archiveren

Maandelijks archief: februari 2011

cd0e0c7ed1afc14593735675967444341587343

Ik kocht De gedichten van nu en vroeger van J.W. Oerlemans na het lezen van het Aan mijn voormalig vaderland van Michaël Zeeman. Daar heb ik geen spijt van. Zeeman beschreef Oerlemans als een monumentale minor poet en een in zichzelf gekeerde tuinman die achter een hoge haag naar zijn eigen inzicht een particuliere lusthof aanlegde.

Dat van die lusthof onderschrijf ik. Ik lees wel vaker poëzie, heb er verder geen verstand van dus ga erg af op mijn gevoel. De gedichten van Oerlemans, en dan met name die uit zijn latere bundels in dit boek (en dan heb ik het toch al weer over 1992) passen mij als een jas. Ik vertoef graag in die wereld. Alleen de titels van zijn laatste bundels vind ik al een feest, De maan passeren in gewichtloze kano’s en Een zeer lichte regen uit de eeuw van Duparc.

De natuur is alom aanwezig in zijn gedichten, maar ook de dood, het verval en herinneringen aan plaatsen of personen worden vaak gebruikt. Zeeman noemt het ‘een dauw van melancholie’ die over de gedichten ligt. Misschien dat ik er daarom enthousiast over ben. Datzelfde vind ik ook in de gedichten van Slauerhoff, waar ik ook een fan van ben. Een mooi voorbeeld is het gedicht Oud Huis:

Zo scherp sleep de wind
langs het huis
dat je het slijten
kon horen
het huilen van de muren
en hoog daarboven uit
de zinken dakgoot
halfzingend van bederf

Natuur, verval, maar ook saudade. Het zit er allemaal in. In zijn gedichten vind ik ook elementen terug uit de Japanse haiku. Die hebben een vast rijmschema dat hier ontbreekt, maar haiku worden vaak gekenmerkt door thema’s uit de natuur, met een verrassende ‘twist’ op het eind van het gedicht. Dat hebben de gedichten van Oerlemans ook, zoals Avond op het land:

De bossen mompelen
krakend in hun wortels
de koeien brullen om boeren
schurken aan de hekken

zo vergaan de ogenblikken
ik stoot de lucht uit van vorige
sekonden en verzet mij niet meer.

Het eerste deel is mooi te refereren aan de titel van het gedicht, het tweede niet. Verzet waartegen? Alleen de dichter weet het, wij mogen interpreteren en zo hoort het. De dood mag zich ook verheugen op Oerlemans’ onverdeelde aandacht en dat levert ook mooi werk op, zoals Mijn vader:

Zijn handen bewogen zich
als kreeften –
gekromd
trokken zijn nagels
diepe sporen in het laken
laatste achterwaartse verzet
tegen dokters en dood.

Het zijn 234 pagina’s poëzie die ik veel te snel heb gelezen. Bundels als deze pak ik echter regelmatig uit de kast om nog eens te proeven van het werk. Dat zal met deze niet anders zijn.

994a658efda72815936636f5267444341587343
De Kreeftskeerkring van Henry Miller is geen vrolijk boek. Het is een rauwe, niets verhullende, autobiografische roman over de tijd dat Miller als verarmde immigrant in Parijs leefde. Het boek werd in 1934 voor het eerst uitgegeven door een kleine Parijse uitgeverij, Obelisk. Het deed nogal wat stof opwaaien door het taalgebruik en de sexuele thema’s die door het hele boek aanwezig zijn. Miller geeft dat op de eerste pagina al aan:

Dit is geen boek. Dit is smaad, laster, eerroof. Dit is geen boek in de gewone zin van het woord. Nee, dit is één voortdurende belediging, een fluim in het aangezicht van de Kunst, een trap tegen het achterste van God, Mens, Lot, Tijd, Liefde, Schoonheid…wat je maar wilt. Ik ga voor je zingen, een beetje vals misschien, maar ik zing toch. Ik zing terwijl jullie kreperen, ik dans op je gore lijk…

Geloof me, dan is de toon wel gezet. Zoek geen plot in dit verhaal. Het gaat over Miller en zijn vrienden of kennissen, dat is maar hoe het uitkomt. Ze werken niet of af en toe, ze eten, zuipen en neuken. Het gaat nergens naar toe, het is er gewoon.

