archiveren

Maandelijks archief: april 2016

9021552760.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Ik mag graag in de keuken staan, dus zo af en toe schaf ik een kookboek aan. Jamie in 15 minuten van chef- en televisiekok Jamie Oliver leek mij een prima koop. Ik kende zijn gelijknamige tv-programma en de maaltijden die daarin voorbij kwamen zagen er uit om je vingers bij af te likken. Bovendien is het ook fijn om iets lekkers in korte tijd op tafel te zetten.

Want dat is precies het uitgangspunt, zoals de auteur vol enthousiasme aangeeft in het voorwoord;

Er zijn veel dagen waarop snelheid geboden is, en dat is waar Jamie in 15 minuten om de hoek komt kijken. Dit boek is ongetwijfeld een hulpmiddel om elke dag razendsnel een heerlijke, verse maaltijd op tafel te zetten. Natuurlijk vormt het ouderwetse slow cooking van authentieke recepten het hart en ziel van elke goede thuiskok, maar met dit boek wil ik je laten kennismaken met prachtige, spannende smaken voor de drukke mens.

Een wervend verhaal, maar gelukkig nuanceert hij zelf al een beetje. Hij geeft elders al aan dat het de eerste paar keer vast wat langer duurt dan 15 minuten en dat is precies ook mijn ervaring. In zijn televisieprogramma’s staat het water vaak al te koken, is de knoflook al van de schil ontdaan en zijn de kruiden vaak al afgewogen. Dat neemt niet weg dat de recepten zelf niet echt hogere wiskunde zijn. Ze zijn prima uit te voeren en nog erg smakelijk ook.

Voor de beginnende kok staan er handige lijsten in het boek met een (vrij uitgebreide) basisuitrusting voor de keuken en een (nog veel uitgebreidere) basisuitrusting voor kruiden en specerijen. Met name die laatste lijst zou ik niet integraal overnemen, of je moet om de haverklap HP-saus in je gerechten gebruiken.

Het boek is helder ingedeeld in de hoofdstukken kip, rund, varken, lam, vis, pasta, soep & sandwiches, groenten, ontbijt en gezonde voeding. De pagina’s met kip tikka, runderköftecurry en tonijn met salsa verde zitten onder de kookvlekken, dus zeer favoriet hier.

Voor de calorieëntellers onder ons staat achterin per maal keurig aangegeven hoeveel calorieën, vet, verzadigd vet en suiker er in de maaltijden zitten. De prachtige foto’s in het boek nodigen verder uit tot een frequent bezoek aan de keuken.

Minpunten? Mwah, misschien dat niet ieder ingrediënt overal makkelijk verkrijgbaar is. Chipotlepepers kom je niet overal tegen. Verder moet je voor veel recepten echt wel wat in huis halen dus erg goedkope recepten zijn het niet, of je moet inderdaad een heel uitgebreide voorraad aan ingrediënten inslaan.

Dat gezegd hebbend, gebruik dit boek om lekker in het weekend je inkopen te doen, rustig op zaterdag of zondag te gaan koken (overschrijd die 15 minuten, wat kan het je schelen) en je zit heerlijk te eten. Volgens mij gaat het daar om bij zo’n boek.

Vertaling; Jaromir Schneider

9021446480.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
De Afvallige van Jan van Aken is een historische roman van zo’n 600 pagina’s over het Europa en Midden-Oosten van de 4e eeuw. De afvallige is in dit geval keizer Julianus, die een afkeer had van het christendom en die probeerde om het geloof in de heidense goden weer nieuw leven in te blazen.

Rondom dit gegeven weeft de auteur een groots verhaal. Dat begint op een mistige morgen als de Romeinse schildwachten zien dat er duizenden Goten zich hebben verzameld aan de Donau. Er is een grote volksverhuizing op gang gekomen vanwege de invallen van de nietsontziende Hunnen.

In Damascus worden we geconfronteerd met Swintharik, een pilaarheilige. Hij zit de hele dag devoot te wezen op zijn pilaar, maar ’s avonds blijkt hij een fuifnummer in de lokale kroegen. Dat is nodig, want hij is naar eigen zeggen gebeten door de dipsaslang, die hem een onlesbare dorst bezorgt. Uiteraard is deze dorst niet te lessen met water, gelukkig wel met wijn. Bovendien afficheert Swintharik zich als de moordenaar van Julianus en is hij er van overtuigd dat men achter hem aanzit vanwege dit feit.

