archiveren

Maandelijks archief: juni 2021

db800013e0c2bdb596a45496a41444341587343_v5
De handel en wandel van de boekenjood is een informatief boekje van 128 pagina’s van taalhistoricus en journalist Ewoud Sanders. Het gaat over straatboekhandelaren die lang boekenjoden zijn genoemd, of ze nu joods waren of niet. Er zijn er niet veel die hun sporen hebben nagelaten maar een aantal wel en die worden in dit boek genoemd.

Allereerst wordt echter de term boekenjood toegelicht. Die komt terug in varianten als boekjood, boekejood, boekejoodje maar ook als boeksmous en boekesmous. Smous is een oud scheldwoord voor ‘jood’ en gaat via het Jiddische Mousje terug op de Hebreeuwse naam Mose (‘Mozes’).

In de late Middeleeuwen vestigden de eerste joden zich in Nederland. Ze verdienden vaak de kost als venter of marskramer. Daarbij verkochten ze vaak almanakken, centsprenten en ander goedkoop drukwerk en zo ontstaat langzamerhand de boekhandelaar.

De oudste vindplaats voor de term boeksmous is een schimpdicht uit 1748, gericht tegen Isaak Thirion (1705-1765);

Op dat de Boeksmous Tirion,
By ’t opgaan der Oranje Zon:
Wat geldt zouw streyken in zyn Laatje,
Zo druckt hy ’t laffe Koffie praatje.

Waar tegenwoordig de term boekenjood als denigrerend of beledigend wordt ervaren was dat vroeger niet altijd het geval. Vincent van Gogh portretteerde ‘Blok den boekenjood’ en benoemde hem ook als zodanig, maar er is geen enkele reden om aan te nemen dat dit neerbuigend bedoeld was.

Sanders gaat in op de handel en wandel van de boekenjoden en geeft aan waar zij hun kramen hadden. In de grotere steden natuurllijk, waar in Amsterdam de Oudemanhuispoort en in Den Haag de ‘zuilengaanderij’ van het Binnenhof bekende locaties waren. Het waren vaak handelaren met grote kennis van zaken maar ook met verschillende rollen. Zo wordt de boekenjood als noodbank beschreven, maar ook als heler, als opkoper aan huis, als ‘eindstation’, als vakman, als kamergeleerde, als bron voor schrijvers en als grappenmaker.

Het wordt nog leuker als Sanders het gaat hebben over bekende boekenjoden, zoals die op het Binnenhof. Zo was er de familie Blok met Simon als stamvader (1786-1861). Hij had twee zoons die hem opvolgden in het vak, David Blok senior (1823-1904) en Jozef Blok (1832-1905). De eerste was een volbloed aanhanger van Thorbecke en was erbij toen een menigte naar het paleis van koning Willem II trok om herziening van de grondwet te eisen. Jozef Blok, die door Van Gogh geportretteerd werd, stond bekend als de boekhandelaar die nooit las. Van zijn kraam bestaan mooie schilderijen van Theo Mesker, die ook in het boekje staan afgebeeld.

Een apart hoofstuk wordt gewijd aan zeven fictieve boekenjoden, zoals ze voorkwamen in boeken en toneelstukken aan het begin van de vorige eeuw. Zo is daar het boek Levi de boekenjood van Wilhelmina Riem Vis. De afbeelding op de omslag van dit boek staat ook op de omslag van het boek van Sanders. De dialogen zijn om van te smullen, zoals in het boek De ongelofelijke avonturen van Bram Vingerling van Leonard Roggeveen. Bram heef zijn oog laten vallen op een boek dat een gulden kost;

‘Dat is een boekie, jongeheer’, vervolgt de boekhandelaar…’dat menige perfesser in z’n bibeloteek zou wille hebbe. Ik weet precies wat dat boekie waard is, jongeheer, en als ik ’t voor een guldentje wil verkoope, weet ik best, dat dat nog veuls te goedkoop is, vèuls te goedkoop, verstaat uwee dat?’

Het laatste hoofdstuk gaat over de ondergang van het woord boekenjood. Het staat nog in onze woordenboeken, maar tegenwoordig met de toevoeging dat het een ‘beledigend’ woord is. Termen als boekenjood, brillejood of voddenjood waren ooit heel gewoon en werden zeker voor de Tweede Wereldoorlog als neutrale aanduiding gebruikt, ook door joodse schrijvers. Na de oorlog lag dat anders, toen duidelijk werd welk lot de joden had getroffen.

Een leuk informatief boekje met prachtige illustraties en foto’s van een aantal vergeten boekhandelaren. 

9035130936.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Ooggetuigen van de wereldgeschiedenis van Geert Mak en René van Stipriaan is een onverantwoord geschiedenisboek. Dat zijn niet mijn woorden, dat beweren de auteurs zelf. Het klopt ook. Dit geschiedenisboek geeft geen schema van oorzaken en gevolgen en heeft geen grote lijn. Het is een verzameling van zo’n honderd reportages van verschillende gebeurtenissen uit de geschiedenis, van 401 v.Chr. tot en met 11 september 2001.

