archiveren

Maandelijks archief: juli 2020

707d315a34cec52596858356b41433041414141_v5
Het Verzameld werk deel 1 van Maarten Biesheuvel is een dik boek van 985 pagina’s, waarin de bundels In de bovenkooi, De wereld moet beter worden, De Weg naar het Licht en De verpletterende werkelijkheid verzameld zijn. Het is een dikke pil, maar omdat het allemaal kortere verhalen zijn leest het prima door.

Voor dat doorlezen is iets meer nodig dan een kort verhaal, het scheelt als het ook een goed verhaal is. Biesheuvel wordt geroemd om zijn ironische toon en zijn soms absurdistische verhalen en beiden zijn in overvloed aanwezig. Dat, maar het zijn soms ook mooie, ontroerende verhalen, zeker als Biesheuvel er autobiografische elementen in verwerkt. Zoals in het verhaal Slapeloosheid;

Daar is me tijdens mijn manoeuvres Eva donders nog aan toe tóch wakker geworden! Ze geeuwt, draait zich om en kijkt me verbaasd aan. ‘Wat ga je doen?’ ‘Even kakken, misschien neem ik nog een tweede slaappilletje van dokter Verbruggen in.’ ‘Goed jongen, vooruit maar, binnen twee minuten in bed hoor, ik wil geen flauwekul…’

Er zit al veel in dit fragment. Zijn verbondenheid met zijn inmiddels overleden vrouw Eva en zijn openheid over zijn psychische problemen. Met name dat laatste thema komt vaak terug in zijn verhalen. Een ander terugkerend thema is de scheepvaart. Biesheuvel heeft ooit als ketelbinkie meegevaren en hij weet de meest fantastische verhalen over die wereld te schrijven. Beroemd is natuurlijk Brommer op zee, waarin op volle zee iemand doodleuk op een brommer komt aanrijden. Dat geeft al aan dat Biesheuvel wel raad weet met absurde verhalen. Soms beginnen ze ook zo;

Ik wilde zelf ook een wolk zijn, dat was mijn wens en hup, daar ging ik al. Tussen de andere zweefde ik mee. Nooit wist ik waarheen. Zo gaat het nu reeds jarenlang en nog steeds weet ik niet waarheen de tocht voert.

Absurd ja, maar ook met veel humor. Er valt veel te lachen in de verhalen, zoals in het Faustiaanse verhaal De grote gieter. Hierin komt God de vader bij een ijzerhandelaar een gieter voor zijn zoon halen wiens regeninstallatie in de hemel kapot is. De scènes zijn onnavolgbaar, zeker als de ijzerhandelaar later in de hemel komt waar hij God, zijn zoon en diens moeder ontmoet;

Barendsz moet psalmen zingen. Psalmen? Hoe lang is het geleden dat hij verplichte liederen zong? Hij zingt: ‘Waar de blanke top der duinen.’ Dat is volgens de moeder (‘zeg gerust Maartje hoor’)…geen psalm en de zoon zegt het ook, hij kijkt het nauwkeurig in een boekje na….Barendsz probeert het nog eens met “En ik heb jou voor het eerst ontmoet, daar bij de waterkant.’ Abrupt wordt hem de mond gesnoerd.

Soms schiet de absurditeit wat ver door naar mijn smaak, zoals in het verhaal van de aardbei die met behulp van twee wandelende takken een lieveheersbeest wil voorstellen, maar in de regel vind ik de verhalen een feest om te lezen. Het verhaal van Joop en Kornelis, de twee koeien in het hiernamaals vergeet ik nooit meer. De wildebras Joop eindigt als voetbal en staat ineens in het middelpunt van de belangstelling;

Joop zag dat alle ogen op hem gericht waren. Hij kreeg steeds hardere schoppen, maar dientengevolge vloog hij steeds een heel eind omhoog. Dit was wel een erg wild spelletje.

