archiveren

Maandelijks archief: mei 2019

6d68b89e5948f0259674d477367444341587343
Martinus Nijhoff n.v. 1853-2002 vertelt het verhaal van de bekende boekhandel, uitgeverij en antiquariaat, verteld door een oud-medewerker van het bedrijf, Bob Jongschaap.

Zo’n 260 pagina’s leesvoer met een schat aan fotomateriaal en als ik al mijn aantekeningen zou verwerken zou het een heel lange bespreking worden. Want wat leest dit fijn weg. Het begon allemaal met Martinus Nijhoff (1826-1894) die zich als wetenschappelijk boekhandelaar, uitgever en antiquaar vestigde in Den Haag. Als uitgever vestigde hij zijn naam met het Woordenboek der Nederlandse Taal. De meest lucratieve inkomstenbron was de export van wetenschappelijke boeken en tijdschriften.

In 1891 trad zijn zoon Wouter in dienst van de firma. Een klein maar eigenzinnig man en zeer belangrijk voor het bedrijf. Hij zal ook een machtig man in het boekenvak worden. De antiquaar Hertzberger herinnerde zich Wouter Nijhoff maar al te goed;

‘In 1917 kwam ik er als volontair…In die tijd kwam in Amsterdam de bibliotheek van Vincent van Gogh, de oom van de schilder in veiling. De kijkdag was op zondag en ik ging er heen. De volgende dag werd ik door Wouter op het matje geroepen: ‘Wat ik in Amsterdam deed.” “Ik heb vrienden opgezocht.” “Dat lieg je. Je bent op de kijkdag geweest.” Dat moest ik dus wel toegeven, maar ik verontschuldigde me: “Zo leer ik boeken kennen.” Dat antwoord beviel Nijhoff blijkbaar, want hij gooide wat later een tientje voor me op tafel. “Dat is voor de onkosten,” grauwde hij.’

Later komt zijn neef, ook een Wouter in dienst maar na diens pensioen viel het concern uiteen. De aandelen waren versnipperd en verdeeld onder de erfgenamen die het uiteindelijk aan Kluwer verkochten waar het bedrijf ontmanteld werd. Een triest einde van een beroemd bedrijf.

De grote aantrekkingskracht van dit boek zijn de vele anekdotes en foto’s. De katholieke geestelijke Schaepman die nogal eens een boek in zijn jaszakken liet glijden, Wouter Nijhoff die een sjofele man de winkel uit liet zetten (de man kocht een peperdure atlas en vertrok per limousine) en de ceremonie van de postbehandeling. De auteur komt tijdens zijn onderzoek voor dit boek bijvoorbeeld te weten waarom er bij Nijhoff nooit werd geïnventariseerd. Dat was omdat de gewoonte was ontstaan niet-verkochte boeken over te hevelen naar het antiquariaat. Een ‘boekhoudkundige frivoliteit.’

Sommige gebeurtenissen worden in aparte stukjes door de auteur verteld, zoals het stukje “Afdalen”;

Het antiquariaat van Nijhoff was niet zomaar toegankelijk. Belangstellenden moesten altijd een afspraak maken, maar sowieso liepen particuliere klanten ook het sortiment nauwelijks binnen. Mocht er toch iemand de stoute schoenen aantrekken, dan werd er vanuit het sortiment naar boven gebeld. Na geruime tijd kwam mejuffrouw Sobels in een harnas van terughoudendheid naar beneden en vroeg dan met overduidelijke tegenzin minzaam aan de klant wat hij wenste.

De auteur is natuurlijk bekend in het pand van Nijhoff en leidt ons daadwerkelijk van verdieping naar verdieping. Zo werd er in kamer 10 niet alleen gewerkt, maar ook geknipt. Medewerker Krijgsman was namelijk kapper geweest voordat hij bij Nijhoff kwam werken. Hij overleed toen hij de laatste directeur, Wouter Nijhoff Pzn., aan het knippen was.