Alêtis, een jonge natuurgenezeres heeft Swintharik door en vergezelt hem op zijn reis. Het is een vreemd gezelschap, want de derde metgezel is de podeoon, een enorme geitenbok zonder kop, getransformeerd tot wijnzak;

De hele kolonie liep uit, de mannen lachten, vrouwen wezen en joelden en de kinderen dansten achter de kleine karavaan aan. Alêtis begreep het niet, tot ze achter zich keek en de muilezelin zag, op wier rug de podeoon was vastgezet, met de stompjes aan weerszijden van de rug. Het was alsof een krankzinnig monster de ezelin had besprongen in een bizarre poging tot een ongelijksoortige paring.

Belangrijk in het verhaal is ook Dido, de ijlbode. Hij is ooit door Vitalis, een bisschop bij verdienste, opgenomen in zijn huishouden. Ook Swintharik, Lucifer en Axylus behoren tot zijn vertrouwelingen, maar vervullen gaandeweg allemaal een andere rol in het verhaal.

Dat verhaal gaat in de eerste paar honderd pagina’s eigenlijk nergens heen. Er wordt vooral door Europa gereisd en langzamerhand wordt duidelijk wat de achtergrond is van de personages. Hiervoor springt de auteur aardig heen en weer door de tijd, dus enige aandacht is wel vereist. Langzamerhand wordt duidelijk waarom Julianus vermoord moest worden en wie hier bij betrokken waren.

Het verhaal gaat nooit heel diep maar wordt vol vaart en humor verteld en dat is de grote verdienste van het boek. Van Aken schetst een mij onbekende wereld aan de hand van een scala aan gebeurtenissen. Soms gruwelijk, soms alledaags. Zo wordt het schijthuis ineens klein-Europa in een hilarisch fragment;

Ze lieten de paarden achter op de daarvoor bestemde plaats en liepen het publieke schijthuis in waar groepjes mannen en een enkele vrouw bijeenzaten op de gemakken. Een van de zitters wenkte hen en hij riep: ‘U daar, met de mantel. Bent u van de Niceense belijdenis?’ Vitalis trok zijn wenkbrauwen op. ‘Als u een van ons bent, komt u hier zitten,’ging de man verder. ‘Dit is de hoek van de homoousiërs, de katholieken. Daar…’ Hij wees naar een andere hoek. ‘In de zuidhoek zitten de homoïers en in het westen de smerige anomoërs – hun aarzen spreken verstandiger dan hun monden – en daar, in het noorden schijten de homoiousïers, die ezels.’

Uiteindelijk komen de meeste verhaallijnen en karakters mooi bij elkaar. Soms door wat al te toevallige ontmoetingen maar het doet geen afbreuk aan het verhaal. Van Aken heeft een erg onderhoudend boek geschreven dat ik in een paar avonden uit had.

ff68880fbc7921559384c7a5941437641414141
Herzog is waarschijnlijk de meest beroemde titel van de Amerikaanse schrijver Saul Bellow en hij komt ook voor in talloze lijstjes met boeken die je niet zou moeten missen. Het werd absoluut aangeraden door Michaël Zeeman dus dat alles maakte mij benieuwd.

Dat viel mij toch wat tegen. Moses E. Herzog is een gewezen academicus en schrijver van een redelijk succesvol boek over Romantiek en christendom. Hij is net gescheiden van zijn tweede vrouw en heeft twee kinderen, Marco en June. Zijn beste vriend, Valentine Gersbach bleek uiteindelijk vreemd te gaan met Herzog’s tweede vrouw en dat zijn de ingrediënten voor dit verhaal.

De openingszin is een vrij bekende en wel prachtig. Ik heb de Nederlandse vertaling gelezen maar origineel luidt hij:

If I am out of my mind, it’s all right with me, thought Moses Herzog.

Dat heeft alles te maken met zijn ex-vrouw en haar minnaar, die overal rondbazuinen dat Herzog geestelijk is ingestort. Het boek neemt ons mee in de gedachtegangen van de hoofdpersoon zodat wij ons eigen oordeel kunnen vormen. Opmerkelijk daarbij is het feit dat hij brieven schrijft. In zijn hoofd. Aan levende en aan overleden personen;

Hij wist dat zijn gekrabbel, zijn briefschrijven belachelijk was. Het was onvrijwillig. Zijn excentriciteiten hadden hem in hun macht.