De enige overeenkomst tussen al die verhalen is dat ze opgetekend zijn door ooggetuigen of direct betrokkenen. Dat levert niet altijd de meest betrouwbare geschiedschrijving op, want ooggetuigenverslagen kunnen gekleurd zijn, geheugens kunnen haperen of ogen kunnen bedriegen. Ooggetuigenverslagen brengen echter wel de grote gebeurtenissen heel dichtbij en dat is toch de grote charme van dit boek.

Die opzet maakt dus dat we met reuzensprongen door de tijd gaan en van het ene continent naar het andere. Er zit wel een tijdschronologie in, we beginnen met het Griekse huurleger dat in 401 v.Chr. vastloopt in de sneeuw, opgetekend door generaal Xenofon. Dat is niet het interessantste verhaal, het wordt al leuker als we een vorkje meeprikken met Attila de Hun in het jaar 450. Er staan grote gebeurtenissen in het boek die we kennen uit onze geschiedenisboeken, maar net zo interessant vind ik de kleinere verhalen, zoals over de kok van Lodewijk XIV die de hand aan zichzelf slaat als hij vindt dat hij niet voldoet.

De bestorming van de Bastille in 1789 maakt u ‘live’ mee aan de hand van het verhoor van horlogemaker Humbert. Iedereen kent ook het lot van het schip de Titanic, maar het verhaal van de overlevende marconist Harold Bride over zijn collega Phillips is ronduit indrukwekkend;

Ik ging aan dek en keek om me heen. Het water stond nu bijna tot aan het botendek. Op het achterdek heerste een immens gedrang, en hoe die arme Phillips nog tot werken in staat was, weet ik niet…Vanaf het achterdek klonk een muziekje van de band. Het was een ragtime. Wat weet ik niet; daarna speelden ze ‘Autumn’. Phillips rende naar het achterdek, en dat was het laatste wat ik van hem zag.

Er staan ook verhalen opgetekend van bekende schrijvers die gebeurtenissen op het wereldtoneel beschouwen, zoals Goethe over Pompeji, Isaak Babel over de situatie in Sint-Petersburg aan het begin van de vorige eeuw, Konstantin Paustovski over de vlucht van het oude regime uit Odessa of Stefan Zweig die de laatste vlucht van de Oostenrijkse keizer beschrijft. Ook Victor Klemperer ontbreekt niet met zijn beschrijving van het bombardement op Dresden.

Stuk voor stuk lezenswaardig, maar het mooiste is toch om er ‘live’ bij te zijn, zoals bij de ontdekking van het graf van Toetanchamon, opgetekend door de ontdekker Howard Carter zelf;

Het beslissende moment was aangebroken. Met bevende handen maakte ik een klein gat in de linkerbovenhoek…Aanvankelijk kon ik niets zien, de hete lucht die uit de ruimte ontsnapte, was er de oorzaak van dat de kaarsvlam flakkerde, maar toen mijn ogen na enige tijd aan het licht gewend raakten, doemden langzaam de details van de ruimte voor mij op als uit een dichte nevel: vreemde dieren, beelden, goud – overal de glinstering van goud.

Een verhaal later vertelt Joseph Roth over landverhuizers die naar Amerika vertrekken en weer een reportage later vertelt Goebbels over zijn ontmoetingen met Hitler. Je holt dwars door tijden en plaatsen heen, maar het is wel afwisselend. Executies van Peruaanse rebellen, de zelfmoordpoging van Robespierre, het eerste vliegtuig dat van de grond komt, de laatste dagen van Scott op de zuidpool, gesprekken met Marinus van der Lubbe die de Rijksdag in brand heeft gestoken, een lynchpartij van een zwarte jongen, de mannen die de atoombom op Nagasaki afwierpen, de laatste fotosessie van Marilyn Monroe, de massale zelfmoord in Jonestown van de People’s Temple; het zijn zomaar een paar voorbeelden.

Dat een maanlanding een astronaut bij blijft is evident, maar Edwin Aldrin herrinert zich nog iets anders;

Wat mij betreft hing er een heel duidelijk luchtje aan de maanmaterie – penetrant, als van kruit of gebruikte slaghoedjes van pistoolkogels. We namen een aardige hoeveelheid maanstof mee terug…maar die geur was ons meteen opgevallen.

Osama bin Laden kennen we als de terrorist die verantwoordelijk is voor de aanslagen in de Verenigde Staten. Uit dit boek blijkt dat hij niet eens zo op de hoogte was van de wereld die hij heette te terroriseren. Uiteindelijk liet hij wel de Twin Towers verwoesten en het boek eindigt met transcripties van de noodoproepen in New York;

9.39 Melissa: ‘De vloer is bloedheet. Ik kan de uitgang niet vinden. Ik ga dood. Ik wil met mijn moeder praten.’

Een onverantwoord geschiedenisboek, maar heel erg sprekend af en toe.

aa07867fc00c477597042366c41444341587343_v5
De tuin van inzicht is een korte novelle van de Oostenrijkse schrijver en diplomaat Leopold Reichsfreiherr Ferdinand von Andrian zu Werburg. Of Leopold Andrian, of zelfs ‘Poldi’ voor vrienden. Het is een kort verhaal van 55 pagina’s, maar is verworden tot cultnovelle, omdat het beschouwd wordt als de quintessens van ‘het moderne levensgevoel’ en daarmee een symbool is geworden voor een hele generatie. Dat dit niet onze generatie is mag duidelijk zijn, het is in 1895 geschreven door de dan 19-jarige auteur.

