archiveren

Rome

IMG_7071 (002)
Het Romeinse Carnaval van Johann Wolfgang von Goethe is een klein boekje van 57 pagina’s en eigenlijk een deel van zijn beroemde Italiaanse reis. Daarover is een boek uitgegeven en dat heb ik gelezen, maar dat is een flink aantal jaren terug en daarom is het leuk dit nog eens opnieuw te lezen, maar ook om een andere reden. Dat leg ik uit.

Ik kwam dit boekje tegen omdat ik een aantal boeken over Goethe las en dan doe ik gewoonlijk wat research. Zo stuitte ik op een originele uitgave van Das römische Karneval bij een uitgeverij uit Bazel, waarin de prachtige etsen mij opvielen van Melchior Kraus, naar tekeningen van Georg Schütz. Dat was voor mij de reden om dit boekje aan te schaffen, want die afbeeldingen staan er ook in. Het origineel is overigens nog te koop in Bazel, u dient er € 58.000,- voor af te rekenen.

Goethe doet in dit boekje gedetailleerd verslag van de carnavalsdagen in Rome. Die spelen zich voornamelijk af op en rond de Via del Corso. Goethe woonde aan deze straat en het dankt zijn naam aan de paardenrace ‘La Corso dei Barbari’. Met carnaval staat de Corso vol met tribunes en wacht iedereen op het “Teken van algehele Vrijheid”;

Zo wordt elke dag het blij gespannen afwachten gevoed en onderhouden, tot ten langen laatste een klok op het Capitool, kort na het middaguur, het teken geeft, dat het van nu af aan toegelaten is onder de vrije hemel uitbundig en dwaas te doen.

Wat dan volgt is een grote maskerade. Soms hybride, waar mannen vrouwen zijn en andersom, maar er duiken ook hansworsten op die hun eigen koning kiezen. De ‘quacqueri’ (kwakers, door hun kostuum gekenschetst als recht in de leer zijnde femelaars) zijn alom aanwezig en jongemannen worden belaagd door dames (dat wil zeggen gemept met bezempjes) waartegen ze zich niet kunnen verweren. Doen ze dit in alle ernst wel dan hebben ze een probleem, want elke wacht en wachtpost heeft orders de dames bij te staan.

Noorderlingen als Goethe worden ook op de hak genomen en schilders die naar Rome zijn gekomen om de stad te vereeuwigen worden door iedereen nagedaan. Mensen bekogelen elkaar met suikergoed, maar ook met krijt en gips, waardoor menigeen van top tot teen wit en grijs eindigt.

Hoogtepunt van het carnaval is de paardenrace. Het is leuk om deze uitgave (waarvan ik niet weet wanneer deze is uitgegeven) te vergelijken met mijn uitgave van de Italiaanse reis (Uitgeverij Boom, derde druk 2002). Ter vergelijk;

Deze uitgave; Een of twee paarden zijn gewoonlijk op kop en die spannen hun uiterste krachten in. Spijts uitgestrooide <puzzolane>, springen gensters uit de straatstenen: de manen fladderen, het klatergoud ruist en men heeft ze pas bemerkt, of ze zijn voorbij.

Uitgave Boom; Enkele paarden zijn doorgaans vooruit en spannen zich tot het uiterste in. Hoewel er puzzolaanaarde is gestrooid, slaat het plaveisel vonken, de manen fladderen in de wind, het klatergoud blikkert, en amper krijgt men ze in het oog of ze zijn alweer voorbij.

Het is een gevaarlijke race en Goethe is getuige van ongelukken. ’s Avonds volgt er een ander ritueel. Er worden overal kaarsen voor de ramen gezet en het is de bedoeling dat deze worden uitgeblazen dan wel beschermd worden daartegen. De gangbare kreet daarbij is “Sia ammazzato, che non porta moccolo!” ofwel “Hij worde vermoord die geen stompje kaars draagt!”. Buren belagen elkaar en zoons hun vaders.

Goethe beschrijft het allemaal kleurrijk en hij komt zelfs tot een soort eindconclusie. De enge (als in nauwe), lange, overvolle straat doet hem zelfs over het leven op deze aarde nadenken. Hij schrijft;

Mogen we dan verder doorgaan met meer ernst te spreken dan dit onderwerp lijkt toe te laten? Dan noteren we nog dat de meest intense en de hoogste genoegens zoals het zicht van voorbijvliegende paarden, slechts een oogwenk duren, amper een ogenblik genot verschaffen…Verder, dat vrijheid en gelijkheid slechts midden een waanzinnige roes kunnen gesmaakt worden. Tenslotte, dat de hevigste geneugten eerst dan tot vervoering leiden, wanneer zij heel dicht bij gevaar komen te liggen, om achtereenvolgens en te samen in angst en in vreugde, in vreugde en in angst gulzig te zwelgen.