Het boek wordt door de één verguisd, door de ander bewonderd. Het heeft een hele generatie geïnspireerd, je kan het zelfs nu nog teruglezen in de recensies op bijvoorbeeld LibraryThing:

This book changed my life. Made me drop out of college and travel… changed the way I read, write, think. Miller’s Masterpiece. ( )
  vote | flag

Aan de andere kant wordt het boek bekritiseerd door de vrouwonvriendelijke passages. Vrouwen dienen ter bevrediging van de mannelijke lusten in dit verhaal, meer niet.

Aan grote karakterschetsen wordt niet gedaan. Collins, Fillmore, Van Norden en Carl komen en gaan, niet zelden bepaald door aan- of afwezige valuta. We lezen over de belevenissen met Franse en Russische hoeren en “vriendinnen” die voor één of enkele nachten worden meegenomen. Je krijgt een aardig beeld van de omgeving waarin Miller verkeerde:

Ze maakte zich van kant, dat zou ze doen. Maar ja, ze was zo dronken dat ze toen ze uit de taxi tuimelde, begon te huilen en voor iemand haar kon tegenhouden was ze begonnen haar kleren uit te trekken. Zo bracht de chauffeur haar thuis, half naakt en toen Jimmie zag in wat voor toestand ze verkeerde, werd hij zo razend op haar dat hij zijn aanzetriem nam en haar ongenadig op haar donder gaf en dat vond ze nog leuk ook, de sloerie.

Het zijn berichten van de zelfkant van een samenleving aan het begin van de vorige eeuw. Het oeuvre van Miller is populair, hoewel critici het er niet over eens zijn of dat is vanwege de literaire kwaliteit van het werk of omdat de sex er ongecompliceerd in wordt beschreven.

Mij beviel het boek. Het hoeft voor mij niet allemaal mooi en netjes. Als er zo gedacht en geleefd werd mag het ook zo opgeschreven worden. Het leest goed door en van meet af aan is duidelijk dat het geen verhaal met plot is of zoiets en dat mis ik dan ook niet. Het eindigt met een tevreden Miller, mijmerend over de Seine, als een sussende coda na een spetterende symfonie.

Vertaling: John Vandenbergh

7aba545053f39a1593156705967444341587343

Dienstreizen van een thuisblijver van Maarten ’t Hart is pas onlangs verschenen maar diende onverwijld aangeschaft te worden. Ik ben toch zo’n beetje Privé-Domeinen aan het verzamelen en dit is een mooie aanvulling.

’t Hart is een hartstochtelijk thuisblijver. Hij schrijft en leest graag, luistert klassieke muziek en tuiniert af en toe, meer heeft hij niet nodig. Vervelende bijkomstigheid van al dat geschrijf is de roem die hem ten deel valt en de daarmee gepaarde uitnodigingen voor lezingen en optredens in binnen- en buitenland. Daarover gaat het grotendeels in dit boek.

Hij berijdt zijn bekende stokpaardjes ook hier. Maassluis, klassieke muziek en het betwisten van de bijbel. Dat levert hilarische stukjes op, zoals over de ark van Noach:

…dat het mij ook enorm verbaasde dat Noach toen niet met de malariamuskiet had  afgerekend…twee gerichte klappen en de mensheid zou ongelofelijk veel leed bespaard zijn gebleven. Alleen al het inladen van vijf miljoen diersoorten duurt, als je per soort een minuut bezig bent en zestien uur per dag laadt en de sabbatdagen vrij houdt, zestien jaar. Aangezien veruit de meeste dieren (veel) korter leven dan zestien jaar, zijn de eerst ingeladene reeds morsdood op het moment dat de laatste aan boord gaan.

Verder gaat het dus over lezingen, gedwongen bezoeken aan beurzen in het buitenland en signeersessies. Met mild vileine pen beschrijft hij een mokkende Mulisch en peuterje Palmen in Götenborg. Hij hoopt samen met Anna Enquist door Götenborg te zwerven op zoek naar sporen van de componist Smetana die er gewoond en gewerkt heeft maar krijgt nul op het rekest. Hij moet het alleen doen. In Duitsland wordt hij achtervolgd door Frau Raabe, zijn Duitse uitgeefster, die hem miljoenen boeken laat verkopen maar waar hij vervolgens geen cent voor terugkrijgt.

