archiveren

Maandelijks archief: mei 2017

9045016990.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Hoe moet je het boek Hoogtij langs de Seine van Diederik Stevens nu eigenlijk noemen? Een kunstgids, een stadsgids, een geschiedenisboek? Het heeft van alles wat. De ondertitel luidt Nederlandse schrijvers en kunstenaars in Parijs, waarbij we dan blijkbaar vaststellen dat een schrijver geen kunstenaar is.

Maar zo begint het ook. Het boek telt 470 pagina’s en de eerste 250 daarvan zijn gereserveerd voor korte biografieën van Nederlandse kunstenaars, zoals Simon Vinkenoog, Karel Appel, Corneille, Hugo Claus, Jan Wolkers etc. De overige pagina’s zoemen in op de locaties waar al die kunstenaars kwamen. De hotels, de academies, de ateliers en galeries, de boekhandels, bioscopen en bars, de brasseries en clubs die ze bezochten.

In dat tweede deel lijkt de schrijver op twee gedachten te hinken, want ging het niet om Nederlandse kunstenaars? Die voeren hier niet de boventoon. We lezen over Ernest Hemingway, Kiki de Montparnasse, Juliette Gréco, Pablo Picasso en al die anderen die Parijs bevolkten in de vorige eeuw.

Die twee gedachten stoorden mij overigens niet want laat ik het maar zeggen, het is één van de leukste boeken die ik ooit las. Nu niet meteen naar de boekhandel rennen, want dat kan goed aan mijn persoonlijke voorkeur liggen voor de stad Parijs in combinatie met de bohémiens die daar vertoefden. Je moet er wel van houden.

Zo leer je uit dit boek dat het beeld van de arme kunstenaar geenszins overdreven was. Het was moeilijk om aan woon- en werkruimte te komen. Appel en Corneille konden aan ateliers komen in een groot gebouw waar een vreselijke stank heerste van de huiden van een leerlooierij die daar lagen te drogen. Schrijvers en dichters zaten vaak een hele dag op één consumptie in een brasserie, omdat ze daar enigszins warm konden werken;

In korte tijd verrijst Appels provisorische atelier. Werktafels maakt hij van oude deuren…Appel schildert energiek maar wegens geldgebrek met weinig verf, en vooral op jute, in plaats van op duur linnen. Hard werken blijkt trouwens de enige remedie om warm te blijven, want het geïnstalleerde stookkacheltje heeft bij lange na niet genoeg kracht om het tochthol op temperatuur te krijgen.

Het is prachtig om van de avonturen van die Nederlandse kolonie in Parijs te lezen. Ik wist bijvoorbeeld niet dat Simon Vinkenoog zo’n verbindende factor was in die club. Maar het wordt eigenlijk nog leuker als al die locaties worden beschreven. Vanaf de ontstaansgeschiedenis tot aan heden. Je leest over al die beroemde gelegenheden als La Rotonde, Café Le Dôme, Les Deux Magots en La Coupole en vooral over wie er kwamen. De Amerikaanse schrijver James Baldwin zei:

The moment I began living in French hotels I understood the necessity of French cafés.

De Academies waar ook de Nederlanders les kregen of poseerden spelen een grote rol. De opkomst van de jazz-kelders in Parijs en alle grote sterren die er optraden, het staat er in. In het boek zijn kaartjes opgenomen met de arrondissementen die beschreven worden en alle plaatsen die worden beschreven staan aangegeven. Prachtig om een keer mee door Parijs te lopen lijkt mij.