Het boek gaat door voor ‘de klassieke roman over de identiteitscrisis van het fin de siècle’ en voor ‘een van de mooiste poëtische documenten van het symbolisme’. Het is de zoektocht van een adolescent die het geheim van het leven probeert te ontraadselen en tot ‘inzicht’ wil komen. Gerrit Komrij verwoordt het aldus in zijn nawoord;

Er is nauwelijks van handeling sprake in het boek, de karakters krijgen geen gestalte, alles blijft etherisch. Tastbaarheid, driedimensionaliteit ontbreken. Het boek mist oorzaak en oordeel, noodzaak en noodlot, structuur en motoriek. Wat overblijft is een serie sensaties, nu eens in het zonlicht, dan weer door een regengordijn beschouwd.

Dat klinkt aantrekkelijk maar het levert wat mij betreft een boek op dat zich niet zomaar geeft. Aandachtig lezen en herlezen is wel nodig maar loont wel degelijk de moeite. Dan ontvouwt zich het verhaal van de jonge Erwin, die opgevoed wordt in een internaat, waar zijn medeleerlingen voor verwarring en vijandschap zorgen. Erwin ontdekt dat hij zijn rust in God kan vinden en besluit priester te worden.

Maar zoals dat gaat bij jongelingen is hij bevattelijk voor de schoonheden van de wereld en gaat hij op reis. Op weg naar Bolzano ontmoet hij een officier die aan tering lijdt en niet lang meer te leven heeft. Terug in Wenen geniet hij van het uitgaansleven, maar blijft hij zoeken naar het geheim om tot inzicht te komen. Hij voelt onrust en vindt het ook in de stad niet;

In de herfst, voor hij naar de stad ging, was hij veel in de bergen; hij had het gevoel alsof hij op de alpenweiden met de herdershutten waar hij langs kwam iets had achtergelaten, of beter gezegd vergeten was mee te nemen; hij was bang voor de stad, waarin je de herfst als een verwoeste zomer ervaart.

Erwin raakt bevriend met Clemens. Die is arm, nieuwsgierig, ‘verdorven als een straatjongen en op een bijna pathetische manier onschuldig.’ Wat dan volgt is een liefde voor zichzelf of een liefde voor elkaar of iets van liefde voor alles waar ze van gehouden hadden. Het is daarmee ook een Bildungsroman met narcisme als thema, iets dat terugkomt in het motto voor in het boek.

In de zoektocht naar zijn identiteit leeft Erwin samen met een vrouw;

Zij had de schoonheid van antieke borstbeelden die je even doen twijfelen of ze een jonge Aziatische koning voorstellen of een ouder wordende Romeinse keizerin.

Alle wonderen die Erwin van de openbaring verwacht had waren in die vrouw aanwezig maar u voelt hem al aankomen, ook hier vindt hij die niet. Uiteindelijk zal hij sterven zonder het zo gezochte inzicht gevonden te hebben.

In eerste instantie wist ik niet zo goed wat ik met dit boek aan moest. Het leest makkelijk weg en het is werkelijk prachtig proza, maar zoals gezegd moest ik het een paar keer herlezen. Je gaat dan mee met Erwin langs de tableaus van zijn leven, vaak gevat in heel alledaagse dingen. De auteur is soms heel concreet (Snel ging hij naar het dakkamertje boven het hooi, wikkelde zich in zijn jas en viel in slaap) en soms vaag (Maar hij kon niet tot haar sterven en hij vond niet het woord dat de dood leven schenkt), waardoor het dat etherische gevoel krijgt waar Komrij het over heeft.

Tenslotte is daar het raadselachtige fenomeen van een auteur die deze korte novelle met 19 jaar zo prachtig kan opschrijven, terwijl hij daarna in zijn 76-jarige leven niets meer publiceert. De Duitse dichter Stefan George was zo onder de indruk van het boek dat hij het voor zijn bibliotheek liet kalligraferen. Misschien moet ik maar afsluiten met wat de schrijver Walter H. Perl zegt over dit boek;

Bij een zo intens teer en ragfijn werk vernielt elke analyse eigenlijk de charme ervan, op zijn best kan men het alleen maar navertellen, met omvangrijke citaten.

U merkt, u kunt het eigenlijk het beste zelf gaan lezen.

Vertaling; Menno Wigman

9022591107.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Omdat zijn thriller HEX mij goed was bevallen besloot ik ook om het nieuwe boek van Thomas Olde Heuvelt te lezen, Orakel. Een boek van 458 pagina’s, maar ik heb het in één ruk uitgelezen (okay, twee) dus ik heb mij er uitstekend mee vermaakt.

Nu ben ik niet per definitie een fan van het bovennatuurlijke, maar bij deze auteur heb ik daar absoluut geen last van. Hoewel niet-verklaarbare fenomenen wel degelijk de hoofdrol spelen in zijn verhalen is het knappe dat Olde Heuvelt ze weet in te bedden in een omgeving die u en ik kennen uit ons dagelijks leven.

