archiveren

Bibliofilie

78c943bea0c94975936352b5551444341587343_v5
Verzonken boeken van Gerrit Komrij heeft zich elf jaar lang genegeerd zitten voelen in mijn boekenkast en dat zeer ten onrechte. In dit boek van zo’n 230 pagina’s trekt Komrij boeken uit de vergetelheid, vaak nog uit de krochten van de negentiende eeuw. Komrij heeft een heel eigen stijl van schrijven die ik erg prettig vind om te lezen. Redelijk archaïsch maar met prachtige woorden, vergelijkingen en humor.

Hij begint meteen maar met één van zijn favoriete boeken, The Cardinal’s Snuff-Box van Henry Harland. Geen hoogstaand literair werk maar iets dat Komrij voor zijn plezier leest. Dat plezier is een beetje in ongenade geraakt; de één moet dingen gelezen hebben voor een goed cijfer, de ander om den brode en

Zo klost avond na avond het moede circuspaard door de piste, want na afloop wacht het klontje.

Plezier dus, en dat verschaft dit boek Komrij. Dat geldt ook voor The Green Carnation van Robert Hitchens. We leren en passant waar een sleutelroman (want dat is het) aan moet voldoen maar ook dat dit boek een tijdsbeeld is en een scherts op Oscar Wilde. Oscar kon er zelf wel om lachen en Hitchens was zo fair om het boek even uit de handel te laten nemen toen Oscar Wilde maatschappelijk gezien niet zo lekker lag. Komt u het tegen, schaf dit zeldzame boek onverwijld aan, zegt Komrij. Of doe rustig aan, want tegenwoordig kan het met een paar muisklikken ook.

Der Garten der Erkenntnis van Leopold Andrian intrigeert ook. Andrian publiceert dit dunne boekje van eenenzestig pagina’s op zijn negentiende. Hij wordt zesenzeventig maar publiceerde na dit ene werkje nooit meer iets. Toch wordt dit boekje beschouwd als de quintessens van ‘het moderne levensgevoel’ en Komrij is er lyrisch over. Toen moeilijk verkrijgbaar, nu te bestellen met een nawoord van Komrij zelf.

Ik kom Voyage autour de ma chambre van Xavier de Maistre weer tegen waarover ik ook al las in Reis in drukken en wat dacht u van de voorloper van Portnoy’s Complaint, namelijk Charlotte s’amuse van Paul Bonnetain. U kunt nu wel ongemakkelijk om u heen kijken maar Komrij heeft het hier over de ‘bijbel van de ruggemergtering’, ofwel hoe onanie tot verwoesting kan leiden;

Het ontstaat, zonder iemands tussenkomst, door de samenvoeging van twee bewegende delen van het menselijk lichaam, te weten de hand en zekere helse machine, in corresponderend ritme.

En zo gaat het door; het ene interessante verhaal na het ander. De jonge maar rijke baron Jacques d’Adelsward-Fersen die Parijs na wat schandalen moest ontvluchten en op het Italiaanse Capri een villa liet bouwen, Villa Lysis. Ook hij schreef een roman, Lord Lyllian, die ook voor een tijdsbeeld staat en wel ‘met de geur van Dorian Gray’. Oscar Wilde is nooit ver weg. Ook de Death’s Jest-Book van Thomas Lovell Beddoes lijkt een pareltje. De dood als grap, of als pure poëzie;

Transparent as the glass of poisoned water
Through which the drinker sees his murderer smiling

Ook dit boek kunt u nog gewoon verkrijgen. Komrij beklaagt zichzelf in een apart hoofdstuk over zijn bibliofiele aandoening. Hij blijft maar boeken kopen en eigenlijk hebben wij onlangs geleerd dat dit een bibliomane aandoening is; de wetenschap schrijdt voort. Het hoofdstuk over literaire blunders is ook om te smullen, net als het stuk over ‘mystificaties’. Hierin wast Komrij ene Jaap Buurman de oren die een literair boek geschreven heeft, Lepels en vorken. Buurman wordt door zijn uitgever groots weggezet en daar vindt Komrij iets van, ook omdat in dit boek blijkbaar ‘de verbeeldingswereld van een vrouw op schokkende wijze belicht wordt’ ;

Wie in Nederland door zijn uitgever al bij zijn debuut zonder blikken of blozen onder de reuzen wordt gerangschikt, is nooit meer dan een kabouter op stelten…misschien dat er, in Oostkapelle, een in duisternis wandelende huisvrouw, die haar verbeeldingswereld ook eens gaarne belicht zag, intrapt – ik betwijfel het.