Het lijkt erop of Herzog niet zo goed raad weet met de situatie waarin hij zich nu bevindt. Hij heeft een sensuele vriendin, Ramona, maar houdt haar af en toe op afstand. Hij spreekt met vrienden af om op het eiland Vineyard langs te gaan en doet dat ook, maar sluipt even snel weer weg daar. Hij houdt lange gesprekken met zijn advocaat of hij kans maakt op de voogdij over zijn dochtertje. Als hij dat helemaal doorspreekt, denkt aan zijn ex-vrouw Madeleine en haar minnaar, dan zie je opeens iets van de gevoelens van Herzog, waar ik eerst weinig hoogte van kreeg;

‘Ik denk vaak, als ze dood ging zou ik mijn dochter terugkrijgen. Er zijn tijden dat ik weet dat ik zonder medelijden naar Madeleine’s lijk zou kunnen kijken.’…Hij wil dat ik zeg dat ik me eigenlijk in staat voel ze allebei te vermoorden. Nou, dat is waar.

Het verhaal is al ver gevorderd als er wat actie komt. Herzog duikelt bij een tante een oud pistool op met twee kogels en gaat naar het huis van Madeleine. Hoe dat afloopt zou ik vooral zelf gaan lezen.

Bovenstaande geeft al aan dat het vooral een verhaal van Herzog’s gedachten is. Over zijn relaties met zijn exen, zijn relatie met Ramona, met zijn vrienden en met zijn kinderen. Het is geen slecht verhaal maar het heeft weinig vaart (en wel zo’n 390 pagina’s) en de vele uitstapjes in de fictieve brieven die hij schrijft konden mij maar matig boeien. Hoe is het met de geestesgesteldheid van Herzog dan? Gek is hij niet, naïef soms wel en hij maakt verkeerde keuzes. Dat levert een voor mij aardig boek op maar ik sluit niet aan in de stoet van bewonderaars.

Vertaling; Mischa de Vreede

2931d7e7490ffef59706c5a6c77444341587343
Willem Wilmink is alweer sinds 2003 overleden en was, naast Neerlandicus, vooral ook dichter, schrijver en zanger. Zijn belangrijkste werk is gebundeld in dit ruim 1300 pagina’s tellende boek Verzamelde liedjes en gedichten.

Nu kende ik wel iets van Wilmink’s werk, maar dat beperkte zich een beetje tot zijn werk voor De Film van Ome Willem, Het Klokhuis, Sesamstraat enz. Omdat hij ook veel kinderboeken heeft geschreven bracht ik zijn naam onbewust toch vaak in verband met het lichtere genre, terwijl ik stiekem wel wist dat ik de man daarmee onrecht aandeed. Daarom schafte ik dit boek aan om eens grondig kennis van zijn werk te nemen.

Wilmink zelf zette het raamwerk op voor dit boek en de inhoud, maar gaf de samensteller W.P Gerritsen de vrijheid om hiervan naar believen af te wijken (wat hij overigens nauwelijks heeft gedaan). De periode van de werken loopt van 1966 tot in het jaar van zijn overlijden, 2003 en geven, dus ook volgens Wilmink zelf, een mooie dwarsdoorsnede van zijn oeuvre.

Als je zo veel gedichten en liedjes leest zit er uiteraard van alles tussen. Werken die mij raken, die mij vermaken of waar ik niets mee kan of heb (gedichten in Twents dialect, wat hij ook sprak, vind ik ronduit vermoeiend om te lezen). Wat mij heeft verrast is de veelheid aan thema’s en onderwerpen die voorbij komen.

Zo schrijft hij over de opgroeiende jeugd in gedichten over pesten, voortrekken in de klas, broekplassen, verliefd zijn, beginnende borsten bij meisjes, de pubertijd, het scheiden van ouders, het overlijden van je eerste oma, een jeugdzwangerschap, vader als hulplijn bij huiswerk (ik ken het zelf). De ene keer op lichte toon, de andere keer op zeer wrange toon en soms komen ze zelfs samen in één gedicht, zoals bij de kinderverkrachter die zo prachtig vogels na mag doen bij Willem Duys.

