archiveren

Nederlands Indië

622f0bda4527e84596b6f727841444341587343_v5
Kapitein Raymond Westerling was een omstreden Nederlands militair die gediend heeft in voormalig Nederlands-Indië in de periode 1946-1948. Hij heeft in Mijn Memoires verslag gedaan van hoe hij die periode heeft beleefd, hoe zijn jeugd en jonge jaren eruit zagen en hoe hij de toekomst ziet van een onafhankelijk Indonesië.

Westerling werd in 1919 geboren in Istanbul uit een Nederlandse vader en een Griekse moeder. In de eerste pagina’s wordt al duideljk hoe hij over zichzelf denkt;

Ook wat lezen betreft was ik mijn leeftijd ver vooruit…Met 7 jaar was ik al een goed schutter…Wees voorzichtig! – wat een belachelijke raad! Ik was immers altijd voorzichtig geweest. Had ik dat niet gedaan, dan zou ik al honderdmaal de dood hebben gevonden.

En dit in nog geen twee pagina’s. Maar goed. Westerling heeft actie nodig en dat vindt hij niet in Istanbul. Hij wil het leger in en schrijft zich in. Via een lange reis, om Afrika heen (gevechten met Zoeloes uiteraard in Soedan), via Puerto Rico en Canada belandt hij bij de Prinses Irene-brigade in Wolverhampton in Groot-Brittannië. Hij volgt er een opleiding tot commando, wordt even uitgezonden naar Brits-Indië maar bevindt zich even later in België tijdens de Tweede Wereldoorlog waarin hij zelf militairen moet trainen. Hij is dan al een allround commando die zich in vrijwel elk terrein kan redden.

Hij raakt gewond door een exploderende V1-raket en is een tijd uitgeschakeld maar komt er bovenop. Na de oorlog gaat hij naar Nederlands-Indië, waar op dat moment anarchie heerst en bendes vrij spel hebben, de zogenaamde Bersiap-periode. Westerling ontvangt er zijn eerste opdracht;

De Japanners toonden weinig neiging de capitulatie van hun regering te aanvaarden en het terrorisme nam dagelijks in omvang toe…Het leek van het grootste belang iemand naar Sumatra te sturen, zelfs vóór de komst der geallieerden. Dat werd mijn eerste opdracht.

Dat doet hij op kenmerkende manier. Hij opereert voornamelijk ’s nachts en weet een guerilla-leider ongezien uit zijn huis te ontvoeren. Hij was daarvoor een weddenschap aangegaan met een majoor. Die won hij, hij leverde het hoofd van de bandiet op een bord aan de majoor. Het leest allemaal als een spannend jongensboek, maar daar zit natuurlijk een heel andere kant aan. Ik kom er nog op terug.

Het meest berucht is Westerling om zijn optreden op Zuid-Celebes. Ook dat gebied werd geteisterd door guerilla’s en moest ‘gezuiverd’ worden en Westerling leek daar geknipt voor. Hij kreeg het voor elkaar, maar gebruikte daar zijn eigen methoden voor. Hij betrok de bevolking bij zijn acties en handelde volgens het plaatselijk gewoonterecht, maar gebruikte ook standrechterlijke executies. Verraders werden in het openbaar terecht gesteld en dat had tot gevolg dat hij een berucht militair werd. Toch neemt hij zelf termen als ‘verlosser’ en ‘Robin Hood’ in de mond. Hij was zich echter ook bewust van de kritiek;

Eén zo’n geval van vergelding, nadat een voorafgaande waarschuwing in de wind was geslagen, had plaats onder nogal spectaculaire omstandigheden en dit ergerde vele Europeanen en leidde tot scherpe critiek op mijn methoden.