Zo zijn velen vast wel eens naar de bollenvelden geweest, wellicht ook die bij Noordwijk. Luca fietst er ’s morgens met zijn vriendin Emma langs op weg naar school. Het is vrij mistig en wat doemt er op uit die mist, liggend in zo’n bollenveld? Een achttiende-eeuws zeilschip.

U zou daar van op kijken en dat doen Luca en Emma natuurlijk ook. Ze klauteren het schip op en Emma gaat zelfs naar binnen door een openstaand luik. Zij kon het niet weten, maar dat had ze beter niet gedaan, ze verdwijnt spoorloos. Terwijl ze verdwijnt klinkt er een mysterieuze scheepsbel.

Er komen meer mensen op af en stuk voor stuk verdwijnen ze om niet meer terug te komen. Eerst bemoeien een aantal agenten zich ermee maar het wordt al snel overgenomen door de geheime dienst. Niet zomaar de ons bekende AIVD, maar een geheime, uitvoerende arm daarvan, NOVEMBER-6. Luca, zijn moeder en zusje moeten zwijgen over wat er is voorgevallen en worden constant in de gaten gehouden door die diensten.

Dan duikt er een oude bekende op uit de thriller HEX, Robert Grim. Die had vanuit overheidswege al wat ervaring met bovennatuurlijke zaken in het dorp Beek en wordt door het hoofd van NOVEMBER-6, Eleanor Delveaux, opgeroepen om uit te zoeken wat er aan de hand is. Hij vertelt haar meteen dat het zo makkelijk allemaal niet is;

‘U bent bang,’ zei Grim plotseling. ‘U doet wel van niet, maar ik heb genoeg angst in mijn leven gezien om het te herkennen. U zit met een raadsel opgescheept dat u niet kunt oplossen en dat maakt u doodsbenauwd. En terecht…Dit soort dingen,’ zei hij en hij priemde met zijn vinger naar de gevelramen, ‘zijn geváárlijk. In de voedselketen van het onverklaarbare staan wij mensen onderaan de ladder, en waar het in uitmondt is een feestmaal. Met ons op het menu.’

Nu wil ik niet teveel weggeven maar deze auteur staat niet bekend om het feit dat hij iedereen mee laat delen in een ‘happy end’. Waar ik zei dat de verdwenen mensen nooit meer terug werden gezien klopt dat niet helemaal namelijk. Tot zover deze spoiler… Luca vindt aansluiting bij een nieuwe vriendin, Safiya. Samen worden ze opgejaagd door de geheime dienst en Luca krijgt visioenen waardoor hij ontdekt dat hij een cruciale rol heeft in het geheel.

Wat ook een belangrijke rol heeft is een beschadigde boortoren in de Noordzee, de Mammoet III. Die is flink beschadigd tijdens een brand en staat eigenlijk op instorten. Vincent Becker inspecteert het ding en heeft dan nog geen idee dat hij er onder andere omstandigheden nog eens zal terugkeren. Dat er op de binnenkant van dit mooi uitgegeven boek een wolharige mammoet staat afgebeeld op een sterrenkaart is geen vergissing overigens, u komt er wel achter.

Het gevonden schip, de Orakel, blijkt een turbulent verleden te hebben en ook dat wordt langzamerhand duidelijk. Het wordt door de geheime dienst uit het veld gehaald en naar de Vliegbasis Volkel overgebracht voor nader onderzoek. Talloze konijnen ondergaan een droevig lot als ze voor de wetenschap door het luik gekieperd worden en nooit meer terugkomen. Ondertussen trekt de geheime dienst een geweldig rookgordijn op om al die gebeurtenissen een beetje te verklaren voor de bevolking.

Dan zie je weer dat dit verhaal helemaal in deze tijd staat, want die verhalen worden prompt gefact-checked door de site Bellingcat, wat de diensten nog verder in de problemen brengt.

Als alle hoofdrolspelers samenkomen op de vliegbasis Volkel wordt het duidelijk dat we naar de climax toe gaan;

…toen Luca plotseling opstond kwam dat nauwelijks als een verrassing…’Shhh.’ Luca hief zijn hand…Er trad een vreemd geladen moment op en hij was er niet zeker van of de anderen het ook opmerkten, maar hij deed dat wel. Allemaal staarden ze naar Luca. Allemaal waren ze plotseling gealarmeerd…
‘We moeten gaan,’ zei Luca. Zijn stem klonk schel en gespannen en alle kleur was nu uit zijn gezicht weggetrokken. Hij leek niet langer op een hert dat gevaar rook – hij leek op een hert dat besefte dat het al zat ingesloten door de vuurzee….Safiya keek slecht op haar gemak om zich heen en zei: ‘Okay, you’re freaking me out.’

Een terechte opmerking want Olde Heuvelt gaat vanaf hier vol op het orgel. Er gebeuren in razendsnel tempo allerlei dingen in die hangar met het schip en alles wat eromheen hangt. De geheime dienst doet dingen die je niet verwacht in een beschaafd land en uiteindelijk laten ze de vliegbasis achter zich. Had ik al gezegd dat er een Saoedisch moord-commando onderweg was? Het hele gezelschap gaat naar de plaats waar alles tot een nog grotere climax komt, terwijl Gerrit Hiemstra op televisie bezig is de moeder aller stormen aan te kondigen. Het zou er zo maar mee te maken kunnen hebben.