Al lezende vielen mij de overeenkomsten op met die andere Maarten, Maarten ’t Hart. Beiden nemen de godsdienst op de hak, waar ’t Hart Maassluis vaak als decor gebruikt, is dat bij Biesheuvel Schiedam, waar ’t Hart piano speelt, speelt Biesheuvel viool en bij beiden spelen literatuur, klassieke muziek en de studie in Leiden een rol. De heren kennen elkaar ook, zijn lang bevriend geweest maar ook weer een tijd niet, hoewel Maarten ’t Hart in 2018 gewoon opdaagde bij de presentatie van Verhalen uit het gekkenhuis, het nieuwste boek van Biesheuvel. Er staat ook een verhaal in over de beide heren, De Leeuw van Leiden.

En verder? Ik kijk mijn aantekeningen door en zie dat ik veel superlatieven heb gebruikt. Ik heb ook bijna zonder uitzondering van alle verhalen genoten en daarom is het boek niets te dik. Het verhaal over de koning en leeuw met verwisselde hoofden, het verhaal over de kaartenmakers die een globe krijgen toegestuurd waarop iedereen en alles beweegt zoals in het echt, het verhaal over de eerstgevonden jodenkoning in een keukenkastje, de avonturen van Joachim Müller (wat een prachtverhaal) zijn zo maar een paar hoogtepunten. Ik wil verder lezen als er in een verhaal staat;

Het ware beter geweest dat we nooit met vlooiendodende poeders waren gaan strooien, want ten gevolge van deze handelingen kwam zo’n twintig jaar geleden in de bestuurskamer van een belangrijke bankinstelling het prototype van de foeilelijke Jodrell Bank-telescoop tot stand.

Of als er staat;

Toen de zaag, een kwartier later kon het schedeldak gelicht worden. In het felle schijnwerperlicht knipperde met zijn oogjes een wit dwergkonijntje de chirurgen toe.

Maar ook als er staat;

Toch dronk ik bier, wetende dat ik dan mijn portie van dertig of veertig milligram valium niet meer kan innemen die me weer een beetje tot bedaren kan brengen. Ik denk dat ik bij elkaar wel vier flesjes op heb, terwijl ik er van Eva maar één per dag mag drinken.

Er is zoveel te citeren uit dit rijke boek maar een beetje liefhebber van Nederlandse literatuur en verhalen moet dit echt zelf lezen. Ik heb er te lang mee gewacht en ga de verhalen zeker herlezen, dat verdienen ze.

d72c6c8a2ac959e592f70635551433041414141_v5
Het is al even geleden dat ik het eerste deel van de Anathema’s van Rudy Kousbroek las. Dat geeft niet, want Anathema’s 2 gaat over het jaar 1969 dus er was geen urgentie om dit deel direct te lezen. Is het daarmee niet wat gedateerd en wel leuk om te lezen? Ja en ja. Kousbroek schrijft over een andere tijd maar doet dat toch op zodanige wijze dat zijn stukken mij niet vervelen. Dat komt door de manier waarop hij zijn onderwerpen benadert en zijn stijl van schrijven. Je kan er talloze citaten uithalen.

Het openingsverhaal gaat over de gefingeerde Jovinian Brown die de sexualiteit uitvond in 1869. Er waren vier jaar mee gemoeid en hij kon niet zonder zijn laboratorium, maar uiteindelijk;

‘Success! It all fits! Onze uitvinding is nog weliswaar primitief, maar er is geen twijfel meer mogelijk dat het werkt. Wij hebben de droom verwezenlijkt!’

Met licht ongeloof val je vervolgens in een verhaal over ratten en hun al of niet aangeleerde competentie tot het vervullen van de huwelijksplichten. Ratten opgegroeid in gemengd gezelschap blijken hier weinig competent;

Een dergelijke rat dribbelt geïntrigeerd om de meisjesrat heen, met veel plichtplegingen, knievallen en buigingen met de hand op het hart, maar hoe het dan verder moet weet hij niet. Minziek besnuffelt hij haar, streelt haar met zijn snorharen, en declameert gedichten (van Leopold).