Zo heb ik nog veel meer aantekeningen. Prachtige verhalen, maar ook de minder mooie kanten komen aan bod. Er waren managers die niet voldeden en de auteur schroomt niet om man en paard te noemen. Dat geldt ook voor de teloorgang van het bedrijf zelf. Jongschaap noemt onverbloemd de personen die in zijn ogen hiervoor verantwoordelijk zijn.

Een goed verteld verhaal van een betrokken oud-medewerker van een overbekend bedrijf.

9460017444.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Het boek Wijvenwereld van de auteurs Jelle Haemers, Andrea Bardyn en Chanelle Delameillieure gaat over vrouwen in de middeleeuwse stad. Er zijn boeken volgeschreven over de grote namen uit die periode als Jeanne d’Arc, hertogin Maria van Bourgondië enzovoort, maar het is minstens zo interessant om te bekijken hoe het hun minder bekende tijdgenotes verging. Dat kan ook, omdat er talloze archieven bewaard zijn gebleven waarin besluiten, decreten en vonnissen zijn opgenomen waaruit een beeld kan worden gedestilleerd.

Het niet zo positief klinkende woord “Wijvenwereld” komt voort uit de andere betekenis die aan het woord “wijf” werd gegeven in de middeleeuwen. In middeleeuwse teksten noemt een vrouw zichzelf namelijk een “wijf” (wyf of wive). Dat woord had een positievere connotatie dan vandaag. Zo was een “coopwijf” een zakenvrouw en stond het adjectief “wivelijc” voor edel of eerbaar.

Hoe gaan de auteurs dan te werk? Zeven hoofdstukken over 230 pagina’s, verdeeld naar onderwerpen als vrouwenrechten, trouwende vrouwen, zakenvrouwen, vrome vrouwen, werkende vrouwen binnen en buiten de ambachten, vrouwen en criminaliteit en vrouwen en seksualiteit.

Daar valt toch binnen relatief kort bestek veel over te zeggen. Alles wordt gelardeerd met verhalen uit de praktijk, met naam en toenaam en dat maakt het een levendig boek. Zo staat er in het hoofdstuk over trouwende vrouwen een boeiend stuk over ontvoering en schaking;

In 1451 werd Margareta Brisons met haar instemming weggeleid door Herman Ruedinx nadat die geen toestemming kreeg van haar ouders en verwanten om met haar te trouwen. Na de schaking ging het koppel een clandestiene verloving aan voor de Sint-Martinuskerk in Lennik. Schaken was dus een middel dat individuen konden aanwenden om te ontsnappen aan de controle van hun families.

Apart om te lezen dat wethouders het hulpgeroep van de vrouw als criterium hanteerden om te bepalen of de schaking met of zonder instemming plaatsvond.

De middeleeuwen waren geen makkelijke tijd, dat blijkt uit dit en vele andere boeken. Aan de andere kant is het ook niet de donkere en wetteloze tijd zoals hij ook bekend stond. Het had iets van beide kanten. Ongetrouwde vrouwen genoten volledige zelfstandigheid, maar hadden bijvoorbeeld een voogd nodig bij financiële transacties. Aan de andere kant had een getrouwde vrouw binnen het huwelijk weer een relatief goede onderhandelingspositie. Ze kon haar rechten, indien nodig, afdwingen voor de rechtbank.

De minder fijne kanten uit die periode, zoals straffen en veroordelingen waren uiteraard ook op de vrouwen van toepassing. Marteling en doodstraf kwamen voor, zij het veel minder dan bij mannen. Bedevaart was een meer gangbare straf voor de vrouw;

Twee vrouwen kregen zelfs een dubbele bedevaart opgelegd: Noykene Basteels moest zowel naar Ferrara (tussen Venetië en Bologna) als naar Rome reizen, terwijl de schepenen Katelijne van Bekkevoort verplichtten naar Keulen en de abdij van Nizelles (tussen Brussel en Nijvel) te trekken. Noykene, allicht een prostituee, was dat enerzijds wegens ‘onzedeleicheden’ die ze bij het begijnhof beging, anderzijds vanwege de verwondingen die ze een man toebracht.