Actueel zijn de gedichten nog steeds. Hij schrijft over Turkse moeders en de problematiek van gastarbeiders. Hij schrijft dan vanuit de gastarbeider zelf;

Men wil in dit land dat we heel anders leven,
ook al zijn we hier soms nog maar kort.
Maar mijn oom in Marokko heeft laatst nog geschreven
dat ik veel te Nederlands wordt.

Je komt langs bekende teksten van televisie (Deze vuist op deze vuist), of het lied Hilversum III dat door Herman van Veen bekend werd. Wilmink had echter ook een zeer erudiete kant en kende zijn klassiekers. Gustav Mahler bewerkte een gedicht van Li Tai Po tot Das Trinklied vom Jammer der Erde, maar Wilmink doet dat op geheel eigen wijze ook in De drinker in de lente. Ook bewerkt hij Goethe’s gedicht Erlkönig voor kleuters en zo wordt het wasgoed aan de lijn omgetoverd tot spoken en geesten. Verder gebruikt Wilmink uitgebreid de Carmina Burana en het Hooglied als inspiratie voor zijn werk, maar ook de toen actuele gebeurtenissen als de aanslagen van 11 september of de vuurwerkramp in Enschede.

Het is haast ondoenlijk om iets te kiezen om te citeren in zo’n bespreking, veel gedichten zijn toch wat langer en komen alleen in volle omvang tot hun recht. Ik doe er toch één, als teaser en omdat ik hem prachtig vind. De rest moet u echt zelf gaan lezen, en lezen, en lezen, en herlezen, en herlezen, en herlezen enzovoort.

Talent

Hij was een schilder en zij leerde weven,
en toen die twee met elkaar gingen leven,
hadden ze samen nog bijna geen cent,
maar dat donderde niks, want ze hadden talent.

Toen er een kind in haar buik ging bewegen,
streelde hij haar ietwat steels en verlegen,
en dacht-ie op menig gelukkig moment
aan dat kleine latente toekomstig talent.

En toen het meisje dan echt werd geboren,
was het talentvol van acht’ren en voren,
en alle vrienden aanbaden fervent
die paarduizend gram aan toekomstig talent.

Plaatsten de ouders hun vrouw’lijke godje
teer en voorzichtig op ’t kleurige potje,
dan deed ze ook daar, wat men reeds was gewend:
die vorm en die kleur: onmiskenbaar talent.

Ze was nog geen vijf, toen de kunst’naarselite,
gezellig bijeen op verjaardagsvisite,
haar gaven al definitief had erkend:
zo klein als ze is – het is één brok talent.

Ze ging naar een school toe die aan was bevolen,
bijzonderste school der bijzondere scholen,
alwaar het de leerkrachten in werd geprent:
dat meisje: talent, ja talent, ja talent.

Maar na al die raad en adviezen en wenken,
toen kwam de tijd dat ze zelf leerde denken,
en kocht ze een schopje voor zeventig cent,
en toen groef ze een kuil, en begroef haar talent.

9024530687.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Tijd voor een thriller en dat werd de volgende in de cyclus van Mo Hayder, Huid. Hoofdpersonen zijn, net als in Ritueel, rechercheur Jack Caffery en de politieduiker Phoebe ‘Flea’ Marley.

Het is handig om de boeken in volgorde van verschijnen te lezen, want de gebeurtenissen in dit boek borduren voort op eerdere boeken. Dat begint met een duiktocht van Flea naar de vermiste Lucy Mahoney, in een diepe ondergelopen groeve. Zij wordt niet gevonden maar het gedonder begint meteen al, Flea denkt dat zij niet alleen is en dat lijkt onwaarschijnlijk op een diepte waar zij de zuurstof uit haar flessen hard nodig heeft…

Dan is er Misty, de vermiste voetbalvrouw die weggelopen is uit een centrum waar zij behandeld werd voor haar cocaïne-verslaving. Caffery wordt op deze zaak gezet, maar hij is eigenlijk nog bezig met de zaak uit het boek Ritueel, die voor hem niet afgesloten is. Hij is er zeker van dat er nog iemand vrij rondloopt.