Wat beklijft zijn de vele mooie verhalen in dit boek. Over The English Bookshop waar de flamboyante eigenaresse Gaït Frogé haar acrobatiek boven bedreef met welke schrijver dan ook. Over Victor Libion, de eigenaar van La Rotonde;

Uit de mémoires van Kiki de Montparnasse….blijkt dat de bedrijfsleiding van La Rotonde bijna dagelijks servies, bestek en glaswerk moet aanvullen omdat sommige financieel krabbende schilders de café-eigendommen onder hun trui of in hun jassen stoppen…Modigliani heeft die gewoonte alweer een tijd lang afgeworpen wanneer hij op een avond een feest in zijn atelier geeft waarbij ook Libion als gast aanwezig is. Tot zijn verrassing wordt de Rotonde-eigenaar geserveerd op hem overbekend servies. Ook blijkt de kroegbaas in de spijzen te prikken met zijn eigen tafelzilver, terwijl er evenmin onduidelijkheid bestaat over de herkomst van de wijnglazen. Libion vertrekt geen spier, staat op en vertrekt naar zijn café om wijnflessen te halen. Bij terugkomst zegt hij: ‘Alleen de wijn op tafel was nog niet van mij.’

En dat een heel boek lang. Ik ben er druk mee geweest en heb veel opgezocht over mij onbekende kunstenaars en artiesten, of om mijn geheugen weer even op te frissen. Zo weet ik nu dat het kunstwerk de knoop op winkelcentrum Hoog Catharijne in Utrecht, waar ik honderden keren langs gelopen ben, van Shinkichi Tajiri is, een Nederlands-Amerikaanse beeldhouwer van Japanse afkomst, uiteraard ook actief in Parijs. Een boek dat ik zeker nog eens uit de kast trek.

9088030537.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Het geheim van Penumbra’s boekwinkel van Robert Sloan is een roman van 300 pagina’s. Het gaat over oude boeken en nieuwe technologie, op de achterkant staat dat Oude Kennis en nieuwe Kennis gecombineerd worden. Het intrigeerde mij en boeken over boeken hebben altijd een streepje voor hier.

Het bleek een aangename leeservaring. Clay Jannon verliest zijn baan als webdesigner en vindt werk in de boekwinkel van Penumbra. De winkel is dag en nacht open en kent een vreemd interieur;

Stel je de vorm en omvang voor van een normale boekwinkel die op zijn kant is gezet. De ruimte was absurd smal en duizelingwekkend hoog en alle boekenkasten reikten tot aan het plafond. Drie verdiepingen met boeken, en misschien nog wel meer. Ik legde mijn hoofd in mijn nek…en zag de planken langzaam in de schaduwen verdwijnen alsof ze eindeloos ver doorliepen.

Er worden boeken verkocht, maar niet veel. Gangbare titels staan voorin de winkel, achterin staan heel oude boeken. Daar komt een speciaal publiek voor. Niet om ze te kopen, om ze te lenen. Het blijken gecodeerde boeken en de belangstellenden trachten fanatiek een puzzel op te lossen. Het is Clay verboden om in de boeken te kijken. Hij moet wel een logboek bijhouden, wie wat koopt of leent, hoe die persoon eruit zag, hoe de sfeer of het weer was, alles.

Clay heeft weinig te doen en maakt in zijn computer een visualisatie van de winkel. Wat blijkt, hij kan de puzzel oplossen. Als hij de punten van de plekken van alle uitgeleende boeken met elkaar verbindt, ontstaat er een gezicht. Het gezicht van de oprichter van een genootschap, die zoekt naar het geheim van onsterfelijkheid.

Clay wordt hierbij geholpen door Kat, een slimme meid die bij Google werkt. Zij zet nieuwe technologie in bij hun speurtocht en zo komen ze bij het hoofdkantoor van het genootschap in New York. Daar draait alles om één boek, de Codex Vitae ofwel het levensboek van ene Aldus Manutius. Een gecodeerd boek met de sleutel tot het eeuwig leven. Manutius gaf de sleutel maar aan één iemand door, zijn vriend en partner Griffo Gerritszoon. Die laatste was de uitvinder van een lettertype, dat alom tegenwoordig is als standaardlettertype of font, zowel in print als op de computer (let wel, in de roman).

Het is fascinerend om te lezen hoe een enorme hoeveelheid computers verbonden wordt om de sleutel te kraken;

Een geheim genootschap van geleerden werkt hier al vijf eeuwen aan. Nu zetten we het voor een vrijdagochtend in de agenda.