Overigens is deze uitgave blijkbaar tot stand gekomen door medewerking van een bibliofiel, die volgens de uitgeverij een exemplaar van deze uiterst zeldzame prachtuitgave ter beschikking stelde om het te reproduceren.

Vertaling; R. Harteel

cd49e361183d05b596b4d656a67444341587343
I
k had van John Julius Norwich in mij pré-blogtijdperk al eens zijn boek De Middellandse Zee gelezen. Dat is een prachtig boek over de geschiedenis van dit gebied. Zijn boek over De pausen is voor mij dus een logische keuze.

Niet omdat ik mij zo verbonden voel met dit instituut. Wel omdat ik van geschiedenis houd en vooruit, ook van intriges. Ik vermoedde dat zoiets hier te halen was en ik werd niet teleurgesteld. Ik wist er niets van. Iets van Petrus, iets van een schisma en dat was het wel. Allereerst, het aantal pausen en tegenpausen is enorm. Ik kom uit de tijd dat pausen (lees Johannes Paulus II) even meegaan, maar dat was natuurlijk niet altijd zo. We zijn al toe aan paus nummer 266. Uiteraard kunnen die niet allemaal besproken worden, er is een selectie gemaakt en die beslaat ruim 500 pagina’s.

Hoe kwam het zo? Petrus is natuurlijk de grondlegger van de Rooms-Katholieke kerk en de stichter van dit alles, is ons geleerd. Welnu, dat zou kunnen. Er zijn wat flintertjes bewijs dat Petrus in Rome geweest zou kunnen zijn, maar niets is zeker. Er zijn aanwijzingen dat, als Petrus in Rome is geweest, hij er maar heel kort is geweest en dus razendsnel de Kerk van Rome heeft moeten stichten. Sterker, het is niet eens zeker of hij wel een kerk moest stichten, toch het fundament van het Rooms-Katholicisme. Kortom, het boek begint al veelbelovend.

Feit is wel dat er in die tijd veel christenen naar Rome trokken en de eerste paus aan het firmament verscheen. Dat is het begin van een lange stoet aan pausen en een duizelingwekkend aantal feiten en weetjes. De grote rode draden zijn de verhouding met de kerk in Byzantium, daar hebben ze hun eigen geestelijk leider, de verhouding met de heersende keizers in Europa en de schisma’s over theologische zaken. Lees daar vooral het boek zelf voor, het is fascinerend materiaal.

Norwich vertelt met luchtige toets en maakt duidelijk dat het pausdom allerminst een begeerlijke baan was. De arme Formosus (pontificaat van 891 tot 896) werd beschuldigd van meineed en begeerte naar het pausdom. Hij stierf voor zijn proces, maar dat maakte niet uit. Hij werd opgegraven, in zijn gewaden gehesen, op een troon gezet en alsnog onderworpen aan een schijntribunaal.

Er gebeurt veel meer in het pauselijk paleis der Lateranen. Norwich citeert de historicus Edward Gibbon als hij het heeft over paus Johannes XII;

[…] we lezen, met enige verbazing, dat de waardige kleinzoon van Mazoria openlijk in overspel leefde met de Romeinse matrones; dat het paleis van de Lateranen omgetoverd werd in een prostitutieopleiding; en dat zijn gewoonte om maagden en weduwen te verkrachten de vrouwelijke pelgrims er uit angst van weerhield de tombe van St. Petrus te bezoeken…

Het zijn taferelen waar je je nu niets meer bij kan voorstellen. De meest onwaarschijnlijke paus was wel Celestinus V (pontificaat 1294). Hij was een boer van 85 jaar die meer dan 60 jaar lang als kluizenaar in de Abruzzen had geleefd. Met tegenzin aanvaarde hij de benoeming en hij hield het vijf maanden vol. Hij was de eerste voor Joseph Ratzinger in 2013 die vrijwillig aftrad. Prachtige weetjes, maar er is natuurlijk zo veel meer gebeurd. De bouw van de Sixtijnse kapel en de beschildering door Michelangelo. De oorlogen in Europa en de rol van de paus daarin. Het schisma en de zetel in het Franse Avignon. Napoleon die huis komt houden, de beide Wereldoorlogen en de rol van de kerk daarin, de omvangrijke misbruikschandalen, het is een lange geschiedenis die aan je voorbij trekt. Norwich geeft veel feiten, soms iets teveel; “Innocentius XII was de laatste paus die een baard droeg”. 