We blijven nog even proefondervindelijk bezig want schrijfster Henriette Jelinek begint een etnografisch experiment met een Griek met vet glanzend haar en mollige vingers vol ringen. Zij geeft hem in alles zijn zin, maar houdt hem emotioneel op afstand. Ze spreekt alleen om te antwoorden. Uiteindelijk is het resultaat dat hij niets liever wil dan haar affectie en het resultaat is dat de lezer, wellicht tegen de bedoeling van de schrijfster in, medelijden met de Griek krijgt. Kousbroek prikt er fijnzinnig doorheen met zijn opmerking dat Jelinek wel weet wat zij doet, zij heeft psychologie gestudeerd.

Het boek van 143 pagina’s is verdeeld in een aantal onderwerpen waar dan steeds een paar hoofdstukken onder vallen. Het zijn onderwerpen als Onderdanen, Verdraagzaamheid, Verdwijningen, Media, Natuur of cultuur en Het dier met drie ruggen. Bij Verdwijningen gaat het onder meer om zaken die in de jaren zestig niet meer gezien werden, zoals trams met open balcons, speelgoed van hout en blik, negentiende-eeuwse liften op waterkracht en stoomlocomotieven. Hij vond een peignoir, maar als nieuw, nog in de verpakking. Iets van 75 jaar geleden maar dat niet de gedaante heeft van antiek. Dat leidt tot interessante gedachten;

…met een ongebruikt voorwerp in de oorspronkelijke, zij het enigzins verkleurde en stoffige, verpakking, is er helemaal geen kwestie van tijd die ergens gebleven is…Het voorwerp heeft letterlijk geen geschiedenis. De negentiende eeuw is een stap weg, om de hoek.

Als Kousbroek het over de media heeft ontkomt hij niet aan vergelijkingen met Frankrijk, waar hij jarenlang woonde. Vooral kinderprogramma’s moeten het daarbij ontgelden;

Aan kinderprogramma’s wordt hier tot mijn grote verbazing nog veel minder tijd besteed, en het bestaande  – bv. Pipo de Clown – overtreft niet alleen het Franse equivalent in imbeciliteit, het heeft daarbij ook nog een eigen specifieke erbarmelijkheid waar men niet met woede op reageert, maar met schaamte – iets als bij het zien van armoedige oude mensen in ondergoed.

Aan meningen nooit gebrek bij Kousbroek. Sommigen stukjes zouden wellicht in deze overgevoelige tijden niet meer zo geschreven kunnen worden, zoals zijn stuk over een zekere groep Austraalnegers (of de Tully River blacks) waarvan gedacht wordt dat deze groep in onwetendheid verkeert omtrent de relatie tussen copulatie en bevruchting. Iets dat nader onderzoek vereist natuurlijk.

Het laatste onderwerp Het dier met drie ruggen gaat over het bezoek van Kousbroek aan de eerste sex-beurs ter wereld, gehouden in Kopenhagen van 21 tot 26 oktober 1969. Uiteraard geeft hij hier zijn eigen draai aan en trekt de vergelijking met een jaarbeurs voor electriciteit;

Stekkers, in alle standen en formaten. Nooit geweten dat er zoveel verschillende modellen bestonden, grote en kleine, rechte en kromme, dikke en dunne, gladde en rimpelige. Close-ups van een stekker met stopcontact. Van twee stekkers met één stopcontact. Van drie met één stopcontact. Of met twee stopcontacten.

Zo kan je nog even doorgaan natuurlijk, maar gelukkig is er meer en doet Kousbroek zelf zijn waarnemingen. Hem viel iets op toen hij zijn hotelkamer binnenkwam en zijn oog viel op de deur-terugstoter. U weet wel, dat voorwerp, dat tot doel heeft om te beletten dat deur of muur beschadigd worden. Het had ongeveer de vorm van een zoutstrooier, met een rubberen knop aan het eind;

Ik zweer het, ik verzin het niet, gedurende enkele onderdelen van een seconde zag ik duidelijk aan de basis van dit voorwerp donker kroezend haar zitten. Een hallucinatie! Een van de uitwerkingen van de pornografie, dat is nu empirisch bewezen, is bewustzijnsverruiming!