Lucy Mahoney wordt gevonden met een zelfmoordbriefje naast haar. Ze heeft pillen in haar maag zitten en alles wijst ook op zelfmoord. Caffery komt ook hier kijken en hij gelooft er niets van. Ondertussen doet Flea een gruwelijke ontdekking waar haar broer Thom alles mee te maken heeft. Zij helpt haar broer maar beseft dat ze zich vreselijk in de nesten werkt als dit uitkomt;

Tussen een stapel gereedschap bij de deur lag een breekijzer. Ze nam het mee naar de auto, stak het voorzichtig onder het slot en wachtte even, omdat ze het eigenlijk niet wilde weten. Toen haalde ze diep adem door haar mond en leunde op het uiteinde. De klep vloog met een golf van stank open…’Verdomme.’ Ze hief haar handen en staarde hijgend naar de kofferbak. Wat had Thom verdomme nu weer gedaan?

Er volgen korte flitsen door het verhaal heen van iemand die geobsedeerd is door huid. Mensenhuid, in kleine stukjes, bewaard in grote koelkasten. Wellicht heeft de gevilde hond van Lucy er iets mee te maken die later wordt gevonden. Dan wordt er nog iemand gevonden, ene Susan Hopkins. Dezelfde omstandigheden als Lucy, het lijkt zelfmoord, maar ook hier gelooft Caffery daar niets van.

Flea probeert uit alle macht haar broer te helpen maar komt van een koude kermis thuis als haar broer en zijn vriendin haar met de ellende willen opschepen. Er zou bewijs moeten zijn in de vorm van een foto van Thom, maar de dame die deze foto heeft, u raadt het, zelfmoord…of niet…

Caffery ontdekt uiteindelijk de overeenkomst tussen de dode dames en dat leidt hem naar de dader. Toch belandt hij daar in een beerput waar hij ook weer uit wordt gered. Door iemand of iets uit een vorige zaak. Die iemand zou Flea wel eens tegen kunnen komen diep in een donkere, ondergelopen groeve. Bent u er nog?

Als je de boeken in volgorde leest snijdt het wel hout en weet je dat er waarschijnlijk nog een vervolg gaat komen. Dat is het sterke én zwakke punt van de boeken. Lees je alleen dit boek, dan mis je wat. Lees je alles keurig in volgorde, dan wil je toch doorlezen. Ook hier mixt Hayder weer op mooie wijze de privé-besognes van de hoofdpersonen met hun werk. Een mooi figuur is de Wandelaar, een zwerver die door Caffery in vertrouwen wordt genomen, ondanks zijn gewelddadige verleden;

Sommige mensen hebben de instincten van dieren. Die krijg je als je jaren leeft zonder enig gemak. Zelfs slapend lijkt de Wandelaar soms te weten wat er in de wakkere wereld gebeurt en wie hij kan verwachten. Die nacht…sliep de Wandelaar vast en vredig. Hij verwachtte iemand. Hij had een extra schuimrubber matje met een slaapzak naast het vuur gelegd. Caffery arriveerde om halfvier. Hij kroop in de slaapzak en verzonk meteen in een verdoofde, versufte slaap.

Als je een aantal van de boeken van Hayder leest kom je steeds dezelfde thema’s en hoofdpersonen tegen. Gruwelijke misdaden en degenen die ze moeten oplossen, met al hun eigen zwakheden. Ik kan mij voorstellen dat de boeken meer van hetzelfde zijn voor sommigen. Ik vermaak mij er prima mee en heb toch weer zin in het volgende boek. Op zijn tijd, dat wel.

Vertaling; Yolande Ligterink

9085425735.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Aan de rand van de wereld van historicus Michael Pye heeft als ondertitel Hoe de Noordzee ons vormde. Het is een boek over zo’n 1000 jaar geschiedenis van de landen in het Noordzeegebied, ruwweg in de periode van het jaar 700-1700. Als geïnteresseerde in geschiedenis boeit mij dat, omdat het gaat over de plek waar ik woon en omdat ik de ‘duistere middeleeuwen’ graag wat minder duister laat maken. Pye geeft het al aan;

Als we spreken over de ‘duistere middeleeuwen’ denken we aan oorlogen, invasies, invallen en veroveringen, zelfs aan genocide; maar dat alles hebben we ook nu, in onze eigen tijd, en toch leiden we gewoon ons leven.