De conclusie is dat er best veel raakvlakken zijn met onze samenleving nu. Weliswaar bekleden mannen alle machtsposities, maar dat betekende niet dat vrouwen onmondige huismoeders waren. In de voorbeelden in het boek verschijnen ze namelijk als ondernemende personen, die hun rechten goed kennen, kansen benutten en creëerden en deelnamen aan het politieke, religieuze en economische leven in hun stad. Dat neemt niet weg dat geweld, bruutheid en ongelijkheid ook een rol speelden in hun leven, maar dat vrouwen wel mogelijkheden hadden om hier iets aan te doen. Met wisselend succes, in die zin ook niet anders dan nu.

9400403585.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
De roman Goldberg van Bert Natter is een intrigerend boek. Het is een dikke pil van 628 pagina’s en gaat over Johann Gottlieb Goldberg (1727-1756), de klavecinist, organist en componist die, helaas voor hem, niet beroemd is geworden door zijn eigen werk. Des te beroemder is hij door het werk van Johann Sebastian Bach, namelijk door de Goldberg-variaties. Het verhaal gaat dat de veertienjarige Goldberg die variaties speelde voor de aan slapeloosheid leidende graaf Von Keyserlingk, om hem wat op te vrolijken.

Er is niet veel bekend over het leven van Goldberg en des te opmerkelijker is het dat je dan zo’n dikke roman over hem kan schrijven. Is dat de moeite waard dan? Jazeker.

De auteur wordt in een interview gevraagd of hij nieuwe informatie over Goldberg wilde opdiepen of hem als historische figuur tot romanpersonage wilde maken;

‘Dat laatste. Heb je Amadeus ooit gezien, die film over Mozart? Historisch gezien klopte er echt niks in dat verhaal, maar toen ik veel later de brieven van Mozart las, dacht ik: verdomme, die figuur in de film is precies de man die oprijst uit de brieven. Zoiets wilde ik ook met Goldberg doen. Ik heb zijn levensfeiten gebruikt als piketpaaltjes, en ik klets van het ene paaltje naar het andere.’

Hij gebruikt daarbij zowel de tegenwoordige als de verleden tijd. In het heden schrijft Sebastian Savage een boek over Johann Sebastian Bach, probeert daarmee af te studeren maar dat mislukt. De aldus gesjeesde musicoloog laat zijn scriptie toch afdrukken en krijgt enige bekendheid. Tijdens een lezing in Dresden wordt hij aangesproken door ene heer Weiss. Die doet hem allerlei interessant materiaal aan de hand over Goldberg en Savage raakt geïnteresseerd. Hij reist naar Dresden af om onderzoek te gaan doen.

Ondertussen leren we hem beter kennen, zijn ouders én zijn verslaafde zus. Maar we reizen ook af naar het verleden, waar we Goldberg ontmoeten, de oude Bach en zijn zonen, de viool-virtuoos Pisendel, Frederik II van Pruisen, Giovanni Casanova en de beroemde castraat Giuseppe Belli.

De auteur beoogde met zijn roman een verhaal te vertellen hoe de geschiedenis zou hebben kunnen verlopen en verdraaid als ik niet af en toe eens gegoogeld heb om wat zaken na te lopen. Zo is het verhaal over de zieke Pisendel die uiteindelijk uit de dood herrezen lijkt en alsnog in de orkestbak kukelt natuurlijk te mooi om waar te zijn.

Savage zoekt verwoed naar allerlei aanwijzingen over Goldberg en de later naar hem vernoemde variaties. Zo leest hij in een pamflet van de zangeres Signora Mingotti;

Ik wilde naar huis gaan, maar hij vroeg me te blijven en terwijl ik mij langzaam overgaf aan zoete dromen, speelde Signore G*ldb*rg de meest miraculeuze

Nu komt het! Het kan niet anders of hij speelde de beroemde, naar hem vernoemde variaties voor haar! Als ik omsla, zal ik het weten. Ik aarzel. Onderaan deze rechterpagina staat al het eerste woord van de volgende pagina en dat luidt ‘muziek’. En wat speelde Goldberg voor Mingotti, daar in Venetië?

muziek die ik nooit hoorde, met zijn vingers op zijn huid. Nooit eerder had iemand mij zo aangeraakt. Geschrokken kwam ik overeind en ging ik alsnog huiswaarts.