Het is nog spannend om te lezen ook en het is of je er bij bent;

De schermen komen tot leven in een blizkrieg van datavisualisaties en dataonderzoek. Het woord MANVTIVS knippert fel en onregelmatig in de hoekige letters van de programmeertaal en het bedieningspaneel….Spreidings- en staafdiagrammen verschijnen op de schermen. Op Kats bevel kraken en herkraken de Google-apparaten de data op negenhonderd verschillende manieren. Negenduizend. Nog geen resultaat.

Ik ga niet alles weggeven en er zit natuurlijk een twist aan het verhaal. De auteur heeft knap feiten met fictie vermengd. Het font van Gerritszoon bestaat niet, Manutius bestaat wel. Er wordt verhaald over een Accession Table waarin alle voorwerpen uit alle musea ter wereld gedocumenteerd staan. Er bestaat een research tool voor wetenschappers die zo heet, maar alle voorwerpen gedocumenteerd? Ze zouden het willen. Dat maakt het voor mij een erg aantrekkelijk boek. Oude boeken en een snuif mysterie gecombineerd met moderne technieken, ik houd ervan.

Lees ook de besprekingen van Anna en Bettina vooral.

Vertaling; Jacques Meerman

3aa3e6e08988d86597952685651437641414141
Het complot tegen Amerika van Philip Roth is geschreven in 2004, handelt over de periode tijdens de Tweede Wereldoorlog en is ineens weer zeer actueel. Het is ook een verrassend boek, want het mengt historische feiten met fictie. Een onvervalst wat als? boek.

In de Verenigde Staten wordt namelijk niet Franklin Delano Roosevelt, maar de pionier-vliegenier Charles A. Lindbergh gekozen tot de 42e president (fictie). Dat is erg, want deze man staat bekend om zijn fascistische en anti-semitische denkbeelden (feit). Daar gaan we dus al, maar geen vrees. Het verhaal wordt vlot verteld en wel door de ogen van de jonge Philip Roth zelf.

Deze groeit op in een joods gezin met broer Sandy en pleegbroer Alvin. Deze laatste is het niet eens met de denkbeelden van president Lindbergh. Die staat voor een neutraal Amerika en bemoeit zich niet met de oorlog in Europa. Hij heeft zelfs op IJsland een verdrag gesloten met Hitler ten behoeve van wederzijdse vreedzame betrekkingen. Ook heeft hij een pracht van een Orde van de IJzeren Adelaar gekregen (Lindbergh kreeg daadwerkelijk een Duitse onderscheiding). Alvin gaat vechten in Europa, verliest een been en komt verbitterd terug.

Het anti-semitisme neemt toe en er komen initiatieven om joodse families te verspreiden over het land. Ook de familie Roth wordt intern verdeeld. Tante Evelyne trouwt een rabbijn die achter Lindbergh staat en wordt verketterd door Philip’s ouders, helemaal als tante en haar rabbijn bij Lindbergh en Von Ribbentrop in het Witte Huis mogen aanschuiven. Vader Roth ziet het in de bioscoop op het journaal;

‘Maar waarom ging je dan kijken,’ vroeg mijn moeder hem, ‘als je wist dat het je zo van streek zou maken?’ ‘Ik ging kijken,’ antwoordde hij, ‘omdat ik mezelf elke dag dezelfde dag dezelfde vraag stel: hoe is het mogelijk dat dit in Amerika gebeurt? Hoe is het mogelijk dat zulke mensen het in ons land voor het zeggen hebben? Als ik het niet met mijn eigen ogen zou zien, zou ik denken dat ik hallucineerde.’

De link met de actualiteit hoef ik niet meer uit te leggen en dat maakt het razend interessant. Er is tegenstand in de vorm van oud-cabaretier Walter Winchell (feit) die om zijn tegenstem wordt vermoord (fictie). De grote hervormingen worden persoonlijk als de moeder van het vriendje van Philip omgebracht wordt door anti-joods geweld. President Lindbergh vliegt het land door en pakt de bevolking in met een simpele boodschap;

‘Ons land is in vrede. Onze mensen zijn aan het werk. Onze kinderen gaan naar school. Ik ben hierheen komen vliegen om jullie daaraan te herinneren. Ik ga nu terug naar Washington om ervoor te zorgen dat het zo blijft.’ Een allesbehalve opzienbarende reeks zinnetjes, maar voor die tienduizenden Kentuckianen…alsof hij hun het einde van alle aardse moeite en verdriet heeft aangekondigd.