Dit boek zult u dan weer niet terugvinden en daar zijn redenen voor. Over vrouwen gesproken, Komrij wijdt een deel in dit boek aan uitspraken over vrouwen door allerlei schrijvers. Daar brand ik mij niet aan, leest u dat maar mooi zelf.

Wel leert u nog bij over het catlinisme. De oplossing voor allerhande kwalen en problemen, louter veroorzaakt door het feit dat u met de mond open slaapt. George Catlin heeft het uitgevogeld en opgeschreven. Komrij schrijft voorts verder over jonggestorven dichters, waarbij de grens op vierendertig jaar ligt. Jacob van Eeghen voldoet hieraan, hij werd slechts zestien. Zijn niet bijster goede gedichten (aldus Komrij) worden wel mooi door hem geduid.

Dat kan hij als geen ander en zo doet hij dat ook met schalkse raadseltjes;

Als ik in mijn tuintje spit:
Ben ik ongemeen verhit:
En, na slechts een vierde stond,
Ligt mijn spade reeds op den grond

‘K geef het daarom zijnen zin,
En steek ’t spaadje er weder in.
Netje, ‘k wed gij raad gewis,
Niet wat ding mijn tuintjen is.

Als dat domme Netje het inderdaad niet begrijpt kan ze achterin zo’n raadselboekje vinden dat het hier om ‘het propertje van de vrouwen’ gaat. Je woordenschat wordt weer lekker opgefrist bij het lezen van zo’n Komrij-boek.

Als u nog niet enthousiast was over dit boek, wellicht kan het tijdschrift Maledicta u nog over de streep trekken. Dat was een periodiek op het gebied van de verbale agressie, met broodnodige wetenswaardigheden over

het uitslaan van smerige taal in het Cubaans
obscene plaatsnamen in Macedonië
Venetiaanse blasfemieën
het vloeken van apen
de vuilbekkerij van Marlon Brando
kwetsende epitheta in de Alpen

Enzoverder. Komrij was erop geabonneerd maar het ging in 2005 ter ziele. Uiteraard nog her en der wel verkrijgbaar in losse volumes. Ik kan nog wel even doorgaan, het boek had wat mij betreft een keer zo dik mogen zijn. Mijn lange bespreking van een niet zo’n dik boek moge getuigen van mijn enthousiasme hiervoor. Ik mis zulke schrijvers.

 

f.eu1.jwwb.nl_public_y_r_p_temp-bqxkcsckxpmnicbzkicb_y0h6gu_Onzepublicaties-01-01-1
De bibliomaan van Charles Nodier is de eerste publicatie van Stichting Desiderata. Een stichting die, naar eigen zeggen, gepresenteerd wordt als een open inrichting voor boekverdwaasden en die zich ongeremd overgeeft aan bibliofiele neigingen. Ik kon niet anders dan lid van die club worden… Een publicatie van Nodier’s ‘De bibliomaan’ is een mooie eerste stap van de stichting; dat er maar velen mogen volgen.

Dit boek is meer dan een vertaald verhaal van Nodier. Bart van Loo schrijft een voorwoord, Ed Schilders schrijft een essay dat ‘Een bibliomaan van stand’ heet en Peter IJsenbrant geeft nog een biografische schets van Charles Nodier, die naast schrijver ook bibliothecaris was.

Het kan bijna niet anders dan dat dit een zeer verzorgde, gebonden uitgave is met dubbel leeslint en met prachtige illustraties, waarvan u hier een voorbeeld kunt zien. Er zit zelfs een Elzevierometer in. Een wat? Daar kom ik nog op terug.

Wat is nu een bibliomaan? Er is namelijk een verschil tussen een bibliomaan en een bibliofiel. Nodier heeft dit zelf wel eens op humorvolle wijze uitgewerkt;

De bibliofiel is een verzamelaar met smaak en intelligentie en de bibliomaan is feitelijk een persoon met antipathie jegens het boek…De bibliofiel weet boeken te selecteren, de bibliomaan stapelt ze op. De bibliofiel bekijkt de boeken met aandacht en de bibliomaan bekijkt de boeken met een meetlat in de hand.

Voilà, nu heeft u een beeld. Kwaliteit versus boeken per strekkende meter. De hoofdpersoon van Nodier’s verhaal is Théodore. Hij schuimt de kades van de Seine af, op zoek naar bijzondere uitgaven. Dat doet hij bij de ‘bouquinistes’, de verkopers die in Parijs nog steeds uit houten kisten hun boeken verkopen. Als blijkt dat hij een boekenveiling heeft gemist, is dat een ramp;

‘Ach hemel! Mijn beste Théodore,’ zei de eerzame heer Silvestre, ‘u hebt zich een dag vergist. De laatste veiling vond gisteren plaats. De boeken die u hier ziet, zijn al verkocht en wachten op de kruiers.’ Théodore wankelde en verbleekte. Zijn gezicht kreeg de kleur van ietwat versleten citroenmarokijn.