Een mooi verhaal is de vergelijking van het land der letteren met de wereld der primaten. Hij verhaalt over het feit dat, na het eclatante succes van Een vlucht regenwulpen, het afgelopen was met de literaire prijzen in Nederland:

Mij deert dat weinig, want boven mijn bed hangt de leus ‘Liever lezers dan prijzen’. Bovendien worden die prijzen altijd ’s avonds laat uitgereikt, vaak bij ellenlang gerekte etentjes (Ook dit ritueel ligt verankerd in onze primatengenen: na krachtmetingen tussen de mannetjesapen die de rangorde opnieuw hebben vastgesteld, volgen altijd vredige vlooi- en eetrituelen).

’t Hart moet er niets van hebben. Als bioloog werkte hij alleen, als schrijver hoopte hij dat ook te doen (Als ik contact wil met een medemens zet ik wel een cantate van Bach op). Het lukt hem uiteraard niet, de ontmoetingen zijn niet van de lucht en het levert een aantal luchtige verhalen op. Hij wordt verward met Maarten Biesheuvel, hij vertelt over zijn beenbreuk, over zijn bemoeienis met de zaak Lucia de B., over het wonderlijke contact met zijn Hongaarse vertaler, over een SM-kelder onder een kerk enzovoort. Het levert een paar lekkere leesuren op.

78e9b4e3c6adcbf592b70775567444341587343

Mijn leven met Mozart van Eric-Emmanuel Schmitt bestaat uit een aantal gefingeerde brieven waarin de schrijver aangeeft hoe Mozart zijn leven heeft beïnvloed. Dat leek mij een wat gekunstelde vorm maar ala, ik ben een hartstochtelijk liefhebber van (klassieke) muziek en ik kan moeilijk iets laten liggen over Mozart, wiens muziek ik torenhoog acht.

 

Die vorm valt mee en de invloed van Mozart op het leven van de schrijver is groot. Als vijftienjarige liep de auteur rond met zelfmoordplannen. De manier was al gekozen en het moment van verlossing was aanstaande. In die gemoedstoestand woonde de puber een repetitie van de opera van Lyon bij, van de opera Le Nozze di Figaro. De aria (vanaf 2:07) die hij toen hoorde veranderde alles voor hem:

 

Mijn kracht kwam terug. En de verwondering. Ja, de schoonheid, alle schoonheid van de wereld stroomde de zaal binnen en werd me aangeboden, daar, vlak voor mijn neus. Toen de sopraan zweeg, viel er een stilte die bijna even ontroerend was als het gezang, een stilte die vast en zeker nog van Mozart was…Weg wanhoop! Weg somberheid! Ik wilde leven. Als er op aarde zulke waardevolle, zulke volmaakte en zulke intense dingen bestonden, trok het leven me aan.

 

Die kan Mozart in zijn zak steken. De schrijver loopt wel eens hoogdravend weg in zijn beschrijvingen van de muziekstukken, zoals over het Et incarnatus est uit de Mis in C:

 

Het is geen stem meer, het zijn vleugels. Het is geen menselijke zucht meer, het is een harmonieuze bries die ons tussen de wolken meeneemt. Het is geen vrouw meer, het zijn alle vrouwen, de moeders, de zusters, de echtgenotes, de minnaressen.

 

Het stoort me niet. Ik lees dit soort boeken in de hoop dat ze me een geheimtip geven en die kwam. Ik heb Le Nozze di Figaro vaak gehoord, dus ook de aria van Barbarina, L’ho perduta. Schmitt schrijft hierover:

 

Hoe kun je zo snel een sfeer, een emotie oproepen? Hoe kun je zoveel in een paar seconden zeggen?…Je begrijpt onmiddellijk dat er iets verloren is gegaan. In een donkere tuin met doolhofachtige bosschages zit een verdwaald meisje met een lantaarn in haar hand, alleen in de duisternis, te snikken en te weeklagen. Wat is haar overkomen? Ze huilt om iets wat ze is kwijtgeraakt…Zolang de aria duurt, onthul je ons niet wat het is. Is het een familielid, een verloofde? Een verwachting, een illusie?

 

Het blijkt een speld…Maar Schmitt wees mij nog eens op de prachtig rondraaiende melodie die een en al droefheid uitstraalt. Kan je nagaan wat Mozart kan als het om iets meer dan een speld gaat.