In de roman moeten wij uiteraard ook de pagina omslaan, net als Savage, voordat we verder kunnen. Ik houd daarvan. Het boek is ook met de nodige humor geschreven, getuige dit fragment;

Bach als goddelijk geïnspireerd genie dat de noten hoogstpersoonlijk ingefluisterd krijgt. Wie zich in de ontstaansgeschiedenis van de Matthäus verdiept…weet dat het niet klopt. Bach maakte tussen 1727 en 1742 zeker vier verschillende versies – vijftien jaar had hij nodig om een muziekstuk van tweeënhalf uur in elkaar te zetten tot het goed was. Als God hem daarbij heeft bijgestaan, zat Hij zeker niet lekker in Zijn vel, wanneer je bedenkt dat Hij eigenhandig in zes dagen de ganse schepping voltooide.

Ook een achteloos zinnetje als “Ik verzin het niet” in een roman, als de tonic van het merk Goldberg & Sons blijkt, bevalt me.

Muziek, geschiedenis, een vertelling in het heden en met de nodige humor geschreven, ik heb mij prima vermaakt met dit boek.

9035139399.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Wereld in woorden van Frits van Oostrom is deel 2 van de reeks Geschiedenis van de Nederlandse literatuur. Het sluit aan op deel 1 en gaat verder met de periode 1300-1400.

Het boek trapt af met de stelling dat er in de veertiende eeuw in het Nederlandse taalgebied een prille republiek der letteren op gang kwam. Er zijn meer schrijvers, er is meer publiek en een betere bemiddeling tussen beiden. Bovendien wordt er meer opgetekend in de volkstaal in plaats van in het toen gangbare Latijn. De teksten van mysticus Jan van Ruusbroec (1293-1381) kwamen zelfs in aanmerking om als eerste in het Engels vertaald te worden. Sterker, hij is na Anne Frank nog steeds de meest vertaalde Nederlandstalige auteur.

Het mooie van dit deel is dat het de kentering zo mooi aangeeft. De ridderroman heeft afgedaan en men ontdekt de eigen werkelijkheid als schrijfstof. Dat kan nog steeds krijgsgeschiedenis zijn, maar dan uit het echte leven. Het Kerelslied uit het bekende Gruuthuse-handschrift vertolkt zelfs actuele groepshaat (een spotlied op de paupers). Dat staat in schril contrast met het wonderschone en beroemde Egidius-lied uit hetzelfde handschrift.

Maar ik ga te snel, er staat zoveel meer in dit boek. Aan de hand van teksten en boeken leer ik veel over de geschiedenis van de lage landen. Het gaat over de hoogwaardige lakennijverheid van de Vlaamse steden, wat een prachtig Keurboek van Ieper oplevert (1363). Triest om te lezen dat het verloren is gegaan bij bombardementen in 1914.

Deze eeuw levert ook boeken op, geschreven door artsen. Voor leken waren er boeken zoals de Sidrac, een encyclopedie met antwoord op vragen zoals waarom onze ogen tranen, waar het bloed blijft als het lichaam sterft enz.

Naast de werken van grootheden uit de 14e eeuw als Jan van Ruusbroec, de onbekende bijbelvertaler uit 1360 met zijn geweldige oeuvre, de schrijver Augustijnken die zijn sporen na laat (hij sprak nog in de Ridderzaal) houd ik van de talloze anekdotes in dit boek, zoals van de kopiist van de Lucidarius, een traktaat ten behoeve van het kerkelijk onderwijs;

De kopiist was evident de verkeerde man voor deze taak, en sommige van zijn verschrijvingen zijn zelfs zo flagrant dat men zich afvraagt of hij soms opzettelijk uit balorigheid of kwade wil de vrome tekst geweld aandeed. Hij schrijft dat God, mild als hij is, de wereld zal beoordelen niet als een lammetje (lammekijn) maar als een kammetje (kammekijn); dat bij Hem vooral degene welkom is die de meeste (in plaats van de minste) zonden heeft gepleegd, en dat priesters meer kans maken op het eeuwige leven naarmate zij gelovigen de rechte weg wijzen naar de hellepoort (bedoeld is uiteraard de hemelpoort). 

