archiveren

Maandelijks archief: augustus 2018

ef68f89843b5754597969435277444341587343
Braziliaanse brieven is het vierde boek dat ik van August Willemsen las en het is veruit het beste boek. Hij beschrijft er in briefvorm de vier studiereizen die hij naar Brazilië maakte en doet dat uitermate treffend.

De eerste reis maakt hij met Mieke, zijn vrouw. Je hebt direct het gevoel dat je met ze meeloopt door het drukke São Paulo als ze op zoek zijn naar een huis:

We sjouwen een paar dagen door de stad, deze bloedhete, monsterachtig grote, te snel gegroeide, in opbouw en afbraak verkerende, krankzinnig drukke, smerige, stoffige, toeterende, verstopte stad met onbegaanbare trottoirs, we slepen ons door een labyrint van met despotische paperassenkoelies bevolkte makelaarskantoren, tot ons een gevoel van machteloosheid overvalt dat ik tot nu toe slechts kende uit nachtmerries…

De drukte, de sfeer en de eindeloze bureaucratie zijn thema’s die vaker terugkomen. Willemsen maakt het zo bont dat hij een dag lang op een douanebeambte gaat staan wachten tot deze het zelf zat wordt. Een prachtig verhaal.

De auteur is onder meer in Brazilië voor zijn studie Portugees en om onderzoek te doen naar schrijvers als Graciliano Ramos. Daarvoor reist hij de binnenlanden in en ook dat levert mooie verhaalstof op:

Bovendien blijft het natuurlijk altijd de vraag of het bezoeken van die plaatsen iets toevoegt aan wat Graciliano erover heeft geschreven, terwijl ik weet dat ik toch te schijterig en te hooghartig ben om oude overlevenden in de herfst van hun bestaan te komen lastigvallen met vragen over een twintig jaar geleden gestorven dorpsgenoot waar ze nog de pest aan hadden ook omdat hij altijd de beste van de klas was.

Hij schrijft af en toe lange zinnen maar dat stoorde mij niet. Hij gebruikt vaak bijzinnetjes die de zin lang maken maar ook luchtig, zoals de burenruzie die hij verwerkt in een verhaal in één van zijn brieven;

…over Lenie en Lia en het Belgische stel (boven beginnen ze weer, ik vang iets op over doodgaan en vermoorden, als het maar niet lekt)

Hij maakt nog vervolgreizen met Noor, zijn vriendin en met zijn dochter Roos. Ik zou talloze citaten kunnen geven maar ga vooral zelf het boek lezen. Het gaat over kolonialen met dienstmeiden waar hij een mening over heeft, tot hij zelf ineens in die positie komt. Het gaat over een hilarische kerstavond, over literaire bijeenkomsten, over al het ongedierte en het stof en om de drukte. Die alom aanwezige drukte, waardoor hij de Bijlmer als een oase van rust kan zien. Hij heeft een haat/liefde-verhouding met het land en hij vraagt het zichzelf af aan het eind van het boek;

Dus nogmaals: houd ik van Brazilië?…ik kom er steeds weer terug. En de vraag of ik dat ook zou doen als ik, er geen werk had, is helemaal geen moeilijke vraag: om er werk te hebben, heb ik kennelijk, en al lang geleden, dit land gekozen.

3c45b3d8db7723b596d6b4f6577444341587343
In de boeken die ik van August Willemsen las, bleek dat hij niet vies was van een stevige borrel. In De val wordt dit pijnlijk duidelijk.

Hij komt op 10 december 1990, op weg naar huis en met vier flessen wodka en anderhalve liter Fanta, ten val. In het AMC constateert men, behalve ernstige onderkoeling en ondervoeding, een gebroken linkerheup. Hij revalideert in Huize J., en De val is daarvan het relaas. Ook zijn dronkemansbrieven aan zijn goede vriend, filmer Kees Hin, zijn in het boek opgenomen.