 

Zo beschrijft Schmitt ook de opera Die Zauberflöte. Het is de laatste opera die hij schreef. Opvallend is dat het een verhaal is met draken, wonderlijke fantasiefiguren en sprookjesachtige decors. Aan het eind van zijn leven lijkt Mozart terug te keren naar zijn jeugd met een opera waarin de kindergeest aanwezig is. Dat is wat anders dan een kinderachtige opera of een opera voor kinderen. Mozart brengt de kindergeest tot uitdrukking in de muziek. Hij doet dat door zuinig met middelen om te gaan. Een kind kan met weinig speelgoed een hele wereld scheppen en Mozart doet dat in Die Zauberflöte ook. Herkenbare melodieën zonder oppervlakkigheid zijn hier het kenmerk en dat kunnen alleen de groten.

 

Schmitt wijst mij ook op het duet van Papageno en Pamina uit deze opera. Het is een liefdesduet, maar geen duet van geliefden. Hun hart gaat naar een ander uit maar Mozart laat hun stemmen toch samen de liefde bezingen. Ik had er nog nooit bij stilgestaan maar het is een prachtig gegeven. Ik denk niet dat dit in andere opera’s voorkomt. Kenners weten dat er nog een heel pak schitterende aria’s in deze opera zitten, gaat het vooral beluisteren.

 

Het boek wordt geleverd met een cd waarop de besproken fragmenten zijn te horen. Het boek had van mij veel langer mogen zijn omdat ik graag hoor waarom iemand een bepaald muziekstuk waardeert. Ik leer er veel van.

 

Vertaling: Eef Gratama

47b7014af5036f1593841745877444341587343

Parrot en Olivier in Amerika van Peter Carey is een boek van zo’n 460 pagina’s en verhaalt over de bonte gebeurtenissen op de reis van een onwaarschijnlijk duo aan het begin van de 19e eeuw. Leer Olivier-Jean-Baptiste de Clarel de Barfleur de Garmont kennen. Een nuffige Franse aristocraat die op reis wordt gestuurd naar Amerika door zijn familie. Zogenaamd om een verslag te maken over het gevangeniswezen aldaar, in werkelijkheid om de guillotine te ontlopen waar al teveel voorvaderen het hoofd in verloren. Leer ook Parrot kennen, ofwel John Larrit. Ooit in Engeland bij een drukker de duvelstoejager en leerling-graficus bij ene Watkins. Als de drukkers en zetters, inclusief zijn vader, opgepakt worden wegens clandestiene activiteiten, vlucht Parrot met een schimmige, eenarmige Fransman en wordt zijn bediende. Hij reist met hem naar Australië en Frankrijk.

Olivier en Parrot ontmoeten elkaar in Parijs. Parrot heeft een relatie met Mathilde, die een vaardig schilderes is. Hij wordt als secretaris en bediende toegewezen aan Olivier op zijn reis naar Amerika. Aan boord van het schip ontmoet Olivier de bankier Peek, die hem alvast een klein beetje voorbereid op het feit dat er in Amerika iets anders tegen de aristocratie wordt aangekeken:

‘Ziet u, het gaat om het feit dat uw bediende naar beneden wordt gestuurd.’…’Dat zullen de Amerikanen niet nemen,’ zei hij…
‘O, ja. Maar de bediende is uw geboren vijand, een Engelsman.’
‘En u, uw lordschap, bent een aristocraat.’…
Wat staat me te wachten? dacht ik en ik vroeg:’Hoe gaat de bezittende klasse met deze toestand om?’…Hij trok zo’n heftige grimas dat zijn bovenlip niet meer was dan een potloodstreep onder zijn hooghartige neus. ‘Ze ondergaat het,’ zei hij. ‘De plutocraat en de eenvoudige arbeider schudden elkaar bijvoorbeeld op straat de hand…

Dat is even anders dan Olivier het gewend is. Een nieuw land vraagt om nieuwe mores en daar gaan de heren op eigen wijze mee om. Parrot ziet uiteindelijk de mogelijkheden die het nieuwe land hem biedt. Olivier wordt er verliefd, denkt te gaan trouwen maar dat gaat niet door. De aristocratie verliest er definitief zijn grandeur en hij merkt dat er voor succes gewerkt dient te worden.