Waarbij de citaten maar weer aangeven dat de stukken best gedateerd zijn maar stuk voor stuk nog vermakelijk om te lezen.

b6c12686c356dbc59755a4c7651444341587343_v5
De roman Goëtia van Frits Lapidoth verscheen al in 1893 en is daarna nooit meer herdrukt. Ik was het boek al eens tegen gekomen op veilingsites en daar wordt de eerste druk voor hoge bedragen verkocht. Het verhaal was al wel beschikbaar op de Dbnl, maar die tekst is ontdaan van de oude spelling en met een inleiding wordt het verhaal in de juiste literaire context geplaatst. Lapidoth (1861 – 1932) was een belangrijk criticus en journalist die rond 1890 in Parijs woonde en daar voor het Nederlandse publiek verslag deed van het culturele leven. Hij schreef poëzie, romans en verhalen.

En dit is me nogal een verhaal. Hoofdpersoon is Goëtia, het alter ego van de jonge Olga Tredjakow. Zij is een rijke weduwe en heks en houdt salon in het decadente Parijs van 1890. Deze ‘priesteres van de zwarte kunst’ wordt in het verhaal geïntroduceerd door de illusionist Magnus, als zij een toespraak houdt waarmee zij haar publiek direct in vervoering brengt.

Dit alles heeft een voorgeschiedenis en die begint in Rusland, in Charkow. Goëtia heet nog Olga Kostroma en woont bij haar vader. Haar moeder is vroeg gestorven. Zij gaat om met studenten die door haar vader als dokter worden behandeld en ze wordt aanbeden door de dichter Stephan Dourow. Nu hadden die studenten geld aangenomen van een nihilist en zij werden daarvoor allemaal opgepakt, inclusief de vader van Olga. Dourow verdween naar een Siberisch werkkamp en Olga’s vader komt om in de gevangenis.

Dat zet een reeks gebeurtenissen in gang die maar leiden tot één ding; wraak. Olga vertrekt naar Sint Petersburg en via het toneel werkt ze zich op en wordt een bekende society-verschijning;

Zij was begonnen haar vader en haar vrienden te wreken. Dat al meer grote heren verslaafd raakten aan de morfine, aan chloraal, aan ether; déze was gaan drinken tot zijn ondergang in een vreselijk delirium-tremens; dat gene zenuwzwakke was gaan lijden aan toevallen…dat alles had zij bewerkstelligd.

Zij trouwt de oude, rijke graaf Tredjakow en ze gaan in Parijs wonen. Intussen heeft Olga zich zeer verdiept in het occultisme, spiritisme en hypnose, allemaal ter verhulling en uitvoering van haar wraakzuchtige taak. Zij gaat salon houden in Parijs en wordt daar ook een bekende persoon. Ze raakt meer en meer thuis in de occulte wereld maar wil meer leren en vertrekt daarvoor naar New York, waar ze zich inschrijft op de ‘Academy for Physical Research’. Daar leert ze de technieken die spiritisten gebruiken in hun seances en die gaat ze, eenmaal terug in Parijs weer aanwenden in haar eigen voorstellingen als Goëtia.

Haar vroegere vriend Dourow blijkt ondertussen ook in Parijs te zijn. Hij is bevrijd uit het kamphospitaal door de nihilisten en heeft zich aan hen gecommitteerd. Zij willen in Parijs de samenleving ontwrichten door het plegen van aanslagen op justitie en prominenten.