Om maar met de deur in huis te vallen, die laatste zijn nog het meest interessant. Het is geen dik boek, 177 pagina’s, en een groot deel daarvan bestaat uit observaties die hij doet in de kliniek. Hij ergert zich aan de rooklucht en het constante lawaai van de televisie. De totale apathie van de medebewoners staat hem tegen en hij voelt zich een vreemde eend in de bijt:

Ik ben me in toenemende mate ervan bewust hier een eenling, zo niet een zonderling te zijn…er wordt stilzwijgend van uitgegaan dat je niets doet. Tv kijkt. En zo is het ook. De ‘gewone man’ doet niets. Kijkt tv. Huivering beving me bij de gedachte aan het systeem democratie: al die runderkoppen hebben stemrecht!

Zelf werkt hij af en toe wat en denkt na over zijn probleem, de alcohol. Hij is onmatig en weet dat. Hij ziet nu om zich heen wat de verwoestende uitwerking is. Bewoners die dertig jaar lang drie tot vier flessen jenever per dag dronken en nu door Korsakov geteisterd worden. Dan kom ik meteen op het manco van het boek. Willemsen observeert, maar veel dieper gaat het niet. Oorzaken van zijn eigen probleem, zelfreflectie, dat mis ik. Hij zegt wel iets over mogelijke oorzaken maar dat blijft summier;

Elk afwijkend gedrag, vaak ook ziekte…wordt bepaald door, als ik het goed zie, vier factoren: aanleg (de ‘genen van mijn vader’: hij en zijn kinderen ‘lustten hem wel’ – ofschoon niemand zo zelfvernietigend als ik); oorzaak of achtergrond (moeder…); aanleiding (het in huis halen van mijn moeder); en bedoeling (het mij van haar, van alles en iedereen losmaken).

Toch wordt het verval wel duidelijk. Eerst kan hij nog wel werken, maar al snel drinkt hij de hele dag door. Hij gaat afspraken missen en zijn werk blijft liggen. Zijn bezoek poedelnaakt met erectie tegemoet treden helpt ook niet echt en uiteindelijk moet hij de feiten onder ogen zien. Hij valt, is verslaafd en moet revalideren. Hij beseft ook terdege waarom hij en al die anderen in de kliniek zitten;

Hier is alles leuk wat je wel kunt. Thuis hindert alles wat je niet kunt – dat staat mij net zo goed te wachten. In de gewone wereld heb je agressie, afgunst, hebzucht, geldzucht, ijdelheid, drift, drukte, leegheid, onverschilligheid – hier zie ik van dat alles niets…Voor al die mensen geldt wat ik in mijn dranktijd eens schreef (zo gek was ik dus blijkbaar niet), dat Sartre ongelijk had: hun hel begint wanneer de anderen weg zijn en ze alleen overblijven, thuis.

Dan nog even die brieven aan Kees Hin. Geschreven in een alcoholroes, vaak op onmogelijke tijden en ik denk dat je daar dicht bij Willemsen komt zoals hij zich voelde voor die “Val”. Zo schrijft hij over zijn bezoek aan Marokko;

Ook heb ik een lift gegeven aan een man die opeens zei: “kom, we gaan kameel eten.” Ik ben op dat punt niet eenkennig, en ik dacht: in Mhamid heb ik op een kameel gezéten, nu kan ik hem ook wel éten…En kamelevlees is verrukkelijk, lijkt een beetje op schaap. Hoe kom ik ineens over Marokko te praten? Zo kan ik nog wel twintig bladzijden doorgaan. Angst om over mezelf te praten? Vlucht in een andere tijd? Het is nu trouwens weer een andere nacht geloof ik. Éven de klok waarnemen. Drie uur. Ik dacht al, wat is het stil. In het telefoonboek staan 10 personen met de naam De Liefde, en 9 mensen met de naam De Dood, waarbij ik maar even het huisnummer verzwijg van I. de Dood-Onrust in de Waalstraat.