Een recenter raadselachtig pontificaat is dat van paus Johannes Paulus I (pontificaat 1978). Een beminnelijke, innemende man, wars van uiterlijk vertoon en verlangend naar vroomheid en eenvoud. Na 33 dagen werd hij dood op bed gevonden. De theorieën wisselen tussen moord en een natuurlijke dood;

Is Johannes Paulus I vermoord? Zeker, er waren goede redenen om dat aan te nemen. Voor een man van zevenenzestig verkeerde hij in uitstekende gezondheid. Sectie of autopsie bleef achterwege. De curie…liet zich betrappen op een serie leugentjes betreffende de omstandigheden van zijn dood…En als de paus…inderdaad op het punt stond een omvangrijk financieel schandaal te onthullen waar de Vaticaanse bank en de directeur…tot over hun nek inzaten, dan waren er tenminste drie internationale criminelen die tot het uiterste zouden zijn gegaan om hem daarvan te weerhouden…

Zijn opvolger, paus Johannes Paulus II ligt nog vers in het geheugen. Nog steeds populair en een recordhouder in heiligverklaringen. Hij voegde 483 heiligen toe aan de kalender, meer dan in de vijf eeuwen ervoor. Ook een paus met orthodoxe opvattingen aangaande homoseksualiteit, anticonceptie en euthanasie.

Ik had dieper kunnen ingaan op het instituut of nog veel meer mooie feiten kunnen weergeven. Vooruit dan nog één. De enige Nederlandse paus, onze Hadrianus, gaf geen zier om kunst en architectuur. Hij was het die bijna een witkwast door de hele Sixtijnse kapel had laten halen en het beroemde beeld de Laocoön in de Tiber wilde smijten. Verder, laat Norwich u een beetje onderwijzen, het is de moeite waard.

Vertaling: Roland Fagel

luciani_3e6d04

Paus Johannes Paulus I

775d7d2ab5d50c7593570555777444341587343
Ik kocht naar aanleiding van de Week van de Klassieken het boek Keizers van Rome van Suetonius. Een handig overzicht van twaalf keizers, beginnend bij Julius Caesar en eindigend bij Domitianus. We hebben het dan over een regeerperiode van ongeveer 49 v. Chr. – 96 na Chr.

Het moet gezegd, na het lezen van dit boek valt Balkenende als “machthebber” ineens reuze mee. Caesar heb ik natuurlijk bestudeerd via de Asterix en Obelix, Nero had iets van doen met een brand in Rome, Caligula was uitzonderlijk wreed ten opzichte van zijn medemens maar daar bleef mijn kennis een beetje steken. Dit boek biedt een mooie chronologie, waarin ook minder bekende keizers als Galba, Otho, Vittelius en Vespasianus aan bod komen.

Suetonius is redelijk consistent in zijn beschrijvingen. Ieder hoofdstuk begint met een kort overzicht van het leven van de keizer tot aan de troonsbestijging. Daarna gaat het over het gedrag en de gewoontes tijdens de regeerperiode tot aan de dood van de keizer. Suetonius wordt wel vergeleken met zijn collega Tacitus, maar deze laatste was meer een geschiedschrijver die de keizers in grote, historische gebeurtenissen beschreef, waar Suetonius meer een biograaf is. Hij focust zich op de persoon en laat historische gebeurtenissen alleen een rol spelen als deze bijdragen tot meer kennis van het leven van het onderwerp.

Die levens waren nogal tumultueus. In veel gevallen verloopt de weg naar het keizerdom via vele veldtochten, openbare functies, stroopsmeerderij en kuiperijen. Het voert te ver om in een recensie alle keizers te beschrijven maar een aantal verhalen wil ik u niet onthouden.

Julius Caesar bijvoorbeeld had twee kanten. Hij is zo ver gekomen door een nietsontziende houding op het slagveld en door met ijzeren vasthoudendheid zijn doelen na te streven. Aan de andere kant stond hij bekend om zijn hang naar luxe en zijn verwijfde kleren. Een dappere ijdeltuit dus.