Goëtia verliest haar doel niet uit het oog . Waar zij in Rusland mee was begonnen, dat zet zij in Parijs voort;

Waarom rustte zij niet? Haar slachtoffers waren velen…Want vergiftigd, verdierlijkt, erger dan krankzinnig geworden, bewaakt door de oppassers van speciale ziekenhuizen in Sint Petersburg en elders, lagen te vergaan prinsen en graven en generaals, die door haar zich hadden leren inspuiten met morfine, leren kennen chloraal en ether, leren oproepen geesten van wellustige vrouwen…

Ook in Parijs leidt zij de één na de ander tot hun ondergang. Voor de armen is zij goed, ze doet haar rondes door de stad om armen geld te geven, maar uiteindelijk belandt ze op de dodenlijst van de nihilisten in Parijs. U voelt al aankomen wie dat vonnis moet voltrekken…

Hoe dat allemaal afloopt moet u vooral zelf maar lezen. Het is fijn dat een zo on-Hollands verhaal over occultisme, satanisme en nihilisme opnieuw is uitgebracht. De nieuwe spelling van auteur en docent Nederlands Bas Jongenelen is prima te lezen, hoewel er nog genoeg oude uitdrukkingen en schrijfwijzen in zijn blijven staan;

…de voorhangsels bleven gesloten en twee knechts bewaakten die geheimzinnige retiros.

Het voorwoord van Sander Bink is informatief en geeft een overzicht van de literatuur uit de occulte hoek en de invloed daarvan op de Nederlandse literatuur. Ik kom daar Aleister Crowley weer tegen, waar Jimmy Page weer door werd beïnvloed. Best mooi, literatuur; het verbindt gewoon Lapidoth met Led Zeppelin.

c106a795a22f4c8593647565577433041414141_v5
De correspondentie van Desiderius Erasmus Brieven 1-141. De kop is eraf van de twintig-delige serie van de volledige correspondentie van Erasmus en het smaakt absoluut naar meer. Dat kan, dit boek van 302 pagina’s is lang niet het dikste deel uit de serie.

De tijdspanne van de brieven is de periode 1484 – 1500. Wij worden in een voorwoord meteen even gewaarschuwd voor de stijlfiguur van de overdrijving en dat is niets teveel gezegd. Erasmus heeft talloze ‘geliefde broeders’ en de ene vriend is nog dierbaarder dan de ander. Het went snel. Het zijn geen spontane, maar weldoordachte, goed uitgewerkte en zorgvuldig geformuleerde brieven die we te lezen krijgen. Erasmus hechtte zeer aan de kunst van de retoriek en die is nu eenmaal bedoeld om mensen, op welsprekende wijze, te overtuigen iets te doen of te laten.

Is het daarmee wellicht niet een tikje saai? Welnee, ik heb zeer geboeid zitten lezen. Het helpt wel om wat voorkennis te hebben, bijvoorbeeld door het lezen van een biografie met een goede tijdtafel. Omdat het een brievenboek is, ontkom je niet aan versnipperde gebeurtenissen, het is geen vloeiend lopend verhaal. Wat hierbij prima helpt is dat, telkens als Erasmus schrijft aan een persoon, deze persoon en de context in een korte inleiding worden toegelicht. Ben je bij brief nummer zoveel even vergeten wie die persoon ook al weer was, dan staat achterin het boek nog eens een personenregister mèt beschrijving van de desbetreffende persoon. Zeer handig.

Dan de brieven zelf. Ik heb talloze aantekeningen gemaakt waaruit ik zou kunnen citeren, maar zal ten behoeve van de leesbaarheid mij trachten te beperken. Allereerst vind ik het mooi dat door zo’n boek historische figuren gaan leven. Ze maken, net als ieder ander, ook alledaagse dingen mee, zoals in het mooie verhaal wanneer Erasmus tips geeft aan het dienstmeisje om haar gewelddadige bazin van het lijf te houden;

Toen ze vroeg wat ik haar dan aanraadde zei ik; ‘Wanneer zij je weer aanvalt, trek je haar dadelijk haar pruik af…en als je dat gedaan hebt, vlieg je haar in de haren.’ Ik meende dat wat ik voor de grap zei, ook als grap zou worden beschouwd.