De relatie tussen Olivier en Parrot begint als meester en bediende. Parrot heeft geen hoge pet op van ‘Lord Migraine’, maar gaandeweg ontwikkelt zich iets van affectie tussen de twee, tot uiteindelijk Parrot Olivier moet opvangen als deze hem gehavend komt opzoeken en ze op voet van gelijkheid staan:

Ik waste zijn haar en ontdekte dat het vol zat met gruis en grind en twijgen en het was zo vies dat het pas bij de derde keer ging schuimen…’Dank je wel, baas Larrit’, zei hij. ‘Graag gedaan,’ zei ik, ook al dacht ik dat in dit speciale geval meneer beter op zijn plaats zou zijn geweest. Ik had een dringende en kinderlijke behoefte hem te zeggen: Ik zal voor u zorgen, te zeggen: Dit is mijn huis, dit is mijn geliefde vrouw, dit is mijn succesvolle onderneming. U kunt hier veilig blijven en schrijven wat u maar wilt.

Het verhaal is los gebaseerd op de reizen door Amerika van Alexis de Tocqueville, de auteur van Democracy in America. De belevenissen van de twee kunnen makkelijk als metafoor worden gezien voor de maatschappelijke ontwikkelingen in die tijd. Oude waarden botsen met nieuwe, van loopjongen tot ondernemer, democratie in wording, het zit er allemaal in. Grappig is dat meestergraveur Watkins uiteindelijk opduikt en met Parrot een onderneming opzet in vogel-gravures die wel de ontstaansgeschiedenis lijkt van de beroemde Audubon-serie.

Dan een puntje van kritiek. Ik vind Carey nogal eens lang van stof met allerlei bijzinnetjes die er feitelijk niet toe doen, vandaar de vele openingen in het eerste citaat. Het mag wat korter en bondiger. Hij kan het wel, want de dialoog waarin het misgaat tussen Olivier en zijn verloofde is wel to-the-point:

‘Dus dat vind jij ook. Dat ik een provinciaaltje ben.’
‘Beter een leven te midden van provincialen dan lijden onder centralisten. Liefste, niet pruilen. Hier zal de grote wereldbeschaving zijn. Frankrijk zal nooit bereiken wat Amerika heeft bereikt.’
‘Dat geloof je zelf niet.’
‘Geloven? Ik weet het zeker.’
‘Je houdt dus vol dat ik een provinciaaltje ben en je wilt me niet meenemen naar Frankrijk.’
“Ja,’ zei ik geërgerd.
‘Welterusten dan, meneer,’ riep ze en ze liep weg de duisternis in.

Voilà, dat loopt. Uiteindelijk wordt de soep niet zo heet gegeten als opgediend en is het een vermakelijk verhaal tussen twee verschillende naturen die elkaar zo af en toe toch weten te vinden.

Vertaling: Hien Montijn

9049951333.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_

Ik heb het boek Ademloos van Kim Moelands gelezen uit betrokkenheid. Het gaat over Kim en haar vriend Ron, die beiden de ziekte Cystic Fibrosis of taaislijmziekte hebben. Nu ben ik een aantal jaren als begeleider meegeweest op de kampen van de Stichting FOK (Fibrosekinderen op Kamp) en heb daar van dichtbij meegemaakt wat deze ziekte met een mens doet.

Omdat niet iedereen met deze ziekte bekend is, kan Kim dit het beste zelf toelichten:

Wat CF is? Door een genetisch ‘foutje’ is het slijm bij mensen met CF veel taaier dan gewoonlijk. Daarom wordt de aandoening vaak taaislijmziekte genoemd. Slijm zit bij iedereen in allerlei organen, zoals de longen en de alvleesklier, en heeft een transportfunctie. Zo vervoert slijm bij de alvleesklier enzymen naar de dunne darm en brengt een dun slijmlaagje in de longen vuildeeltjes en bacteriën naar buiten toe. Omdat bij CF het slijm taai is, verloopt dit transport veel moeilijker…Hierdoor zijn de longen van mensen met CF chronisch geïnfecteerd en lopen ook andere organen schade op. Dit kan leiden tot forse complicaties zoals suikerziekte, levercirrose en darmverstoppingen. De infecties in de longen leiden uiteindelijk vaak tot een veel te vroege dood.