Toch verdwijnt Lindbergh van het toneel en zijn tegenstander Roosevelt wordt zijn opvolger. Pearl Harbor wordt aangevallen, waarna de geschiedenis zijn normale loop weer herneemt.

Het is een knap geschreven boek en het feit dat feit en fictie door elkaar heen lopen stoort geen moment. Achter in het boek wordt aan de hand van de hoofdpersonen keurig uitgelegd wat de juiste chronologie is van hun levens én staat de toespraak die Charles Lindbergh heeft gehouden op 11 september 1944 in Des Moines, Iowa. De titel was ‘Wie zijn de oorlogsstokers?’. De bijeenkomst was van het America First Committee. America First? Ik hoef die actualiteit ook niet uit te leggen geloof ik.

Vertaling; Ko Kooman

9460043232.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Naar aanleiding van het lezen van de biografie van Willem Kloos, vond ik het tijd om zijn Verzen te gaan lezen. Zijn debuutbundel publiceerde Kloos in 1894. Die bundel bestaat uit 93 lyrische verzen, aangevuld met drie langere fragmenten in versvorm, Rhodopis, Okeanos en Sappho. Daarna komen de zogenaamde ‘scheldsonnetten’, die hij in 1892 ‘aus einem guss’ op papier zette om meedogenloos af te rekenen met voormalige vrienden en/of anderen die hem op enigerlei manier hadden tegengewerkt.

Nu geldt Kloos als één van de grootste dichters die Nederland heeft gekend, maar ik bepaal zoiets altijd graag voor mijzelf. Dat viel mij nog niet mee, eerlijk gezegd. De meeste verzen zijn opgetekend in de vorm van een sonnet, een rijmend gedicht van 14 regels en het liefst nog met een wending ook. Dat zijn dus al geen sinterklaasgedichten en voeg daarbij het taalgebruik uit zijn tijd en enige vorm van concentratie is dan echt geboden.

Maar…dan volgen er inderdaad onnavolgbaar prachtige verhalen, die wat mij betreft voornamelijk te vinden zijn in zijn lyrische verzen, maar ook in zijn langere fragmenten met Griekse verhaalstof. Beroemd is natuurlijk vers V, wat nogal veel stof deed opwaaien als zou het godslasterlijk zijn. Dat begint zo;

Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten,
En zit in ’t binnenst van mijn ziel ten troon
Over mij-zelf en ’t al, naar rijksgeboôn
Van eigen strijd en zege, uit eigen krachten, –

Godslastering was niet wat Kloos in gedachten had. De regel stond precies waar Kloos zelf voor stond en is daarom zo belangrijk; hij bedoelde dat de dichter, of kunstenaar in het algemeen, de autonome schepper is van zijn verzen of kunstwerk. Met de lyrische sonnetten zette Kloos zich bewust af tegen de heersende huiskamerpoëzie die toen in zwang was. Met lyrisch is ook niets teveel gezegd. Ik kende al de zinsneden De boomen dorren in het laat seizoen en Ik ween om bloemen in den knop gebroken en zo zijn er nog talloze voorbeelden op te noemen. Toch wil ik ook de aandacht even vestigen op de langere, Griekse fragmenten. Daar is ook veel moois in te ontdekken namelijk, zoals in Rhodopis, waar het volk een protesterende priester dwingt tot een wilde dans;

Zij storten den zondaar in gistenden gloed,
Zij slepen hem mede met warlenden spoed,
Zij zwaaien en gieren, en draaien en zwieren,
En doen hem de feesten der goden meè vieren!

Lees het via de link vooral eens helemaal, ik moest denken aan Bach’s passage uit de Matthäus Passion Sind Blitze sind Donner en aan stukken uit Gluck’s opera Orfeo ed Euridice. Ook Okeanos kent prachtige fragmenten, met name in het tweede vers. Je waant je in Arcadië als je dat leest en ik hoor er de muziek van Alessandro Scarlatti bij. Herders in het veld met hun kuddes, de fluitspelende god Pan erbij, het kan allemaal niet op.