De literaire bakens worden verzet en actie maakt in de literatuur plaats voor emotie. Een voorbeeld is de Roman de la Rose. Het is een allegorie over wat de liefde in en om de mens teweeg brengt. De liefde als kracht die het beste in de mens naar boven brengt en dus het hoogste goed op aarde is, is volgens de Zwitserse denker Denis de Rougemont (1906-1985) het duurzaamste erfstuk van de Middeleeuwen.

De opkomst van sprooksprekers met hun vertellingen en boerden (een komische vertelling) leveren mooie teksten op, waarvan er een aantal in het boek worden weergegeven;

De eerste gaat over een priester bij wie een parochiaan opbiecht dat hij van plan is ergens een vette ham te stelen – en die zijn biechtvader daarvan de helft belooft als deze hem op voorhand absolutie geeft. Gretig leent de pastoor zich hiervoor, om een paar dagen later zijn halve ham verlekkerd in ontvangst te nemen. Totdat hij die wil ophangen naast die andere vette ham die hij in voorraad dacht te hebben…

De Moderne Devotie was een beweging die koos voor geestelijke inkeer temidden van de samenleving. Zij zetten voluit in op het boekbedrijf en wel tweetalig, in zowel Latijn als Nederlands met een breed gamma aan onderwerpen, zowel laagdrempelig als veeleisend. Het zorgde voor een enorme productie aan teksten. Ook de zusterboeken zijn een interessant fenomeen. Het zijn persoonlijke levensbeschrijvingen van zusters als memoriaal van een gemeenschap. Ik weet niet of de zusters van toen blij zijn met de publicaties van nu, maar mooi is het wel;

Zuster Mette van Delden kon er niet tegen als er traag werd voorgelezen. Zuster Alijt Plagen had een uitstekend verstand, maar was geneigd zich daar te veel door te laten leiden, ‘en was daarom dikwijls een lastpost voor haar oversten en medezusters’. Zuster Zweder van Rechteren was ‘zo vol van vuur voor al het goede, dat het haar pijn deed als haar iets ontging dat welgedaan was’. Jutte van Ahaus ‘vermeed zich te warmen als het koud was’. 

Zo komen we langzaam weer in de buurt van het wonderlijke Gruuthuse-handschrift. Vernoemd naar zijn eerst bekende bezitter, de Brugse patriciër Lodewijk van Gruuthuse (1422-1492), houder van het monopolie op gruut, grondstof van bier. Het is nu in het bezit van de Koninklijke Bibliotheek van Den Haag en was ooit na de dood van Lodewijk van Gruuthuse door het Franse hof achtergelaten. De Franse koning confisqueerde de complete bibliotheek van Lodewijk maar dit zag er blijkbaar niet koninklijk genoeg uit. Het bleek wel een schatkist van berijmde gebeden, liederen en gedichten. De auteur is onbekend maar er zijn vermoedens. Een mogelijkheid zou Jan Moritoen zijn, van Schotse origine (‘Moreton’), en dat zou wat zijn. Een Schot die ons de belangrijkste Middelnederlandse teksten bezorgt. Een sterk staaltje inburgering.

Het mooiste bewaart de auteur voor de laatste pagina’s en dat gaat over de al genoemde Egidius. Wie was Egidius? Ook daar zijn gedachten over maar ze doen er feitelijk niet toe. Het gaat om de tekst en de beelden die ze oproept. Ik neem ze toch op, wie ze zelf wil lezen, dan beter hier gestopt;

En dan komt wat toch wel de meest ontroerende regel van het lied is. Beware mijn stede di beneven – ‘hou mijn plekje vrij naast jou’. De middeleeuwse letterkunde wemelt van de passages over de onmetelijkheid des hemels – hier lijkt de hemel haast een tweezitsbankje.

De hemel als tweezitsbankje….daarvoor lees ik rijke boeken als deze en de literatuur waarnaar ze verwijzen.

Overigens hoort er een mooie website bij dit deel met toelichtingen op foto’s en teksten uit het boek.