waarom verzamel ik zelf boeken? Waarom leen ik ze niet gewoon in een bibliotheek. Het scheelt een zee aan ruimte. Maar dat kan niet. Ik ben ongebreideld nieuwsgierig dus ik wil lezen. En wat ik gelezen heb wil ik terug kunnen halen, wanneer ik maar wil. Dus moet ik die boeken om mij heen hebben. Bonnet geeft aan dat het mooie van een bibliotheek is dat je moeiteloos door tijd en ruimte kunt reizen en dat is zo. In een oogwenk zit ik van het eiland van Robinson Crusoë tussen de schilderijen van Vermeer en ben ik die beu dan fiets ik een stuk met Frank van Rijn door Zuid-Amerika. Zo simpel is het.

Bonnet heeft het over het ordenen van zijn immense verzameling van tienduizenden boeken. Zijn bibliotheek is verdeeld in genres en subgenres en daarbinnen op alfabet. De literatuur ordent hij op taal, maar daar stuit hij op praktische problemen omdat hij niet goed raad weet met talen als het Catalaans en het Fries. Hij vond een Frans boek, vertaald uit het Fries, uiteindelijk terug in de Scandinavische afdeling. Je mocht het eens kwijtraken.

Het leuke van de bibliotheek van Bonnet is dat het een werkbibliotheek is. Het is geen uitgelezen verzameling van dure boeken maar boeken die gekocht zijn om de inhoud. Hij maakt het ook zijn boeken door aantekeningen erin te maken:

Ik schrijf in mijn boeken, niet alleen met potlood maar ook met viltstift of balpen. Ik kan trouwens niet lezen zonder schrijfgerei in de hand…voor mij is een boek meer een stuk gereedschap dan iets waarmee je voorzichtig moet omgaan…Aantekeningen maken in een boek leest niet alleen prettiger, het helpt me ook de inhoud onthouden en het is handig bij eventuele herlezing.

Het boek gaat ook over de personages in al die boeken, bestaande en fictieve personages. We weten vaak meer over de personages dan over hun schepper. Don Quichot is een goede bekende, over Cervantes is veel minder bekend. Dat geldt ook voor Odysseus en Homerus en Hamlet en Shakespeare. Een mooi beeld wordt geschetst als Bonnet vertelt dat personages vaak een autonoom bestaan leiden en dingen doen waar hun schepper geen weet van heeft:

…Pierre Bayard heeft recentelijk in L’affaire du chien des Baskerville (Editions de Minuit, 2008) op overtuigende wijze aangetoond dat Sherlock Holmes er grandioos naast zat – en Conan Doyle zat te dutten – bij zijn onderzoek naar de mysterieuze doden in de heidevelden van Dartmoor.

Tot slot gaat het over het sterven van een bibliotheek. Door brand of doordat de eigenaar er niet meer is.

Zo herinner ik me uit de jaren tachtig een winterse zaterdagochtend op de place des Prêcheurs in Aix-en-Provence, waar honderden boeken uit de bibliotheek van professor G. van de hand werden gedaan. Heel een erudiet leven lag op straat uitgestald en werd haastig en besmuikt verpatst.

Dat is toch een mooi beeld. Daar mag ik graag mijn boeken vandaan halen. Zo moet het ook zijn, boeken vinden een nieuw bestaan in andermans bibliotheek. Bonnet ziet de boeken in zijn bibliotheek als oude huizen waar het krioelt van de mannen en vrouwen die er vroeger hebben geleefd, met hun vreugden en hun verdriet, hun verrassingen en teleurstellingen, hun hoop en berusting. Een mooi beeld en een aangenaam boekje voor boekenliefhebbers.

8294562b31e6e8c597731795877444341587343
Ik weet eigenlijk niet goed wat mij deed besluiten om Vaslav van Arthur Japin aan te schaffen. Ik heb weinig tot niets met ballet dus waarom begin ik aan het verhaal van Vaslav Nijinski, één der grootste balletdansers aller tijden? Geen idee.