In die verkochte partij ziet hij een boek dat hij opmeet met zijn, jawel, Elzevierometer. Een meetinstrument waarmee hij de prijs en intrinsieke waarde van zijn boeken bepaalt. Het begrip komt van de kleine Elzevieruitgaven waarbij het ging om de manier waarop die boekjes gebonden waren en de mate waarin zij afgesneden waren. Hoe breder de marges om het tekstblok, hoe waardevoller de exemplaren waren. Meten is dus weten, maar dat kan zo maar slecht uitpakken;

‘U ziet nu,’ zei hij tegen mij,’ de ongelukkigste aller mensen! Dat boek is de Vergilius van 1676, op grootformaat papier, waarvan ik dacht het reuzenexemplaar te bezitten, en het overtreft het mijne met een derde linie. Kwaadwilllige of vooringenomen geesten zouden er zelfs een halve linie in kunnen zien. Een derde linie, mijn God!’

Hij vervalt in koortsen en die derde linie wordt zijn mantra tot aan zijn dood. Een mooi verhaal met romantische trekken en dat is Charles Nodier ten voeten uit. Hij wordt gezien als de vader van de Romantiek in Frankrijk. Hij heeft veel geschreven op allerlei denkbare terreinen en werd uiteindelijk aangesteld als bibliothecaris in de Bibliothèque de l’Arsenal. Daar hield hij ook salon waar veel jongere schrijvers hun opwachting maakten. Dat waren niet de minsten; Victor Hugo, Alexandre Dumas, Honoré de Balzac, Prosper Merimée en nog zo wat van die generatie. Nodier zou zelfs toegelaten worden tot de prestigieuze Académie Française.

Het verhaal van De bibliomaan vertoont aardig wat autobiografische trekjes. Ook bestaande personen worden genoemd, zoals de beroemde bibliomaan Antoine Boulard. Over hem zou Nodier in een apart essay nog meer publiceren. Deze Parijse oud-notaris zou naar verluidt zo’n 600.000 banden hebben bezeten, verdeeld over zes huizen. Ed Schilders gaat er in zijn essay ook nader op in en zoekt uit waar deze Boulard overal opduikt. Hij vindt zelfs een bericht uit de Java-bode van 1883 met een ‘eigenzinnig portretje’ van Boulard, die een ‘archi-millionair’ wordt genoemd;

…die zich geheel wijdde aan de letterkunde. Hij kocht wat los en vast was. Hij was de vreugde van de boekenjoden, die langs den kaaimuur van de Seine hun waren uitstalden. (…) Zijn huis was vol van den kelder tot aan den zolder. De politie moest zich er mede bemoeien, daar men bevreesd was dat de zolders hun vracht niet zouden kunnen dragen.

Al met al is dit een zeer mooi verzorgde uitgave voor iedere boekenliefhebber (niet per se bibliofiel of bibliomaan zijnde) met een vertaald verhaal, een essay waarin ingegaan wordt op bibliomanie en bibliofilie, een biografische schets van Charles Nodier, een uitgebreid notenapparaat met veel informatie én met als mooi curiosum die Elzevierometer. Waarvan overigens het bestaan überhaupt onzeker is omdat er geen één exemplaar is overgeleverd. Dat vind ik eigenlijk het mooiste verhaal.

Vertaling; Martin Hulseboom

9076452547.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Reis in Drukken onder redactie van (onder meer) Henk Duijzer is de catalogus bij de tentoonstelling met dezelfde naam, georganiseerd ter gelegenheid van het twaalfeneenhalfjarig bestaan van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen in 2003. Eerder besprak ik al het boek Uit de schaduw, wat uitgegeven werd tijdens het twintigjarig bestaan. 

De jubileumboeken zijn altijd prachtige uitgaves van Uitgeverij De Buitenkant en dat is hier niet anders. Het formaat is bescheiden, 12 x 17,5 cm en de oplage ook, 500 stuks. Het thema wordt weggegeven door de mooi gekozen titel met zijn dubbele betekenis; het gaat om een greep uit de verzamelingen van de leden van het genootschap met als thema reizen, in de breedste zin van het woord.