Dat gebeurde toen dus ook en Pye beschrijft dat met een veelheid aan thema’s, waarin de handelsroute en commercie de rode draad vormen van het boek. Zo valt hij direct met de deur in huis door aan te geven dat niemand minder dan de Friezen het gebruik van geld geherintroduceerd hebben. Uiteraard was geld al bekend bij de oude Romeinen maar sinds hun vertrek in onbruik geraakt. Ze maakten gebruik van het begrip ‘waarde’ en men begon de wereld in wiskundige termen te bekijken. Iets wat eeuwen later door de wiskundige Simon Stevin veel verder uitgewerkt zou worden.

Pye laat zien dat de beruchte Vikingen niet voor niets berucht waren, maar ook veel meer dan dat. Het waren ontdekkingsreizigers, die hun voetsporen nalieten van Noord-Amerika tot aan Byzantium in het huidige Turkije én tot aan de grenzen van het Chinese rijk. Zij konden als enig zeevarend volk laveren en waren dus niet afhankelijk van een goede windrichting.

Stap voor stap neemt Pye ons mee door de geschiedenis van de landen rondom de Noordzee. Hij laat zien hoe het geschreven woord steeds belangrijker werd. Er kwamen wetten en daarmee vormde zich een beroepsgroep die zich met de uitleg hiervan bezig hield, de advocatuur. Er ontstonden commerciële facties tussen steden die de naties overstegen, zo ontstonden de Hanzesteden.

Ook de strijd met de natuur wordt niet vergeten. De Nederlanden liggen laag en we zien hoe de strijd aangegaan wordt met het water. Molens worden gebruikt om stukken land droog te leggen maar ook voor tal van andere toepassingen. Ook hier wordt weer wetgeving voor opgesteld. De pest doet zijn intrede en dat heeft een enorme impact op de handel en de beschikbaarheid van mankracht. Pye legt het allemaal uit.

Hij baseert zijn verhaal op een groot arsenaal aan geschriften, variërend van de beroemde Engelse historicus Beda (672/673-735) tot aan de Vlaamse wiskundige, natuurkundige en ingenieur Simon Stevin (1548-1620). Deze laatste beijverde zich voor gelijke reken- en maateenheden in Europa en voegde woorden aan onze taal toe als driehoek, evenredig, langwerpig, loodrecht, middelpunt etc.

Ik heb in recensies wel gelezen dat de makke van dit boek de veelheid aan informatie is, het sluit allemaal niet even mooi aan (bron hier). Mij stoorde het niet. Pye’s vertelkunst lost het voor mij op. Ik wil weten waarom er bij een Zweedse boerderij een boeddha is gevonden, ik wil weten waarom de stokvis een pijler van politieke macht is, waarom kloosters experts waren in valsheid in geschrifte en ik houd van deze details die Pye vrijgeeft, als hij het heeft over waar de Friezen zich allemaal hebben gevestigd;

Ze vestigden zich zelfs aan de buitengrenzen van hun handelswereld. Er was een Fries huis in Kaupang aan de monding van de Oslofjord in het zuiden van Noorwegen…De glazen bekers die hier zijn aangetroffen, lijken op die van de Franken en de Friezen, wat wijst op zuidelijke drinkgewoonten, en ze hadden dubbele kledinghaakjes, die nutteloos waren voor de plaatselijke dracht, maar die iedere Friese vrouw nodig had.

Zo staat het boek vol met wetenswaardigheden, in zo’n 380 pagina’s prima behapbaar. Een feest voor iedere geschiedenisliefhebber.

Vertaling; Arthur de Smet, Pon Ruiter en Frits van der Waa

9048827132.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
De debuutroman van de Amerikaanse schrijver Atticus Lish, Ter voorbereiding op het volgende leven, is direct overladen met alle mogelijke prijzen. Toen ook bij DWDD de superlatieven niet van de lucht waren werd ik nieuwsgierig en het moet gezegd, het is een indrukwekkend boek.

Het is het verhaal van een drievoudig, zwaar getraumatiseerde, Irak-veteraan Skinner en een Chinese immigrante zonder verblijfs- of werkvergunning, Zou Lei. Deze twee komen elkaar tegen in New York waar ze beiden het hoofd boven water proberen te houden. Ze gaan een verhouding aan zo goed en kwaad als dat kan.

Zou Lei werkt in de horeca en komt erachter dat het aanpoten is. Tussendoor probeert ze met oefeningen haar conditie zo goed mogelijk op peil te houden. Skinner heeft bij een familie onderdak gevonden in het souterrain. Hij vult zijn dagen met maniakale trainingssessies in de sportschool of met niks anders dan zijn medicijnen en drank, veel drank soms.