Een boek dat je snel uit hebt en de moeite waard, maar ik verheug mij meer op de Braziliaanse brieven, waar ik goede recensies over heb gelezen en die mij hopelijk dichter bij zijn literaire helden brengen. Wordt vervolgd.

9029589795.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Bewaar deze brieven als je eigen tekeningen van August Willemsen moest gelezen worden, omdat ik Vrienden, vreemden, vrouwen van hem had gelezen. De reden is dat daarin ene Marian voorkomt, waarmee Willemsen toch een wat eigenaardige relatie had. Ik kon althans weinig hoogte van haar krijgen, zeker met betrekking tot die vroege jaren van dat eerste boek.

Willemsen twijfelt zelf ook over zijn relatie tot haar maar ze zal een vriendin voor het leven blijken, want tot zijn dood voeren ze een correspondentie. Dit boek biedt volgens de informatie de volledige correspondentie, hoewel het mij dan niet veel lijkt over vijftig jaar. Met 300 pagina’s biedt het interessant leesvoer, maar heb ik niet het gevoel dat ik Marian Plug veel beter heb leren kennen.

Dat is deels het manco van een brievenboek. Ook al worden de brieven na verloop van tijd langer en langer en schuiven we op in de tijd, het blijft toch een beetje een fragmentarisch geheel. Wat het zeker wel biedt, is een completer beeld van het leven van beide auteurs dan ik al had. Er zijn brieven bij uit Brazilië en uit Australië van Willemsen en van Plug (1937) leer ik over haar werk als kunstschilder. Ik weet niet zeker of ze nog actief is, want haar website is op dit moment uit de lucht.

Dan die twijfel. Willemsen denkt soms verliefd op Marian te zijn, zeker in zijn jonge jaren, maar spreekt het ook tegen. Ze zoeken elkaar vaak op en gaan samen op vakantie. In de loop der jaren blijken beiden in hun vak harde werkers te zijn met een grote productie. Maarten Asscher zegt in zijn voorwoord;

Het is misschien wel die geconcentreerde toewijding, gekoppeld aan een wederzijdse trouw aan hun eerste gedeelde ervaringen op een ontvankelijke leeftijd in Frankrijk, Spanje en Portugal, die August Willemsen en Marian Plug in deze briefwisseling met elkaar verbindt.

Een aantal fragmenten komen bekend voor uit het vorige boek, maar als de brieven langer worden en later in de tijd, worden ze interessanter ook. Ook het stuk uit een literaire avond in Amersfoort is erg de moeite waard. Willemsen legt hierin uitgebreid uit waar hij tegenaan loopt bij de vertaling van een gedicht uit het Portugees van João Cabral de Melo Neto, compleet met voorbeelden. Een kijkje in de keuken van de meester;

Al na de eerste schets heb ik ‘zonnedraden’ veranderd in ‘zondraden’. ‘Fios de sol is draden van zon’, alsof het materiaal was. Had er gestaan ‘fios do sol’ dan was het ‘draden van de zon’ geweest. Dat is hier het verschil, naar mijn gevoel. Zonnedraden, als zonnestralen, zijn draden van ‘de’ zon. Moet je zo pietluttig zijn? Ja, dat moet.

Zo leer ik meer van Willemsen dan van Plug uit dit boek, maar de rode draad, en dat moet ook, is hun aparte relatie. Dat licht Willemsen nog eens toe in een verhaal in het literaire tijdschrift Maatstaf;

We waren, inderdaad, een beetje trots op onze ‘abnormale’ omgang; er kwám een beetje hoogmoed bij, een beetje Schöngeisterei. Veel later, als we er wel eens op terugkwamen, allebei gewassen door de wateren die over Gods akker lopen, verklaarde ook Marian dat ze niet begreep hoe ze dat toen had gekund en mij had kunnen ‘aandoen’.

