Van de dagboekenreeks van Hans Warren ben ik inmiddels beland bij deel zes, Geheim Dagboek 1956-1957. Ik heb nog steeds het grote gevoel niet te pakken bij die dagboeken en ik vraag me nog steeds af hoe dat komt.
Warren woont in Frankrijk met zijn vrouw Mabel en dochter Amanda. Hij heeft zijn relaties met Noord-Afrikaanse jongens op een zijspoor gezet en zijn relatie met Mabel is in rustiger vaarwater terecht gekomen. Toch blijft de verleiding groot. Hij ziet zijn vroegere minnaars nog en die liggen niet zelden met elkaar overhoop:
Vorige week zondag, de twintigste, is Mohamed uit het huis vertrokken en hij heeft een kamer in een hotel genomen. Dan kwam Sidali op zijn werk, om twaalf uur, om vijf uur. Hij volgde hem als een hond. Tot Mohamed hem ten slotte sloeg en Sidali neerviel. De mouw van zijn jasje zat nog vol bloedvlekken. Mohamed schrok en heeft hem naar een dokter gebracht. Hij moest die dokter betalen en hij diende daarna de jammerende Sidali thuis te brengen.
Dat gaat zo nog even door tussen die twee. Niet bij Warren, hij en Mabel krijgen nog een dochter, Beryl.
Warren beschrijft zijn leven in Frankrijk en wisselt dit af met een beschrijvingen over de bekende thema’s; kunst, literatuur en vogels. Bespiegelingen over een Rembrandt-tentoonstelling en marmeren Zeeuwse meisjes van de Franse beeldhouwer Raymond Sudre, verhalen over het houden en grootbrengen van vogels en wat wetenswaardigheden over zijn uit te geven werken. Kabbel, kabbel, kabbel.
Dit deel is een niets-aan-de-hand-dagboek. Er gebeurt niets schokkends, het leest vlot en dat is het dan wel. De grootste gebeurtenis is de verhuizing naar Zeeland, terug naar het land van zijn jeugd. Er bekruipen mij lichte ergernissen als hij die luie ex-en van hem in zijn huis opneemt. Hij wil zelf uiteindelijk ook van ze af want hij kan ze ook niet onderhouden, geeft uiteindelijk toch geld en zijn enige jas en weg zijn ze weer.
Toch zijn er ook veel mooie en grappige stukjes. Kleine, op zichzelf staande observeringen:
Gezien op de Boulevard St. Michel tijdens een flinke regenbui: een meneer, paraplu, overschoenen, die zijn hond, een groot, langharig dier, een soort briard denk ik, uitliet en hem om te voorkomen dat hij natte poten zou krijgen vier kinderlaarsjes aangetrokken had, keurig met veters dichtgeknoopt. Zo stapte het dier over het natte plaveisel. Geen gezicht, vooral niet toen hij een poot oplichtte tegen een muur.
Even genoeg Warren weer. Ik weet toch wel dat ik doorga tot ik ze allemaal gelezen heb. Het is uiteindelijk wel een monumentaal dagboek én ik maak graag af waar ik aan begin. Dat grote gevoel komt heus wel.
Zeeuws meisje van marmer, Raymond Sudre