Het is dan ook geen vrolijk boek. Lish is sterk in zijn beschrijvingen van de krochten en onderkomens in New York, zoals waar Zou Lei haar onderdak vindt;

Hij opende de afgebladderde deur en liet haar voorgaan, de trap op naar boven, nauwe gangen met een oude sigarettenlucht, gefilterd hard licht vanuit een bovenhoek…Op de gang stonden rijen plastic sandalen en badslippers. het standaard onderkomen voor illegalen: een kamer opgedeeld in hokjes zodat er minstens acht of tien in konden. Het eerste kot was gefabriceerd met behulp van een schoenenrek, een stuk fineerhouten plaat en doorkijkplastic.

Ook hun verhouding loopt niet soepel en dat komt op het conto van de getroebleerde Skinner. Hij belooft te trouwen met Zou Lei, zodat ze makkelijker aan een werkvergunning kan komen maar echte actie blijft uit;

Hij zwoer dat hij nooit meer ruzie met haar zou maken, maar het gebeurde toch. In plaats van aardiger te doen, werd hij juist gemener, ook in het openbaar. Op straat kon hij vreselijk tegen haar uitvallen, of als ze in een taxi zaten. Het belangrijkste was dat dit ging veranderen, zeiden ze tegen elkaar.

De apotheose volgt als Skinner Zou Lei mist in zijn kamer, waar hij haar had achter gelaten. Hij meent dat de criminele zoon van de verhuurster hier mee van doen heeft en hij gaat verhaal halen. Leest u de afloop vooral zelf.

Het is een donker boek, vol beschrijvingen van de achterstandsbuurten waarin zowel Skinner als Zou Lei hun verdrietige zwerftochten maken. Het is ook een politiek boek natuurlijk, immigranten- en veteranenproblematiek liggen aan de oppervlakte. Niettemin erg de moeite waard.

Vertaling; Anne Jongeling

c980c62be5b86e2597a7a515941437641414141
Ik had De Engelse patiënt van Michael Ondaatje al een tijd in de kast staan en begon er eigenlijk in een opwelling in te lezen. Een beroemde titel, winnaar van de Booker Prize 1992, verfilmd en een intrigerende setting.

Het is aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. In een kapotgeschoten villa ten noorden van Florence, verzorgt een jonge Canadese verpleegster een ‘Engelse patiënt’, die geen gezicht meer heeft omdat heel zijn lichaam gruwelijk is verbrand. Dan komt Caravaggio erbij, een dief, die in Noord-Afrika bij de geheime dienst jacht heeft gemaakt op een ongrijpbare spion. Even later voegt zich een derde persoon toe, een jonge Indiër Kirpal Singh ofwel Kip. Hij ruimt met grote onverstoorbaarheid allerlei door de Duitsers achtergelaten mijnen op.

Om deze drie personen draait het verhaal en langzaam aan worden de verhoudingen duidelijk. Het is geen chronologisch verhaal. We springen onverdroten naar de vooroorlogse woestijnavonturen van de ‘Engelse patiënt’, naar het Toronto van Caravaggio (jawel, hij blijkt verpleegster Hana te kennen uit Canada) en naar de opleiding van Kip in Engeland.

De villa is het centrale punt waar steeds naar wordt teruggekeerd. Kip en Hana beginnen voorzichtig een relatie, Caravaggio gelooft dat de patiënt verre van Engels is en zo worden er steeds meer details duidelijk.

De stijl van Ondaatje is rijk en neemt je onmiddellijk mee met het verhaal;

In de loverrijke slaapkamer kijkt de verbrande patiënt uit over grote afstand. Net zoals die dode ridder in Ravenna, wiens marmeren lichaam levend, haast fluïde lijkt, zijn hoofd op een stenen kussen heeft liggen zodat het over zijn voeten heen in de verte kan kijken. Verder dan de verlangde regen van Afrika. Naar het leven van hen allen in Caïro. Hun werk en hun dagen. Hana zit bij zijn bed en reist als een schildknaap met hem mee op die tochten.