Kortom, onverklaarbare zaken die u en mij ook zouden kunnen overkomen, want het speelt zich gewoon af in het Nederland dat wij kennen. Olde Heuvelt maakt er een erg spannend verhaal van. Wat leuk is, is dat hij een karakter uit Neil Gamans American Gods tot leven wekt in dit boek. Hij heeft er speciaal toestemming voor gevraagd. Verder heeft de auteur voor dit boek gesproken met een ex-medewerker van de AIVD en die gaf een klein inkijkje in de keuken. U weet wel, die persconferentie van de AIVD over die gesnapte Russen die aan het spioneren waren? De AIVD geeft nooit persconferenties. Alleen als onze aandacht moet worden afgeleid van iets anders. Iemand nog ergens een schip in een veld zien liggen?

af5444d19985d8a59734d2b7941444341587343_v5
Wat wij zagen van Hanna Bervoets is het Boekenweekgeschenk van 2021. Anders dan vorig jaar is dit weer een fictieverhaal en wel één die midden in deze tijd staat. Het is namelijk het verhaal van Kayleigh, die moderator is bij Hexa. Hexa is een onderaannemer voor een groot internationaal platform, waarvan de naam nooit genoemd mag worden.

Als moderator bepaalt ze volgens een vastgesteld aantal regels welke content wel en welke niet op internet getoond mag worden. Dat is nog best lastig;

Een pedofiel doodwensen mag, een politicus doodwensen mag niet, een filmpje van iemand die zich vol overtuiging opblaast in een kleuterklas moet worden verwijderd, en wel op grond van terroristische propaganda, niet op grond van geweld dan wel kindermishandeling. Selecteerden we de verkeerde categorie, dan gold de beoordeling als foutief, of het bericht nu terecht was verwijderd of niet.

Dat laatste heeft betrekking op de werkomstandigheden bij Hexa; die zijn niet best. De moderators worden op foutpercentages afgerekend en hebben bijna geen pauzes. Het hele verhaal wordt ook door Kayleigh verteld aan een advocaat, meneer Stilic, die een zaak tegen het bedrijf aan het voorbereiden is.

Het zijn heftige beelden die Kayleigh en haar collega’s voor de kiezen krijgen en dat leidt soms tot uitbarstingen. Ook tot een stukje beroepsdeformatie, als de hele afdeling ineens op het dak van een gebouw iemand ziet staan die zich vast van het leven gaat beroven, maar dit toch iets anders blijkt.

Kayleigh krijgt een relatie met een collega, Sigrid. Die relatie kent ups and downs, zeker als Sigrid geconfronteerd wordt met een filmpje dat ze moet beoordelen waar ze nog lang mee zit. Het wordt al snel duidelijk in het verhaal dat de relatie geen stand houdt, hoewel de omstandigheden waaronder het allemaal eindigt op verschillende manieren uitgelegd kan worden;

Wat gebeurde er op 30 augustus, de dag dat Sigrid bij me wegging? Dat vind ik een lastige kwestie. Soms denk ik het te begrijpen, maar dan sla ik al snel weer aan het malen over wat zij zei, over wat ik zei…Mijn herinneringen aan die een-na-laatste dag van augustus laten zich, kortom, op verschillende manieren uitleggen.

Er gaat ook nogal wat aan vooraf. De stress van het werk dat ze doen is voelbaar bij iedereen. Dan komen er ook nog collega’s die de flat earth-theorie aanhangen, die hun vraagtekens zetten bij de filantropie van de joodse rijkaard George Soros én er meteen een holocaust-ontkenning aan vastknopen. Het heeft te maken met de breuk tussen Kayleigh en Sigrid, maar meer geef ik maar niet weg.

Is het daarmee een geslaagd boekenweekgeschenk? Ten dele zeer zeker. Ik kende nog niets van Hanna Bervoets en zij zet een helder verhaal neer. Er zitten niet veel lagen in maar dat is lastig in een begrenzing van ruim 90 pagina’s. Het is een actueel verhaal en daarom zeg ik ‘ten dele’, want hier zit volgens mij een veel grotere roman in. Alle thema’s zijn er; social media en wat daarop wel of niet te zien is, een relatie tussen twee mensen op het werk maar die ook een achtergrond heeft van financiële ellende, een mogelijke rechtszaak tegen een bedrijf vanwege de werkomstandigheden, complottheorieën, gesprekken die Kayleigh voert bij dokter Ana over wat haar bezig houdt, de relatie van Sigrid met haar ex-man Pete, de collega’s die meer aandacht zouden verdienen, zoals Robert die zijn beoordelaar Jaymie met een taser bedreigt en dan heb ik het nog niet eens over Archibalt de hamster gehad…Kortom, het had voor mij nog wel even door mogen gaan.

9023428293.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Made in Rotterdam bevat de verzamelde gedichten van Cornelis Bastiaan Vaandrager. Het boek is samengesteld door zijn vrienden Hans Sleutelaar en Martin Bril. Of die daarmee goed werk hebben verricht, daar kom ik nog op terug.