Dat laatste verwijst weer naar een vreemd steekincident met een klein schaartje. Al met al staat er genoeg stof in het boek om uit te kijken naar wat meer werk. Ik ben al begonnen.

4e8bd4d3101319e593843775451444341587343
Ik ben Vrienden, vreemden, vrouwen van August Willemsen ergens op een blog tegengekomen waar het lovend besproken werd, maar meer wist ik er niet meer van. Ik wist ook niet precies meer wie August Willemsen (1936-2007) was maar doe altijd mijn huiswerk, dus ik leerde dat hij een vooraanstaand vertaler was van Portugese en Braziliaanse lectuur. In dit Privé-domeindeel is het echter nog niet zover. Het is een ego-document over de jaren vijftig en begin jaren zestig, waarin hij nog aan het conservatorium studeert.

Het boek bestaat uit dagboekfragmenten uit het verleden, maar ook uit commentaren uit het heden, waardoor er een completer beeld van de schrijver ontstaat. Dat verleden is eigenlijk niet heel bijzonder. De conservatoriumstudie geeft hij eraan. Het gaat over zijn relaties met meisjes, onzekerheid over zijn uiterlijk en zijn reizen naar Zuid-Frankrijk, Spanje en Portugal. En dan weer opnieuw eigenlijk. Toch heb ik geboeid zitten lezen. Zijn vriendinnen Freddie en Marian blijken bijvoorbeeld belangrijk voor hem, maar Willemsen stelt zichzelf voortdurend vragen:

Ik heb ooit eens geschreven dat ik au fond niet aan de mensen hecht, dat ik uiteindelijk iedereen kan missen. Is dat zo? Freddie bijvoorbeeld, heb ik nooit gemist. Nou ja, af en toe. Als ik aan haar denk. Marian? Niet het minste verlangen. Terwijl ik er toch behoorlijk overstuur van ben geweest. Maar nu? Volmaakte onverschilligheid wanneer ik haar zie. Als ik haar nooit meer zie is het ook goed.

Met Marian zal hij een levenslange correspondentie voeren, die ook in een Privé-domeindeel is verschenen. Verder is het dus niet heel opzienbarend wat er beschreven wordt. Café-bezoeken met overmatig alcoholgebruik (ook daar is een Privé-domeindeel aan gewijd), bezoekjes aan vrienden en zijn reizen. Die laatste vond ik zeer boeiend om te lezen. Dat kan omdat ik het boek zelf in een zinderend heet Zuid-Frankrijk las, maar het is mooi om te lezen hoe het reizen er in de vijftiger jaren aan toe ging:

Wanneer ik achterom keek zag ik de blinkende Sierra Nevada als een fata morgana boven trillende luchtlagen, los van de aarde…Vlak voor de bergen stopte een vrachtwagen. Ik moest in de laadbak, op mijn rug, om niet gezien te worden. De bodem lag vol kalkgruis, dat mijn ogen verstopte zodra de wagen begon te rijden. Ik deed mijn ogen dicht en voelde me gevangen in een kleur van bloed: de binnenkant van mijn schrijnende oogleden.

Aparte vermelding verdient zijn relatie tot zijn vader en diens dood. Vader Willemsen was lid van de NSB en in 1944 ging het gezin naar Duitsland. Na de oorlog bleef zijn vader hangen in zijn jodenhaat en het kost de auteur moeite om erover te schrijven. Hij staat uitgebreid stil bij het overlijden van zijn vader, wat toch een soort van oplossing biedt.

Ik schreef al dat er meerdere Privé-domeindelen van Willemsen zijn verschenen en die heb ik inmiddels in huis. Ook heeft hij een essay over Fernando Pessoa geschreven, Het ik als vreemde, wat ik ook heb besteld. Omdat ik het Privé-domein van Pessoa, Het boek der rusteloosheid, al had maar nog moet lezen begrijpt u, er komt weer een projectje aan….