Het boekje van 285 pagina’s is verdeeld in de hoofdstukken Ontdekkingstochten en diplomatieke reizen, Reizen in de bijbel, Geestelijke reizen en visioenen, Imaginaire reizen, Pelgrimsreizen, Reizen door Bibliofielen, Toerisme, Kinderboeken en Reizen naar de Nederlandse koloniën. Uit al deze categorieën hebben de leden prachtige voorbeelden verzameld, beschreven en staan de boeken of delen eruit in kleur afgedrukt.

Dat kunnen heel zeldzame exemplaren zijn, zoals de eerste Nederlandse vertaling uit 1563 van de bundel reisverhalen van Huttichius en Grynaeus, die de wervende titel draagt;

Die nieuwe weerelt der Landtschappen ende Eylanden, die tot hier toe allen ouden weerelt beschrijveren onbekent geweest sijn. Maer nu onlancx vanden Poortugaloiseren ende Hispanieren, inder nedergankelijcke zee gevonden. Midtsgaders den zeeden, manieren, ghewoonten ende usantien der inwoonenden volcken. Oock wat goeden ende waeren, men by henlieden ghevonden, ende in onse landen ghebracht heeft oft hebben (…)

Vaak zijn er boeken opgenomen maar ook affiches voor een tentoonstelling, omdat de beelden eenvoudigweg uitnodigen tot reizen. Interessant is het boekje over de brieven van Mary Wortley Montague, geschreven tijdens haar reizen in Europa, Azië en Afrika. Zij gaf haar ogen goed de kost en had in Turkije gezien dat moeders hun kinderen infecteerden met een kleine hoeveelheid van het pokkenvirus om antistoffen op te bouwen. Ze stond daarmee aan de basis van de ‘pokkenprik’. Een uitgave uit 1800, in het Engels en de huidige eigenaar vond het tijdens een Grand Tour in Italië, ergens in de open lucht.

Uiteraard staan er uitgaven in van Gulliver’s Travels, Robinson Crusoe en Alice in Wonderland, allemaal onder de imaginaire reizen. Maar ook, en dat vind ik veel leuker, het imaginaire reisverhaal van Hendrik Smeeks (ca. 1650? – 1721), chirurgijn te Zwolle, wat door zijn internationale bekendheid een mogelijke bron zou zijn voor Defoe’s Robinson Crusoe.

Objecten die geen boeken zijn worden ook opgenomen, zoals de leporello met figuren uit Alice in Wonderland en de kwetsbare souvenirrozen van toeristische plaatsen. Verder houd ik van details als drukwerk op papier, gemaakt van 100% lompenpapier uit de fabriek waar ook het papier voor de Amerikaanse dollarbiljetten geproduceerd wordt.

Wat mij verder opviel was een bijdrage van de kleindochter van schrijver Arthur van Schendel. Zij bracht een boek van haar grootvader in, De Mensch van Nazareth (ik las het al even geleden), maar ook de boeken die hij gebruikte in Palestina en Syrië toen hij daar naar toe reisde ter voorbereiding op zijn boek.

Er is dus veel te genieten. Het meest geïntrigeerd was ik door de Reizen door Bibliofielen. Reizen die anders dan? Los van de trips die het genootschap zelf organiseert naar interessante steden en bibliotheken, blijkt er ook een andere bibliofiele manier van reizen te zijn. Een reis door de eigen kamer, zoals in Voyage autour de ma chambre van Xavier de Maistre (1763 – 1852) of nog mooier, door hààr kamer, zoals in Voyage autour de sa chambre, zoals Octave Uzanne (1851 – 1931) beschreef. De huidige eigenaar van het laatste boek;

Tijdgenoten noemden het boek een ‘bijou bibliophilique’. Ik kocht het in Parijs in de Rue de Savoie, waar in een winkel boeken te koop waren ‘en bon état ou en état déplorable. Prix modérés ou excessifs’! 

Zulke boeken geven je altijd weer de hoop dat er ergens, in een vergeten winkeltje, nog prachtige exemplaren liggen te wachten op een behaaglijke plek in de eigen collectie.

Uit de schaduw
Uit de schaduw, onder eindredactie van Edwin Bloemsaat, is een jubileumbundel die is verschenen ter gelegenheid van het twintigjarig jubileum van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen. Dat is geen genootschap wat overal duchtig aan de weg timmert, maar in dit boek stellen 58 leden zich voor, vertellen over zichzelf als verzamelaar, over hun collectie én ze laten de mooiste stukken uit hun verzameling zien.

Dat geheel wordt in ruim 400 pagina’s gepresenteerd in een prachtig vormgegeven boek, hoe kan het ook anders. Er is gekozen voor een indeling aan de hand van zes motieven, waarbij de leden zelf konden aangeven welk motief het beste bij hen paste. De motieven zijn: het verzamelen voor esthetisch genot, het boek als object, het boek als gereedschap, verzamelen gemotiveerd door levensbeschouwing, verzamelen uit nostalgie en hoeders uit het verleden. De eerste twee motieven zijn verreweg in de meerderheid.