Het verhaal beslaat welgeteld een dag uit het leven van Vaslav. Het is een dag waarop hij zich klaarmaakt om een benefietvoorstelling te dansen. Daar wordt door iedereen naar uitgekeken, want de hoogtijdagen zijn al lang voorbij. Dit zou een nieuwe start kunnen zijn van zijn carrière en dat zal weer voor inkomsten zorgen. Men zou weer kunnen genieten van zijn befaamde sprongen waarmee hij de zwaartekracht leek te tarten.

Maar…de meester lijkt er niet altijd bij met zijn gedachten en dat wordt opgemerkt door Peter, zijn bediende. Peter is de eerste verteller in het verhaal. Als hij de vuurkorven klaarzet waar Vaslav zijn oefeningen bij doet, vertelt hij over Vaslav’s verleden. Over de breuk van zijn ouders en de Keizerlijke Balletschool en over zijn carrière. Peter is een mooi karakter die vertelt met een mooi ironische ondertoon:

Genieën, ik heb het er niet op. Iedereen beweert dat meneer Nijinski er een is, maar dat weet ik nog zo net niet. Dan is het eerder nog een kind. Ik weet waar ik het over heb, want ik heb er wel degelijk één gekend, een algemeen erkend genie, en geloof me, onnozel ben je beter af…Ideeën zijn heilig in dit huis…Zou ik met een groot gebaar een pendule van de schoorsteenmantel vegen en roepen dat het een artistieke inval was, ik denk dat ik er nog mee weg zou komen ook.

De tweede verteller is Diaghilev, de grote impresario van Les Ballets Russes en voormalig minnaar van Vaslav. Hij heeft een uitnodiging ontvangen voor de benefiet en wil Vaslav vooraf ontmoeten. Hij wil hem weer laten optreden nadat hij er eerder voor heeft gezorgd dat Vaslav niet meer bij hem aan de slag kon. De reden was het huwelijk van Vaslav met Romola en de afwijzing van Diaghilev.

De derde verteller is Romola, zijn vrouw. Zij vertelt hoe zij Vaslav heeft ontmoet en veroverd. Dat wordt haar niet in dank afgenomen maar ze houdt van hem en belooft hem altijd te verzorgen, wat er ook gebeurt.

Uiteindelijk danst Vaslav de benefietvoorstelling en het zou zijn laatste, gedenkwaardige voorstelling worden. Hij trekt zich terug en gaat dagboeken schrijven. Hij spreekt minder en minder mensen en de diagnose schizofrenie wordt uiteindelijk bij hem gesteld.

Japin heeft een prettig leesbaar verhaal geschreven en weet fraaie beelden te schetsen, zoals het beeld van een gebombardeerd huis, waarin een ongedeerde Vaslav fier overeind staat tussen de puinhopen:

Daar stond de man van wie ik hou, onder de blote hemel, zijn haren, zijn pyjama, alles onder het stof en gruis. Zijn gezicht zag eruit alsof hij geschminkt was voor Petroesjka, helemaal witgrijs met daarin alleen, heel groot, die mooie, donkere, lieve ogen…Alsof een spot aanfloepte en hem volgde, zwierde hij voor mij van de gebroken schouw naar de omgevallen boekenkasten en weer terug….Op onhoorbare muziek draaide de grote Nijinski tour na tour na tour, onaangetast, tussen de scherven van ons leven, totdat hij in volle vaart op de half bedolven sofa af rende, zich op de kapotte veren afzette en sprong, de wolken in, en weg was hij!

Japin heeft zich goed voorbereid en blijft dicht bij de oorspronkelijke gebeurtenissen. Veel van wat in het boek staat is op internet terug te vinden en natuurlijk in de dagboeken van Nijinski zelf. Ik heb ze direct besteld, evenals Het Dossier Vaslav Nijinski, wat over zijn schizofrenie gaat. Leuk voor mij is dat ik van dit dossier het exemplaar van Frédéric Bastet, de Couperus-biograaf, heb weten te bemachtigen. Er is weinig bewegend beeld van Nijinski te vinden, het zijn allemaal korte fragmenten maar om een idee te geven voeg ik een fragment toe (noot; wegens de vele wijzigingen op Youtube heb ik de video verwijderd). Ik heb nog steeds niet veel met ballet, maar de mens Vaslav Nijinski is fascinerend dus ik ben erg blij met dit boek.