Het is ook niet misselijk wat er gebeurd (hij beschrijft het letterlijk) maar blijkbaar had het effect. Dat spannende jongensboek is dus maar één kant van het verhaal. Hoewel Westerling niet ontkent verantwoordelijk te zijn voor honderden doden wordt daar toch vrij snel aan voorbij gegaan in zijn mémoires. Toch neemt hij een apart hoofdstuk op met de titel ‘Ter zelfverdediging’. Dat heeft te maken met de verhalen over vele tienduizenden doden die hem door de Republikeinen (de regering van Soekarno) in de schoenen worden geschoven, maar ook met zijn eigen methoden. Methoden, waarvan zijn superieuren wel degelijk op de hoogte waren. Uiteindelijk neemt hij ontslag uit dienst voor de tweede politionele actie. Hij doet uitgebreid verslag van zijn poging tot staatsgreep die mislukt, om later via Singapore naar België te reizen. Uiteraard met een bloedstollend verhaal over de ontsnapping met een watervliegtuig en de zinkende roeiboot in de door van haaien vergeven zee voor de kust van Singapore. Uiteindelijk geeft hij nog zijn toekomstvisie voor Indonesië, waarbij hij voornamelijk wijst op de gevaren van een communistisch gezinde regering in die regio.

Westerling komt er in zijn mémoires natuurlijk goed vanaf. Het lijkt en is een avontuurlijk leven en hij was ongetwijfeld een uitstekend militair. Voor hoeveel doden hij echt verantwoordelijk is, wellicht geeft de studie van Rémy Limpach, De brandende kampongs van Generaal Spoor, hier meer duidelijkheid over. Ik ben er al in begonnen. Het is lastig voor te stellen dat Westerling, na zijn verblijf in Nederlands-Indië, vrij anoniem doorleefde met een korte carrière als opera-zanger, handelaar in antiquarische boeken en als badmeester. Hij overleed in 1987 aan een hartstilstand in zijn woonplaats Purmerend.

9403183403.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Met Revolusi heeft David van Reybrouck een zeer geslaagde poging gedaan om het verhaal te vertellen van de Indonesische vrijheidsstrijd. Een strijd die losbarstte kort na de Tweede Wereldoorlog, maar die zijn wortels al ver daarvoor had. In een documentaire over de totstandkoming van dit boek vertelt de auteur dat hij als niet-Nederlander los kan komen van het nationale perspectief en dat de geschiedenis van Indonesië een wereldgeschiedenis is, dus ook zijn geschiedenis.

Om dat beeld te schetsen heeft Van Reybrouck talloze interviews gehouden. In Indonesië uiteraard, in Nederland, maar hij heeft ook gezorgd voor verschillende perspectieven. Daarom ging hij ook op zoek naar Japanse ooggetuigen en trok hij zelfs naar Nepal om de Gurkha-strijders te interviewen die ook in Indonesië actief waren.

Dat levert een boek op van ruim 500 pagina’s dat ik met meer dan normale belangstelling heb gelezen. Ik heb zelf in het land rondgereisd en mijn grootvader is direct betrokken geweest bij de acties na de Tweede Wereldoorlog. Acties waar hij nooit echt over heeft willen spreken, maar die hij zeker zijn leven lang met zich mee heeft gedragen.

Van Reybrouck vertelt over de geschiedenis van de regio en komt zo tot de landing van de eerste Nederlanders in het gebied. Langzaam wordt de puzzel gelegd en worden de Nederlandse gebiedsuitbreidingen in kaart gebracht. Overigens was territorium niet het doel, dat was de handel, maar het leidde ontegenzeggelijk tot het begin van het kolonialisme. Wat de auteur goed doet is de standsverschillen in de maatschappij beschrijven aan de hand van de verschillende dekken op de pakketboot die de diensten onderhield tussen de verschillende eilanden. Dat waren, even heel algemeen, in het begin de Europeanen op dek 1, veel vreemde oosterlingen op dek 2 (denk aan de Chinese middenstanders) en de inlanders op dek 3. Al naar gelang er veranderingen in de maatschappij voorkwamen, beschrijft Van Reybrouck dat aan de hand van die dekken en dat werkt prima. Als de nationalisten snel een bestuur opzetten als er een machtsvacüum ontstaat bijvoorbeeld;

Kortom, binnen minder dan twee weken was er een grondwet, een staatshoofd, een parlement, een regering, een soort leger en het begin van een bestuur. Militairen en ambtenaren kregen meteen een plek in de nieuwe staat, duizenden dorpen en eilanden werden bereikt. Dek 2 en 3 klommen samen op naar dek 1. Maar er ontstond gedrang op de trappen.