Het boek van ruim vierhonderd pagina’s geeft in ieder geval een mooi beeld van de dichtkunst van Vaandrager. Hij behoorde tot ‘de zestigers’, wat inhoudt dat hij zijn inspiratie uit de werkelijkheid haalt, uit de wereld om hem heen met al zijn indrukken. Dat kan de stad zijn (vaak Rotterdam uiteraard), maar dat kunnen ook reclame-uitingen zijn, filmfragmenten of zelfs kassabonnetjes.

Vaandrager speelt met taal en dat zie je in alles terug. Zo gebruikt hij ‘readymades’. Dat zijn fragmenten die al bestaan en die niet als gedicht bedoeld zijn, maar die het worden door ze uit hun context te halen. Een voorbeeld uit deze bundel;

Meneer Dinges
weet niet wat swing is.

De tekst komt uit een refrein van een liedje van het duo Johnny en Jones. Het is zelfs als straatkunst gebruikt op een veegwagen van de Rotterdamse reinigingsdienst. Vaandrager, die het Algemeen Beschaafd Nederlands perfect beheerste, volgde meer en meer zijn eigen regels. Hij paste zijn spelling stelselmatig toe als dichterlijk uitdrukkingsmiddel, zoals in het gedicht Tegel;

God sgiep
land
water
en lug.
maar Zijn mees kreatieve wens
was tog
Rotterdamse mens.

Vaandrager gebruikte zijn ervaringen, zoals zijn opnames in de kliniek, in zijn werk en zo kan het voorkomen dat verpleger Arend zijn plek in de Nederlandse literatuur krijgt. Ook heeft hij het over Jules Deelder, met wie hij het niet goed kon vinden (naar verluidt duwde hij hem zelfs van de trap). Die onmin werd echter door de heren wel gecultiveerd, want toen Herman Brood eens als vredestichter wilde optreden vond hij de heren ineens gezamenlijk tegenover zich.

De dichtbundel Martin, waarom hebbe de giraffe…is ook een pareltje. De gedichten hieruit lijken voor kinderen maar de lovende kritieken zeggen het al; alles wordt hierin teruggebracht tot de essentie van taal. Zo bevat het gedicht Citroen associaties en synoniemen;

Appel, appelsien, sinaasappel,
zure appel, noot, kers, manderijn,
peer, perzik, tomaat.
Eieren, eitje, paaseieren, spiegelei.
Er al heel ver van af: zure bom.

Waar ik u ook Paddestoel uit dezelfde bundel niet wil onthouden:

Kebouters. Kebouterpale, – stoele.
Waar kebouters op zitte, wat
onder kebouters zit.
Kersmis. Bloeme van Kersemis, om
in kersboom te hange, stoeltjes
voor Kersmannetjes.
Nie kwaad: bloemparaplu.
Schemerlampe! Bromtolle!
Vergiftige dinge.
Kappe, lampe, sgilpadde, stokke, tafel.
Bloeme, bloemetjes, bloemestoeltje (!),
bome.

Het is een feest om te lezen en zo gaat het maar door. Opmerkelijk is het gedicht Het verhaal van een ooggetuige met een ecologisch visioen in een tijd dat het milieu nauwelijks een rol speelde. Kleine woordspelingen als (handwasje) achter een Duitse uitdrukking schon gut plaatsen, ik geniet daarvan. Ook het grotere gebaar wordt niet geschuwd, zoals in zijn gedicht over de dichteres Anna Blaman;

Ze was altijd ontzettend hartelijk.
Ik vond haar ontzettend lelijk en ontzettend aardig.
Maar laten we eerlijk zijn:
schrijven kon ze niet.

Dat werd hem uiteraard niet in dank afgenomen en hij ontving de Anna Blamanprijs pas toen haar erven het niet meer tegen konden houden.

Dan de samenstellers, Sleutelaar en Bril. Zij verantwoorden hun keuzes deels achterin dit boek, maar zij hebben behoorlijk in het werk geschrapt. Biograaf Menno Schenke zegt over de bundel Sampleton:

Een aanzienlijk aantal gedichten is door de bezorgers Hans Sleutelaar en Martin Bril verminkt, een ander woord is er niet voor. Uit Vaandragers summiere nalatenschap blijkt dat beide tekstbezorgers rigoureus het rode potlood hanteerden en dat Vaandrager te makkelijk met versies van Sleutelaar en Bril akkoord is gegaan.

Gelukkig vult de biografie ontbrekende delen weer aan. In die biografie staat trouwens veel informatie over de gedichten waardoor het meteen een klein feest van herkenning was tijdens het lezen. Ik ben dus enthousiast over het werk van Vaandrager, al was het maar om zoiets eenvoudigs maar ook zoiets bekends, opgenomen in een muurschildering van Klaas Gubbels in de restaurantzaal van Hotel New York op de Wilhelminapier in Rotterdam;

De kroketten in het restaurant
zijn aan de kleine kant.

 

dff4522e5f48f6e597546346b77444341587343_v5
Vaan. Het bewogen bestaan van C.B. Vaandrager is de ambivalente titel van de biografie van schrijver en dichter Cornelis Bastiaan Vaandrager van Menno Schenke. Ambivalent, omdat de titel zowel zijn afgekorte naam Vaan bevat, als zijn officiële naam C.B. Vaandrager. Ik had de gedichten van Vaandrager al enige tijd in huis en heb zijn novelle Leve Joop Massaker gelezen en was benieuwd naar deze markante Rotterdammer.

