Het Verzameld werk deel 1 van Maarten Biesheuvel is een dik boek van 985 pagina’s, waarin de bundels In de bovenkooi, De wereld moet beter worden, De Weg naar het Licht en De verpletterende werkelijkheid verzameld zijn. Het is een dikke pil, maar omdat het allemaal kortere verhalen zijn leest het prima door.
Voor dat doorlezen is iets meer nodig dan een kort verhaal, het scheelt als het ook een goed verhaal is. Biesheuvel wordt geroemd om zijn ironische toon en zijn soms absurdistische verhalen en beiden zijn in overvloed aanwezig. Dat, maar het zijn soms ook mooie, ontroerende verhalen, zeker als Biesheuvel er autobiografische elementen in verwerkt. Zoals in het verhaal Slapeloosheid;
Daar is me tijdens mijn manoeuvres Eva donders nog aan toe tóch wakker geworden! Ze geeuwt, draait zich om en kijkt me verbaasd aan. ‘Wat ga je doen?’ ‘Even kakken, misschien neem ik nog een tweede slaappilletje van dokter Verbruggen in.’ ‘Goed jongen, vooruit maar, binnen twee minuten in bed hoor, ik wil geen flauwekul…’
Er zit al veel in dit fragment. Zijn verbondenheid met zijn inmiddels overleden vrouw Eva en zijn openheid over zijn psychische problemen. Met name dat laatste thema komt vaak terug in zijn verhalen. Een ander terugkerend thema is de scheepvaart. Biesheuvel heeft ooit als ketelbinkie meegevaren en hij weet de meest fantastische verhalen over die wereld te schrijven. Beroemd is natuurlijk Brommer op zee, waarin op volle zee iemand doodleuk op een brommer komt aanrijden. Dat geeft al aan dat Biesheuvel wel raad weet met absurde verhalen. Soms beginnen ze ook zo;
Ik wilde zelf ook een wolk zijn, dat was mijn wens en hup, daar ging ik al. Tussen de andere zweefde ik mee. Nooit wist ik waarheen. Zo gaat het nu reeds jarenlang en nog steeds weet ik niet waarheen de tocht voert.
Absurd ja, maar ook met veel humor. Er valt veel te lachen in de verhalen, zoals in het Faustiaanse verhaal De grote gieter. Hierin komt God de vader bij een ijzerhandelaar een gieter voor zijn zoon halen wiens regeninstallatie in de hemel kapot is. De scènes zijn onnavolgbaar, zeker als de ijzerhandelaar later in de hemel komt waar hij God, zijn zoon en diens moeder ontmoet;
Barendsz moet psalmen zingen. Psalmen? Hoe lang is het geleden dat hij verplichte liederen zong? Hij zingt: ‘Waar de blanke top der duinen.’ Dat is volgens de moeder (‘zeg gerust Maartje hoor’)…geen psalm en de zoon zegt het ook, hij kijkt het nauwkeurig in een boekje na….Barendsz probeert het nog eens met “En ik heb jou voor het eerst ontmoet, daar bij de waterkant.’ Abrupt wordt hem de mond gesnoerd.
Soms schiet de absurditeit wat ver door naar mijn smaak, zoals in het verhaal van de aardbei die met behulp van twee wandelende takken een lieveheersbeest wil voorstellen, maar in de regel vind ik de verhalen een feest om te lezen. Het verhaal van Joop en Kornelis, de twee koeien in het hiernamaals vergeet ik nooit meer. De wildebras Joop eindigt als voetbal en staat ineens in het middelpunt van de belangstelling;
Joop zag dat alle ogen op hem gericht waren. Hij kreeg steeds hardere schoppen, maar dientengevolge vloog hij steeds een heel eind omhoog. Dit was wel een erg wild spelletje.
Al lezende vielen mij de overeenkomsten op met die andere Maarten, Maarten ’t Hart. Beiden nemen de godsdienst op de hak, waar ’t Hart Maassluis vaak als decor gebruikt, is dat bij Biesheuvel Schiedam, waar ’t Hart piano speelt, speelt Biesheuvel viool en bij beiden spelen literatuur, klassieke muziek en de studie in Leiden een rol. De heren kennen elkaar ook, zijn lang bevriend geweest maar ook weer een tijd niet, hoewel Maarten ’t Hart in 2018 gewoon opdaagde bij de presentatie van Verhalen uit het gekkenhuis, het nieuwste boek van Biesheuvel. Er staat ook een verhaal in over de beide heren, De Leeuw van Leiden.
En verder? Ik kijk mijn aantekeningen door en zie dat ik veel superlatieven heb gebruikt. Ik heb ook bijna zonder uitzondering van alle verhalen genoten en daarom is het boek niets te dik. Het verhaal over de koning en leeuw met verwisselde hoofden, het verhaal over de kaartenmakers die een globe krijgen toegestuurd waarop iedereen en alles beweegt zoals in het echt, het verhaal over de eerstgevonden jodenkoning in een keukenkastje, de avonturen van Joachim Müller (wat een prachtverhaal) zijn zo maar een paar hoogtepunten. Ik wil verder lezen als er in een verhaal staat;
Het ware beter geweest dat we nooit met vlooiendodende poeders waren gaan strooien, want ten gevolge van deze handelingen kwam zo’n twintig jaar geleden in de bestuurskamer van een belangrijke bankinstelling het prototype van de foeilelijke Jodrell Bank-telescoop tot stand.
Of als er staat;
Toen de zaag, een kwartier later kon het schedeldak gelicht worden. In het felle schijnwerperlicht knipperde met zijn oogjes een wit dwergkonijntje de chirurgen toe.
Maar ook als er staat;
Toch dronk ik bier, wetende dat ik dan mijn portie van dertig of veertig milligram valium niet meer kan innemen die me weer een beetje tot bedaren kan brengen. Ik denk dat ik bij elkaar wel vier flesjes op heb, terwijl ik er van Eva maar één per dag mag drinken.
Er is zoveel te citeren uit dit rijke boek maar een beetje liefhebber van Nederlandse literatuur en verhalen moet dit echt zelf lezen. Ik heb er te lang mee gewacht en ga de verhalen zeker herlezen, dat verdienen ze.