Augustus is zijn opvolger. Een man die trouw is in zijn vriendschappen; er vallen maar weinig mensen in ongenade. Toch dwingt hij zijn voormalig bondgenoot Marcus Antonius tot zelfmoord en vermoordt hij diens kinderen. En passant brengt hij ook Caesars zoon om. Hij voert een ijzeren tucht door in zijn leger. Suetonius schrijft:

Aan alle soldaten van het tiende legioen gaf hij oneervol ontslag wegens insubordinatie. Evenzo gaf hij andere legioenen die op hoge toon groot verlof vroegen hun ontslag met inhouding van de gebruikelijke toelage bij het verlaten van de dienst. Als bepaalde cohorten van hun plaats waren geweken, decimeerde hij die en gaf hij hun gerst te eten. Centurio’s die hun post hadden verlaten liet hij net als gewone soldaten ter dood brengen.

Hoewel je hiermee niet goed vrienden maakt sterft hij uiteindelijk een zachte dood, bijna 76 jaar oud.

Na Augustus en Tiberius volgt Caligula, ofwel “soldatenlaarsje”. Dit heerschap is het vreselijkste jongetje van de klas. Hij kondigt hongersnood aan en sluit de graanschuren. Hij laat talloze mensen martelen en voor de beesten gooien. Hij laat bergen goudstukken in een zaal storten om er zich in rond te wentelen en hij had een consulaat in petto voor zijn favoriete paard. De blaag is dan nog geen dertig jaar oud. Dat zal hij ook niet worden, hij wordt op zijn 29e vermoord.

Dan volgen Claudius en daarna Nero. Bij Nero lijken er ook een paar steken los. Zo hield hij van straatschenderij en sloeg ’s nachts, verkleed, mensen in elkaar, brak hij in winkels in en roofde ze leeg. Hij regeerde minder en minder en gaf steeds meer toe aan luxe:

Hij dobbelde om vierhonderdduizend sestertiën per oog van de dobbelsteen. Vissen deed hij met een net met gouden rand en draden van purper en scharlaken. Als hij op reis ging, had hij volgens de verhalen nooit minder dan duizend wagens bij zich. De hoeven van zijn muildieren waren met zilver beslagen en zijn muilezeldrijvers waren gekleed in wol van Canusium.

Nero was ook wreed. De pagina’s 344-346 worden gebruikt om te beschrijven wie er zoal uit zijn naaste omgeving werd omgebracht. Suetonius beschrijft zelfs hoe Nero de vrouw doodt van wie hij het meest gehouden heeft. Geen fijne verhalen.

Het laatste sextet keizers zijn de minder bekende keizers. Vaak omdat de regeerperiode kort is. Galba heeft maar 7 maanden geregeerd voordat hij door Otho vermoord wordt. Die roept zichzelf tot keizer uit, maar een andere veldheer Vitellius, was ook al tot keizer uitgeroepen in Germanië. Vitellius wint uiteindelijk en Otho pleegt zelfmoord. Met Vitellius loopt het zeer slecht af, hij wordt vreselijk gemarteld en in de Tiber gegooid. Vespasianus en Titus volgen en sterven beiden een natuurlijke dood. Domitianus tenslotte herstelt de traditie. Hij maakt zich weer ouderwets gehaat en geeft uitgebreid toe aan wreedheid en hebzucht waarvoor ook hij wordt vermoord.

Het is een boek waarin een hoop voorbij komt. Wat opvalt is vaak de consistente ontwikkeling van veel keizers. Vaak beginnen ze trouw, lankmoedig in hun oordeel, vergevingsgezind. Toch kunnen ze vaak op termijn geen weerstand bieden aan rijkdom en wreedheid. Dat zijn dus thema’s die frequent terugkomen. Suetonius is vaak stellig in zijn uitspraken. Hij stelt dat Nero de grote brand in Rome heeft veroorzaakt, waar Tacitus dit als een mogelijkheid of gerucht aangeeft. Anderzijds heeft Suetonius ook een onderzoekende aard en voert hij, zeker in het begin, verschillende brondocumenten aan waaruit hij zijn informatie haalt. Opvallend zijn de beschrijvingen van de vele voortekenen die keizers zien als hun dood wordt aangekondigd, zoals donderklappen bij heldere hemel, standbeelden die in tranen uitbarsten en ingewanden die “gelezen” worden. Als kind van zijn tijd stelt Suetonius geen vragen bij dergelijke voortekenen, hij vermeldt ze slechts. Het is een informatief boek, vol gruwelijke maar ook vermakelijke details. Het wordt duidelijk hoe de levens verlopen en hoe een opvolger aan de macht komt. Achterin het boek staat nog een overzicht van Romeinse ambten en termen, een namenregister, een stamboom van het Julisch-Claudische huis en een uitgebreid notenapparaat. Dit boek leent zich prima om nog eens na te slaan voor wat achtergrondinformatie.

160px-Nero_Glyptothek_Munich_321[1]

Keizer Nero