Die was al jongeman al zeer goed met taal, met name op het gebied van vertalen. Waar de hele klas zwoegde op een vertaling, schudde Cor zo’n vertaling in no time uit zijn mouw. Het veelsoortige spel met taal, de dubbelzinnigheid die je in taal kunt leggen en de meervoudige betekenis van woorden ontdekt hij al snel en zal een kenmerk van zijn schrijverschap worden.

Cor raakt bevriend met Hans Sleutelaar en ze beginnen een literair tijdschrift. Bijkomend voordeel is dat je dan automatisch in je eigen tijdschrift je literair debuut kan maken en dat doet Cor op twintigjarige leeftijd, met het korte verhaal Vrienden. Waar Cor en Hans in Nederland aan de weg timmeren met hun tijdschrift doen de Vlamingen Paul Snoek en Gust Gils dat met hun eigen literaire tijdschrift, Gard Sivik. Cor en Hans raken hier bij betrokken en langzamerhand trekken ze dit tijdschift naar zichzelf toe, met als uitvalbasis Rotterdam. Later zal Gard Sivik overgaan in hun nieuwe tijdschrift De Nieuwe Stijl. Ze krijgen bekendheid in het literaire milieu en bij Simon Vinkenoog komt Cor in aanraking met marihuana. Het zal een dagelijks genotmiddel worden.

Cor schrijft gedichten en die worden niet altijd even goed ontvangen. Zo zegt uitgever Ad den Besten over zijn bundel East Coast;

Het spijt me dat ik je geen voorstel tot uitgave van je bundel East Coast kan doen. Je gedichten blijven voor mij grotendeels woorden…ze ballen zich niet samen tot een frappante suggestie. Daarbij is de vorm uiterst zwak: vers voor vers zie ik geen enkele reden de regels af te breken waar jij het doet; zoiets zou immers op ritmische gronden moeten worden vastgesteld.

Daar kan Cor het mee doen. De bundel zou nooit worden uitgegeven. Wat wel wordt uitgegeven is zijn novelle Leve Joop Massaker. Dat boek krijgt prima kritieken en geeft hem bekendheid. Hij komt tijd tekort en heeft het gevoel dat hij door moet schrijven. Hij gaat pillen slikken om maar weinig te hoeven slapen en ook de speed is dan niet meer weg te denken uit zijn leven. Dat schrijven concentreert zich voornamelijk op gedichten en samen met Hans Sleutelaar, Hans Verhagen en Armando vormen ze zich tot ‘de zestigers’. ‘De vijftigers’ als Lucebert, Gerrit Kouwenaar en Hugo Claus zijn geweest, het is tijd voor een nieuw geluid. Hierin wordt realiteit als een vorm van kunst gepresenteerd. Weg met de traditionele lyriek, de werkelijkheid dient nu als inspiratie, bijvoorbeeld zoiets als reclameteksten.

Privé heeft Cor het niet makkelijk. Geld is altijd een probleem en hij heeft gedoe daarover met uitgeverijen en de belastingdienst. Na een paar relaties trouwt hij met Hetty en ze krijgen een dochter. Zijn vele drugsgebruik beïnvloedt echter zijn persoonlijkheid en hij gaat aparte trekken vertonen. Hij verzamelde altijd al van alles en nog wat, maar dat gaat uit de hand lopen. Simon Vinkenoog daarover;

‘Je kon van Cor de gekste dingen verwachten. Hij logeerde bij ons in Amsterdam. Ik kom ’s ochtends beneden in de keuken, waar een grote eettafel stond. Cor was ’s nachts gaan wandelen en had overral naamplaatjes van afgetrokken en losgeschroefd. De keukentafel lag er vol mee. In die namen ontdekte hij allerlei verbanden; een berg naast een dal.’

Dat gedrag wordt van kwaad tot erger en er volgen periodes met depressies, opnames en pogingen tot zelfmoord. Gelukkig heeft hij inmiddels twee boeken uitgebracht, De Hef en De reus van Rotterdam en is hij ook gedichten blijven schrijven. Die boeken en die gedichten zijn een verhaal apart. Gelukkig staan er talloze voorbeelden in deze biografie, want het is handig om enige duiding in de schrijfstijl te krijgen, anders knoop je er geen touw aan vast. Zeker een boek als De Hef is speedproza. Zonder verhaallijn, hooguit thematisch aan elkaar geplakte hoofdstukken. Sommigen kunnen er niets mee, maar dichter Rien Vroegindeweij zegt erover;

‘De Hef is een subliem boek, dat een wereldseller zou zijn geweest als het in New York zou zijn geschreven. Ik vind ’t een Andy Warhol-achtig boek.’

Het maakt mij nieuwsgierig en dat ben ik ook naar zijn gedichten, die ook de makkelijkste niet zijn. U zult er nog meer over lezen op mijn blog.