Dat liep wat anders maar hij komt er mee weg. Het is aanvankelijk even wennen aan de stijl van die tijd en wanneer het ernst is of scherts. Soms denk je dat Erasmus aardig van leer trekt tegen zijn vrienden;

Ik heb al sinds lang mijn pijlen gepunt, mijn spiesen gereedgemaakt; ik zal je een uitdaging tot de strijd sturen die zuurder is dan welke azijn ook en daarna rest je niets anders dan een balk te zoeken om je op te hangen…

Dat gaat nog even zo door tot hij aangeeft genoeg geschertst te hebben. Uiteraard zijn er ook veel brieven bij die gaan over zijn vak, de theologie en het humanisme. Zo is er een belangrijke en interessante briefwisseling met John Colet (1467 – 1519), de humanist en deken van de St. Paul’s in Londen. Hij verschilt met Colet van mening over de uitspraken van Jezus aan het kruis, waarin Jezus vraagt de kelk aan hem voorbij te laten gaan, maar dat niet zijn wil, maar God’s wil geschiedde. Colet ziet hierin het verdriet van Jezus om het Joodse lot, waarin de Joden verantwoordelijk worden gehouden voor de dood van Jezus. Erasmus ziet hierin een menselijke angst voor de dood, maar ook het besef van de noodzaak daarvan. Hij beziet dit van alle kanten legt het Colet uit;

Niemand – hoe levenslustig ook – verlangde zozeer te leven als Hij verlangde te sterven…Hoe rijm je dat, zeg je, vurig de dood te wensen en die tegelijk te vrezen? Eenzelfde ziel kan heel goed in de verschillende organen verschillende gevoelens hebben, vooral bij Christus….Daar waar de ziel van Jezus het dichtst bij de lichamelijke zintuigen was, ervoer hij smartelijke gevoelens; daar waar hij het dichtst stond bij zijn goddelijke natuur, verlangde hij met een onuitsprekelijke vreugde.

Het is uitermate boeiend om Erasmus zijn denkbeelden zelf uit te horen leggen aan een ander. Aan de andere kant is het net zo leuk om een beeld te krijgen van het alledaagse leven in de Renaissance. Erasmus reist veel en dat is niet ongevaarlijk in die tijd. Hij schrijft over een hachelijk avontuur op weg naar Parijs, waarin hij verwachtte beroofd te worden in een herberg;

Intussen zitten wij als twee offerdieren te wachten op de offeraar…Even later treedt die brave kerel binnen alsof hij van de prins geen kwaad weet; ik sla de man nauwlettend gade. Hoe scherper ik hem bekijk, hoe duidelijker ik zie dat ik met een rover te doen heb.

De brieven leveren een veelheid aan onderwerpen op. Erasmus kent zijn klassieken en strooit met citaten uit de literatuur van de grote schrijvers uit het verleden. Die worden toegelicht in noten die, en wat een verademing is dat, onderaan de pagina staan, wat dus een hoop geblader scheelt. Die noten zijn van belang, omdat we nu vaak niet meer snappen wat er bedoeld wordt;

“Jij bent jaloers op hem, denk ik, omdat jij begonnen bent Mercurius en Janus te vereren in plaats van Apollo en de negen zusters.”

Daar kan je overheen lezen, maar in een noot wordt uitgelegd dat Mercurius de god van de handel is en Janus van de beginnende ondernemingen. De zusters van Apollo zijn de muzen. Erasmus bedoelt dus: “omdat jij kiest voor de commercie in plaats van de kunst.”

Het zijn 141 brieven, van Erasmus en aan Erasmus geschreven, soms door Erasmus geschreven voor een vriend aan iemand anders, maar er staan ook brieven in die niet aan of van Erasmus zijn. Uiteraard gaan die brieven wel over hem en zo krijg je, ondanks een versnippering van onderwerpen toch een goed beeld van de man in zijn tijd. Gelukkig kan ik met 19 delen nog even vooruit.

Vertaling; M.J. Steens