De Tweede Wereldoorlog wordt uitgebreid beschreven, de wreedheden die daarin begaan werden, het verblijf in de kampen, maar zeker de periode daarna is een heel interessante. Daarin zie je dat eerst de ‘Bersiap’- periode uitbreekt, een uiterst gewelddadige periode  waarin paramilitaire groepen veel niet-inlanders of van collaboratie met de Nederlanders verdachte inlanders ombrachten. In de ‘Engelse’ periode komt Engeland om de oud-kolonie eigenlijk terug te geven aan Nederland. Iets waar de nationalisten onder leiding van Soekarno uiteraard niet op zitten te wachten. Omdat Nederland nog geen leger heeft zie je dat Nepalese Gurkha’s hier het gevecht met Javanen aangaan. Ik had er nooit bij stilgestaan.

Nederland kan ook niet vasthouden aan zijn oude kolonie. Een akkoord in Linggajati, later het Renville-akkoord en het Roem-van Roijen-akkoord zijn stappen op weg naar onafhankelijkheid, maar kunnen niet voorkomen dat Nederland twee ‘politionele’ acties uitvoert om zogezegd orde en rust te herstellen, maar Van Reybrouck geeft aan dat de acties niet best doordacht waren. Sommigen die uitgezonden werden dachten daar net zo over. Er waren er die deserteerden, zoals Poncke Princen en Piet van Staveren. Met die laatste heeft Van Reybrouck ook gesproken. Er waren er ook die verhaal deden van wat ze zagen tijdens die acties, zoals het beroemde interview van Joop Hueting voor de VARA-televisie in 1969. Ook met hem sprak Van Reybrouck;

‘In Jember zag ik voor het eerst een marteling. Een TNI’er was aan zijn voeten opgehangen met zijn hoofd naar beneden. Een Indische jongen van het KNIL martelde hem door het touw meermaals zachtjes te vieren, met kleine schokjes, zodat zijn kop op de grond kwam…Ik liep weg. Ik kon er niet tegen.’ Dat hij enkele maanden later zelf bij wreedheden betrokken zou raken wist hij toen nog niet. Oorlog is geen afgrond, maar een trage helling.

Ik heb zelfs het hele citaat niet weergegeven, het is nog erger. Hueting werd vreselijk bedreigd vanwege deze onthullingen. Verbijsterend is ook het optreden van de groep van kapitein Raymond Westerling. Die deinsde niet terug voor standrechterlijke executies en heeft voor talloze doden gezorgd, met medeweten van zijn meerderen. Hij is nooit gestraft en dat is moeilijk te begrijpen,  maar Van Reybrouck legt ook uit wat hier achter zit.

Van Reybrouck legt met ons de route af naar onafhankelijkheid en geeft ook het belang aan van de grote conferentie in Bandung in 1955. Daar namen Aziatische en Afrikaanse landen aan deel die recentelijk onafhankelijk waren geworden en die conferentie was uiteraard belangrijk voor Indonesië en Soekarno. Het doel was de stimulering van economische en culturele samenwerking en het weerstand bieden aan (neo)kolonialisme van andere landen.

Voor het geheel van het boek geldt dat het, mede door al die persoonlijke interviews, een uiterst prettig leesbaar boek is en de grote winst vind ik dat er zoveel standpunten in de geschiedenis van verschillende kanten belicht worden. Het is wel eens goed om te lezen waar Nederland kansen heeft laten liggen in de ogen van de auteur. Er zijn talloze boeken en studies in het Nederlands verschenen, vaak vanuit nationaal standpunt beschreven en veel Engelstalige publicaties die weer vaak een Republikeinse invalshoek hebben. Van Reybrouck heeft in ieder geval getracht zoveel mogelijk invalshoeken te gebruiken en dat is prima gelukt. Een aanbeveling voor wie meer wil weten is ook het uitgebreide bibliografisch essay achterin het boek, waarin uitgebreid de gebruikte documentatie wordt beschreven. Ik ga er in ieder geval nog eens wat dieper induiken.

 

Afbeelding
Opgevangen in andijvielucht van onderzoeksjournalist Griselda Molemans belicht op heldere wijze een vergeten stuk Nederlandse geschiedenis: hoe is de Nederlandse overheid omgegaan met hen die na de oorlog vanuit Nederlands Indië naar Nederland kwamen.