De biografie is een vlot geschreven verhaal met als voordeel dat veel van de hoofdrolspelers nog in leven waren toen dit boek verscheen. Daarom hebben we informatie uit de eerste hand van Simon Vinkenoog, Hans Sleutelaar, Hans Verhagen, Armando, Jules Deelder en musicus Teddy Treurniet. Allen zijn inmiddels overleden. Jammer dat er één grote fout in staat; de jonge componist Hans van Sweeden nam geen overdosis, hij maakte met een geweer een einde aan zijn leven.

Cor Vaandrager is niet oud geworden, slechts 56 jaar, maar dit boek doet hem, zijn tijd en zijn stad Rotterdam mooi herleven. Ik ga zeker meer van hem en zijn mede-zestigers lezen.

 

9024564867.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Wolf van Mo Hayder is het zevende boek in de thriller-serie over de Britse rechercheur Jack Caffery. Het boek is als afzonderlijk deel te lezen, maar het helpt wel als u de voorgaande delen ook hebt gelezen, want er zit iets van een rode draad in.

Die rode draad gaat over Caffery en een zwerver die hij De Wandelaar noemt. Beiden zijn ze iemand verloren aan een pedofiel. Caffery zijn broertje, in zijn jeugd toen beiden nog klein waren en De Wandelaar zijn dochter. Van beide slachtoffers is het lichaam nooit gevonden en dat verdriet verbindt hen.

Maar Caffery is ook rechercheur en hij belandt in de zaak die in dit boek de hoofdrol speelt. De Wandelaar geeft Caffery een hond met een halsband waaraan een klein stukje papier zit met de tekst ‘help ons’. Verder blijkt de hond een maaginhoud te hebben die je niet bij een doorsnee-hond aantreft. Caffery moet uitzoeken waar die hond vandaan komt in ruil voor informatie over zijn overleden broertje, waar De Wandelaar meer van schijnt te weten.

Dat doet hem belanden in een omgeving waar vroeger een gruwelijke moord is gepleegd door ene Minnet Kable. Die heeft twee tieners afgeslacht, iets met ze gedaan wat alle verbeelding tart en dat u maar mooi zelf moet gaan lezen, én ook nog de misdaad bekend waarop hij achter de tralies verdween.

Eind goed, maar verder helemaal niet goed. Want in de buurt woont een gezin dat direct betrokken was bij die moord, en dat gezin krijgt bezoek van twee heren die zich aanvankelijk als politie-agenten voordoen. Maar dat natuurlijk niet zijn.

De leden van dat geteisterde gezin zijn wapenhandelaar Oliver Anchor-Ferrer, zijn vrouw Matilda en hun dochter Lucia. Die laatste heeft een connectie met de moorden van veertien jaar terug, want één van de slachtoffers was haar ex-vriendje Hugo. Maar wie zijn die twee ongenode gasten dan? Dat wordt niet meteen duidelijk, maar de auteur brengt de spanning er lekker in. De gezinsleden worden ieder in een aparte kamer van hun afgelegen huis opgesloten en we keren steeds weer terug naar zo’n kamer, die allen een eigen naam hebben als ‘de pepermuntkamer’, ‘de rozenkamer’ of ‘de amethistkamer’. De twee mannen, Molina en Honey leggen even de bedoeling uit;

‘We willen jullie bang maken.’
Er valt een korte stilte. Dan zegt Oliver: ‘Oké. Nou, dat is jullie gelukt. Gefeliciteerd.’
‘Dank u. Maar als ik bang zeg, bedoel ik wel écht bang. Laten we zeggen dat het huidige niveau op de schaal van angst – o, ik weet niet, ik zeg maar wat, laten we uitgaan van een vier. Waar ik en mijn partner naar toe willen is een tien.’

Of dat allemaal gaat lukken zeg ik natuurlijk niet, maar wat de auteur prima doet, en dat herken ik uit de vorige delen, is in korte hoofdstukjes toch subtiele cliffhangers neerleggen waardoor ik het boek maar moeilijk weg kan leggen. Als één van die twee de kamer in komt lopen waar een gezinslid ongemakkelijk aan de radiator vastgebonden zit, denk je niet ‘dat komt morgen wel’.

Caffery ondertussen moet met onmogelijk materiaal aan de slag om wat van deze situatie te maken en zijn gedachten gaan uit naar de vrijmetselarij, naar het leger en langzaam maar zeker komt hij stapjes dichterbij. Dan is het fijn dat de twee heren in het huis alle tijd lijken te hebben, wellicht komt hij nog op tijd.

Veel meer kan ik niet zeggen zonder teveel weg te geven. Wellicht dat, want die moet het altijd ontgelden, de huishoudster van het gezin ineens vermist wordt. Of dat de titel van het boek, Wolf, te maken heeft met een wapensysteem van Oliver Anchor-Ferrer én dat de moorden uit het verleden als inspiratie dienden voor dat wapentuig.

Zoals het een goede thriller betaamt is de uitkomst tamelijk verrassend en wel op twee fronten. Op dat van het huis, het gezin en wat er allemaal is gebeurd én op dat van waar het mee begon, de informatie over het verdwenen broertje van rechercheur Caffery. Er is nog genoeg rode draad over voor een nieuw deel, dus wij wachten rustig af.

Vertaling; Yolande Ligterink