Ik heb het boek achter elkaar uitgelezen. Dat kan ook, want er staan veel prachtig afgedrukte afbeeldingen in van de gekozen boeken. De redenen om te gaan verzamelen zijn legio. Soms wordt een bibliotheek geërfd, soms is het een logisch gevolg van de beroepsuitoefening maar ook zo vaak komt het geleidelijk aan. Zo stelt Frederik Schreuder;

…laat één ding duidelijk zijn: als bibliofiel word je niet geboren, bibliofielen vormen zichzelf.

Ik ben best benieuwd of iedere bibliofiel daar hetzelfde over denkt trouwens. De verzamelgebieden zijn ook legio. Zo is Henriëtte C. Tuynenburg Muys-Lanzing al jong gefascineerd door zeerovers en zeevaart. Boeken over dit onderwerp maken nu deel uit van haar collectie. Jan de Jong verhaalt smakelijk over zijn collectie ‘boeken van de tweede rij’, ofwel erotica. Hij ging ooit mee met zijn baas, een antiquaar, om een bibliotheek op te halen bij een weduwe, waarbij de boeken van vader ook mee mochten;

Ik zette een lege doos op de enige tafel in het vertrek en begon met de bovenste plank links. Toen ik opkeek, leek het of ik niks van de plank had gehaald. Er stonden nog evenveel boeken als ik net had weggenomen. Bij nadere beschouwing bleek dat de kast voorzien was van een dubbele rij boeken. Ik begreep direct waar het om ging: ik had hier een geheime erotische verzameling ontdekt…Heeft de dame in kwestie ooit geweten van de tweede rij in de kast van haar vader?

Sommige verzamelgebieden zijn zeer specifiek, zoals het verzamelen van instructieboekjes over de inkleuring van atlas, boek en prent in de zestiende en zeventiende eeuw. Ook zal niet iedereen warm lopen voor een verzameling van universitaire voordrachten, maar het is zeker mooi om de verzamelaars over hun passie te horen. Dat is de charme juist van deze uitgave.

Het is een misvatting dat collecties alleen mogen bestaan uit oude, zwaarwichtige banden. Ze staan er tussen, dat klopt, maar Jos van Waterschoot is net zo goed lid van het gezelschap. Zijn verzameling is een doorsnee stripcollectie, met veel main stream als Suske & Wiske, Kuifje en Blake & Mortimer. Sterker, in tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt is het niet eens nodig dat een bibliofiel zelf een collectie zou moeten hebben.

Dick Coutinho gaf een mooie inkijk hoe hij zijn collectie vormde;

Bij de vorming van mijn collectie heb ik mij de vraag gesteld wat een gemiddelde intellectueel uit de periode 1500-1530 voor boeken…in een bescheiden collectie zou kunnen hebben gehad. Dit is een interessante periode aan het eind van de Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe Tijd. In deze periode vinden allerlei overgangen plaats, niet alleen van het geschreven naar het gedrukte boek, maar ook op het gebied van theologie en wetenschap.

Periode en onderwerp gedefinieerd en je kan los dus, het lijkt me een prima methode.

Interessant zijn ook de boekobjecten, zoals het boekblok van Margarita Bruens-Mulder Dirks. Een stuk hout wat op een dichtgeslagen boek lijkt waarbij een mooie uitleg wordt gegeven. Ook het zelfgemaakte kastje van Cor Knops voor de vier boeken van de Brieven van Vincent van Gogh mag er wezen.

Kortom, er valt zeer veel te genieten in deze prachtige uitgave, al was het maar omdat coryfeeën als dirigent Ton Koopman, eminence grise van de bibliofilie Piet Buijnsters en de onvolprezen blogger Perkamentus allemaal vertegenwoordigd zijn.

Ik werd in eerste instantie opmerkzaam gemaakt op dit boek door de Boekensneuper  en was zo gelukkig om exemplaar nr. 28 te kunnen kopen van de 200 met de hand genummerde exemplaren bestemd voor leden van het Genootschap. In de recensie bij het artikel van Boekensneuper wordt gewag gemaakt van de zeer uitgebreide colofon. Bijna perfect, want de kleuren van de leeslinten zijn vergeten…Samen met wat schoonheidsfoutjes die ik zelf ontdekte zijn dat echt minor details bij een zeer aan te bevelen boek voor liefhebbers van boeken en bibliofilie.

Vormgeving: Hansje van Halem