Daar is genoeg over te zeggen. Zo’n 380.000 ‘ontheemden’ kwamen naar ons land. Nederlandse staatsburgers, onderdanen en loyalisten die niet konden of wilden blijven in de voormalige kolonie Nederlands Indië. Zij werden in Nederland opgevangen. Soms in kampen of op boten, maar vaker in pensions. Een pensioneigenaar gaat een contract aan met de overheid en sluit zo een lucratieve deal; bezetting is verzekerd en er wordt tijdig betaald.

Er worden reglementen opgesteld voor minimumeisen aan huisvesting en er is een ‘menuboek’ vereist waarin de verstrekte voeding bijgehouden moet worden. Ook worden er contractambtenaren aangesteld om op de naleving toe te zien. Tot zover lijkt alles prima geregeld, maar schijn bedriegt.

Op het moment dat de gezinnen in Nederland aankomen is er al kleding verstrekt of wordt dat gedaan. Er worden meubelvoorschotten verstrekt en tijdens het verblijf in een contractpension krijgt men zakgeld. Wat er niet bij wordt gezegd, is dat iedere cent terugbetaald moet worden. Hetty Anderson-Kuitems vertelt;

‘We waren dankbaar dat we geholpen werden, aangezien we helemaal niets meer hadden, maar eigenlijk zijn we heel erg naïef geweest,’ blikt Hetty terug. ‘In feite heeft de overheid ons belazerd: de maatschappelijk werkster die ons begeleidde, heeft nooit iets toegelicht over het verstrekte zakgeld dat bij onze schuld werd opgeteld, noch over de kleding- en meubelvoorschotten.’

Feit is dat vaak werd aangewezen welke kleding men moest kopen en dat het eten in veel gevallen ondermaats was. Melk werd met water aangelengd, vlees of vleesvervangers ontbraken vaak en zelf koken mocht niet. Het komt steeds weer terug in de persoonlijke verhalen waar het boek vol mee staat. Als men het pension verlaat voor een eigen woning en er is werk gevonden, wordt men geconfronteerd met een schuldbrief. Er moet betaald worden voor de kosten van onderdak, kleding, meubels en zakgeld. Er wordt direct zestig procent van het loon ingehouden en er moet gedurende tien tot vijftien jaar lang afgelost worden. Er heerst stille armoede onder hen die door Nederland opgevangen zijn. Gezinnen met bloeiende ondernemingen in Indië worden geconfronteerd met een enorme afwaardering van hun bezittingen. Een voorbeeld;

Weduwe Henriëtte Pompe van Meerdervoort-Ziesel heeft zich…aangemeld voor ontvangst van de schadeformulieren. Haar bloeiende rubberonderneming Jombang in Jakarta (bestaande uit een plantage en fabriek plus een woonhuis met paardenstallen) is door de Indonesische overheid genationaliseerd…Vanuit haar vlieringkamertje in het bejaardentehuis Patria in Bussum dient Henriëtte een claim voor 150.000 gulden in….Inclusief de uitgestelde rente krijgt ze onder de Verdelingswet 21.950 gulden uitgekeerd op 5 november 1969.

Onder de Nederlandse bevolking heerst vaak onbegrip. Er wordt gedacht dat alles met belastinggeld wordt betaald. Er is al woningnood en dan moeten er voor ‘repatrianten’ ook nog woningen komen. Er valt dus van alles af te dingen op de “geruisloze integratie” die door de overheid graag wordt gehanteerd als modelvoorbeeld van een geslaagd integratiebeleid.

Molemans heeft uitputtend archiefonderzoek gedaan, maar het sterke punt van het boek zijn de vele persoonlijke verhalen. Het verleden komt tot leven met vaak schrijnende voorbeelden maar ook met mooie verhalen. Er waren pensionhouders die het beste voor hadden met de mensen die zij opvingen. Het boek wordt besloten met een sterke epiloog waarin nog tien openstaande financiële claims beschreven worden. Claims die de Indische gemeenschap nog tegoed zou hebben van de overheid en van verzekeringsmaatschappijen. Besloten in archieven die (nog) niet toegankelijk zijn voor onderzoek of die verloren zijn gegaan. Er valt nog genoeg uit te leggen.