De scheldsonnetten zijn een verhaal apart. Het ging niet goed met de gezondheid van Kloos en hij maakte nogal wat ruzie. Nu kon hij een aardig potje dichten dus rekende hij met oude vrienden meedogenloos af in sonnetvorm;

O kereltje in uw regen-jassen-trots,
Waarmee ge, als een barbaarsche potentaat,
Durft fiertjes stappen door de Kalverstraat,
Met houten nek en gelaat, bruut als rots

Valt bovenstaande nog mee, hij begon zijn sonnetten ook met O Gij, verkrachter van veel vrouwenzielen (Frederik van Eeden) of noemde het beestje gewoon bij naam, Albert Verwey, gij musculeus poëetken. Er zijn zelfs nog niet gepubliceerde scheldsonnetten die nog verder gaan, zoals hier te lezen is.

Zijn er geen kanttekeningen? Jawel, hoewel die zeer goed bij mijn eigen onkunde kunnen liggen. Uit onderzoek is gebleken dat Kloos veel aandacht besteedde aan metrum en rijm, maar ik ben weinig bekend met de sonnetvorm (hoewel ik ze van Shakespeare allemaal doorgeakkerd heb en die zeer goed leesbaar vond). Deze sonnetten vond ik lang niet allemaal zo leesbaar. Een zin als Dat heel zoo anders is als al wat ’s nachts was vind ik een draak met al die ‘a’s’ erin. Dat geldt ook voor een zin als Diepst Zelf zijns-zelfs, als maar niet schandlijk sjachlend. Spreek die maar eens tien keer snel uit, het is niet te doen.

Dan de uitgave van het boekje zelf, daar is ook wel iets over te zeggen. Er is een informatief nawoord, maar een toelichting op de Duitse en Franse sonnetten die er in staan zou welkom zijn. Verder constateerde ik dat de sonnetten L (blz. 31) en XCII (blz. 54) in tekst gelijk zijn en alleen op wat leestekens afwijken. Was dit zo bedoeld of mis ik een sonnet? Ik heb de vraag bij de uitgeverij uitstaan, het wordt hopelijk vervolgd. Het vervolg; ik kreeg keurig antwoord van de uitgeverij en ik had over de toelichting achter in het boek heen gelezen. Deze twee sonnetten worden inderdaad herhaald met minimale aanpassingen, er mist gelukkig niets.

Afrondend was het zeer de moeite waard om de tijd te nemen voor de verzen van Willem Kloos. Zoals het hier altijd gaat, ik lees ze te snel, maar pak het altijd weer uit de kast om ze af en toe weer tot mij te nemen.

9460043224.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Je houdt van literatuur, biografieën en je woont in een straat vernoemd naar één van ’s lands grootste dichters. Dan valt je oog op een hagelnieuwe biografie van deze man; welnu, dan hoef ik niet lang na te denken en is de koop snel gesloten. Historicus Peter Janzen en neerlandicus Frans Oerlemans hebben met Willem Kloos [1859-1938] een mooi portret neergezet.

Nu waren wij al verwend want in 2012 was er al een biografie over Kloos verschenen van Bart Slijper, genaamd In dit gevreesd gemis. Toch was er behoefte aan een nieuw boek, naar verluid door nieuwe inzichten. De auteurs zijn beiden expert op dit terrein, beiden studeerden zij af op Willem Kloos.

Waarom was Kloos nu zo’n fenomeen en werd hij de voorman van de Tachtigers, die vernieuwende beweging in de Nederlandse literatuur? Zijn carrière begon al tijdens zijn studie Klassieke Letteren in Amsterdam. Hij schrijft gedichten en raakt bevriend met de dichter Jacques Perk. Zijn gedichten zal Kloos later uitgeven en hij schrijft er een voorwoord bij, dat later als een soort manifest voor de Tachtigers is gaan gelden.