De auteur mixt op knappe wijze echte gebeurtenissen, onder meer ontleend aan verslagen van The Geographical Society, met verzonnen werk en personages. Knap is ook de gedetailleerde informatie die wordt gegeven als Kip zijn bommen ontmanteld, Ondaatje heeft zich behoorlijk in de materie verdiept. Het mooiste vond ik de beschreven woestijnpassages, dan komt het boek echt tot leven;

Koude nachten in de woestijn. Hij plukte een draad van de horde nachten en stak hem als voedsel in zijn mond. Dit gebeurde tijdens de eerste twee dagen van de expeditie, als hij zich in het vagevuur tussen stad en plateau bevond. Als er zes dagen verstreken waren dacht hij nooit meer aan Caïro of aan de muziek of de straten of de vrouwen; dan reisde hij door een oertijd, had zich aangepast aan de adempatronen van diep water.

Hieruit blijkt dat Ondaatje ook dichter is, mij spreekt het aan. Het is wel een erg fragmentarische roman, ik moest mijn aandacht er wel bij houden, maar daar krijg je dan ook een rijk verhaal voor terug.

9029090871.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Toen ik het boek De Matthäus-Passion zag liggen van Mischa Spel en Floris Don, was ik niet helemaal zeker of dit wat kon toevoegen aan mijn luisterbeleving van het werk van Johann Sebastian Bach. Het heeft als ondertitel Wat Bachs meesterwerk je vertelt, als je weet waar je op moet letten en dan staat er ook nog Complete Luistergids bij. Toe maar. Ik had vorig jaar al het vuistdikke boek Bachs grote Passie gelezen en dat ging vrij diep, dus was dit de moeite waard?

Jazeker. Het heeft een heel andere invalshoek. Uitvoerende musici die het werk door en door kennen (Max van Egmond, zo’n 800! uitvoeringen) nemen je mee door het hele werk en vertellen wat ze voelen bij de passages, hoe ze het uitvoeren en waar ze tegen aan lopen. Een feest om te lezen.

Dat de Matthäus een fenomeen is in Nederland, dat is bekend, maar de makers van dit boek wilden vooral een gids samenstellen om antwoord te krijgen op vragen als wàt het precies is dat ons raakt, wat gebeurt er nu in die muziek, hoe is het opgebouwd? Daar is onnoemelijk veel over te vertellen en in zo’n 240 pagina’s krijg je geen volledig beeld. Dat wordt ook niet nagestreefd. Wat wel wordt nagestreefd is een leesbaar werk vanuit passionele impuls. De kenners zijn ook niet de minsten, zoals Ton Koopman, Philippe Herreweghe, Peter Dijkstra, Peter Kooij, Nico van der Meel, Masaaki Suzuki, René Jacobs, Maarten ’t Hart en nog een pak meer.

Er staan talloze mooie fragmenten in het boek. Ik laat er een paar volgen:

Peter Kooij, bas: Als je eenmaal bekend staat als Bach-zanger, wordt je in die hoedanigheid ook weer gevraagd. Ik heb nooit de behoefte gevoeld dat te veranderen. Waarom verhuizen naar een rijtjeshuis als je in een kasteel woont? Bach verveelt mij nooit.

Nico van der Meel, tenor; “Judas smijt zijn verradersloon de tempel in en – dalende melodie – verhangt dan zichzelf. dat is een uitermate dramatisch moment, wat tijdens de uitvoeringen niet zelden wordt verstoord doordat de eerste violist ten bate van zijn solo in “Gebt mir meinem Jesum wieder” alvast ostentatief zijn lessenaar omhoog begint te schroeven. Enorm storend. Dan heb ik de neiging te roepen: “Hallo mensen, hoorde u wat ik net zong? Judas hangt zichzelf hier op!””

Ramsey Nasr, schrijver; De tekst van Picander is metrisch gezien, in alle eerlijkheid, vaak broddelwerk, niet consistent…De tekst van de Matthäus zit bovendien nog vol stoplappen ook…Maar het genie van Bach weet overal iets van te maken. Al die lappen prozatekst van de evangelist, dat is hier en daar het equivalent van een telefoonboek op muziek zetten. Bach komt er altijd glansrijk mee weg.

Het is niet alleen een vermakelijk boek maar leert mij nieuwe dingen, zoals de uitleg van Nico van der Meel over “de rietstok”, of “das Rohr”, waarmee Jezus wordt geslagen, in relatie tot de noten die eronder liggen. Dat is voor mij direct de meerwaarde van het boek.