Kloos debuteert in 1880 met zijn gedicht Rhodopis. Hij schrijft ook kritieken en is niet op zijn mond gevallen. In de Spectator bestaat hij het om als beginnend criticus uit te halen naar gevestigde namen als Charles Boissevain en Joseph Alberdingk Thijm. En passant schopt hij ook tegen het christendom en zo lanceert hij zichzelf de literaire wereld in.

Een mijlpaal is de oprichting in 1885 van het literaire tijdschrift De Nieuwe Gids. Kloos doet dit met Frederik van Eeden, Albert Verwey, Frank van der Goes en Willem Paap. Het tijdschrift wordt gevuld met literaire kronieken en met gedichten, waaronder de beroemde sonnetten van Kloos.

Het is ook de tijd dat Kloos last krijgt van kwalen. Hij hoort stemmen in zijn hoofd en verdooft ze met alcohol. Hij sluit vriendschappen en gaat relaties aan, maar Kloos is geen makkelijk man. Hij heeft verlatingsangst en kan erg aan mensen hangen, maar stoot ze ook af. Als een vriendschap eenmaal verbroken is, kan hij buitengewoon hard zijn. Zo kreeg hij ruzie met Verwey, om daarna de Verzamelde gedichten van Verwey te bespreken;

Hij was ontgoocheld, want Kloos had gehakt gemaakt van de Verzamelde gedichten. En Doorenbos vroeg Kloos of dit de juiste manier was en waarom hij niet op Verwey was afgestapt? Voor hem en anderen die onbekend waren met de ruzies tussen Verwey en Kloos, was het een raadsel dat de ene vriend de ander publiekelijk afbrandde. Dat kon toch ook anders? Kloos vond van niet. De lezers van De Nieuwe Gids hadden recht op zijn kritiek. Verwey had een knoeiboel bij elkaar geschreven en de bespreking zou hem alleen maar goed doen.

Het ging niet goed met Kloos. Hij verwaarloosde zijn taken als redacteur en trok zich meer en meer terug. Hij kreeg last van psychoses en waanbeelden, hij dronk bovenmatig veel en werd opgenomen in een sanatorium, waar hij werd behandeld met elektrotherapie. Hij bleef wel poëzie schrijven, hoewel er ook een hele reeks scheldsonnetten van zijn hand verscheen. Het blad De Nieuwe Gids hield enige tijd op te bestaan, maar toen Kloos weer meer bij zinnen was kwam er een doorstart. Uiteindelijk trouwde hij met Jeanne Reyneke van Stuwe, een schrijfster van romans.

Een buitengewoon boeiend boek over een interessante periode in de Nederlandse literatuur. Goed 340 pagina’s dik en rijkelijk van fotomateriaal voorzien. Ik wist niet veel van Willem Kloos maar het blijkt een boeiende, niet al te makkelijke man. Onmatig met alles; vriendschappen, werk en alcohol maar bovenal een vernieuwer in de poëzie. Zijn devies; kunst is een individuele expressie van individuele emoties (“Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten”), iets wat mijlenver afstond van de toen beroemde dominee-dichters als Beets en Ten Kate. Zijn vriend Frank van der Goes, tenslotte, gaf een scherpe analyse van het karakter van Willem Kloos. Misschien niet het mooiste portret, maar wel zoals hij was;

Als Kloos maatschappelijk en geregeld is, dan schrijft hij geen verzen en zes kroniekjes in het jaar, en alleen onder de sterkste pressie van de noodzakelijkheid. Als hij verschrikkelijk nerveus en geëxalteerd is, zoodat vreemde menschen hem gek zouden noemen, als hij op een kanapee ligt te huilen en te razen, als hij dagen rondloopt als een wezenlooze, bijna zonder te eten of te drinken, als hij zich dan weer elken avond veertien dagen lang bedrinkt, als hij in accessen van woede zijn papieren verscheurt, zijn antipathiën te lijf gaat, zijn geld niet beter beheert dan een kind van tien jaar […] – dan schrijft hij een paar vel voortreffelijke verzen.

Na dit boek kan ik niet anders dan die verzen gaan lezen, ik ben benieuwd.