Dat is precies waar dit boek over gaat. Kim voelt een griep opkomen en een dag later wordt haar vriend Ron ook ziek. Bij hem is het al snel zo ernstig dat hij opgenomen moet worden. Kim beschrijft op indringende wijze hoe het proces verloopt tot Ron’s dood. Het gaat over zijn paniek, het gaat over kunde en onkunde in het ziekenhuis, het gaat over het verdriet van een gezamelijke toekomst die wegvalt maar het gaat bovenal over de liefde tussen deze twee mensen.

Dat maakt het een schrijnend verhaal. Ron is een grote vent, maar Kim beschrijft niets verhullend zijn bange en angstige momenten. Hij raakt in paniek als ze er even niet is en geeft hem briefjes waarop staat waar ze is, ook als dat het toilet is.

‘Kim, Kim,’ mompelt hij zachtjes. “Waar ben je…nou? Laat me…niet alleen.’ Er klinkt een snik door in zijn stem. Hij begint onrustig met zijn hoofd te draaien. Zweet loopt in straaltjes langs zijn slapen…’O gelukkig…je bent er. Ik…droomde…dat ik op de IC was…en dat je…niet bij me mocht.’

Deze scènes staan er vaak in en geven goed de onrust en wanhoop weer van Ron. Vergeet hierbij niet dat Kim zelf ook lichamelijk allesbehalve fit is en naar een scenario kijkt dat haar wellicht zelf ook te wachten staat.

Na de dood van Ron is er de grote leegte. Praktische zaken moeten geregeld worden en Kim heeft te maken met een schoonfamilie die het te moeilijk hebben met het verlies van hun zoon en overal in tegenwerken. Kim probeert zo goed en kwaad als het kan haar leven op te pakken met de steun van haar familie en vrienden. Dat gaat met vallen en opstaan. Ze krijgt hulp van een medium waardoor ze toch weer met Ron kan communiceren. Daar stond ik wat van te kijken als nuchtere Hollander, maar Kim geeft aan dat ook zij daar aanvankelijk haar bedenkingen bij had. Uiteindelijk kan ze niet om de feiten heen en vraagt hem zelfs om raad bij moeilijke beslissingen

Als ze een hond koopt, weer op vakantie gaat en zelfs afspreekt met iemand, lijkt ze langzaam weer op te krabbelen. Een klaplong zorgt voor moeilijke momenten maar uiteindelijk komt er een sterke vrouw naar voren die het leven omarmt.

Er bestaan heel veel boeken met een autobiografisch karakter waarin levens worden beschreven van mensen die het zwaar te verduren hebben. Die lees ik niet allemaal. Deze wel, omdat ik bij het onderwerp betrokken ben. Een andere reden is dat Kim Moelands een voorvechtster is van het Actieve Donor Registatiesysteem. Daar ben ik ook een voorstander van. Net nadat Ron is overleden, komt de behandelend arts naar Kim toe:

Hugo komt binnen. ‘Gecondoleerd, Kim.’
 ‘Dank je.’
‘Ik wil je iets vragen.’
Ik antwoord al voordat Hugo verder kan gaan. ‘Ja, ik wil heel graag Rons organen doneren.’

Zo’n orgaandonatie is ingrijpend voor de nabestaanden, want de overledene wordt vaak snel weggehaald. Het is echter van cruciaal belang omdat de wachtlijsten zo ontzettend groot zijn. Het is wrang om te zien dat mensen met CF eerst slecht genoeg moeten zijn om op een wachtlijst te komen en dat vervolgens de wachtlijst langer is dan de verwachte levensduur. Daarom ben ik een voorstander van het feit dat iedereen donor is, tenzij men aangeeft dat niet te willen zijn. Bezoek hiervoor de site www.2miljoenhandtekeningen.nl eens.

Kim Moelands heeft het bij Pauw & Witteman  gehad over haar boek en over het registratiesysteem. In de uitzending neemt ze het op tegen een tenenkrommende Hans van Baalen die tegen het ADR-systeem is. Onderstaand kan je het fragment terugzien.

Kim heeft in 2010 een longtransplantatie ondergaan en het gaat goed met haar. Zij heeft net een nieuw boek uit, de thriller Weerloos.

Pauw en Witteman – Kim Moelands

3d2c71414378c7b5938727a5941444341587343

Wolf Hall van Hilary Mantel is een nogal lijvig werk over een bewogen periode in de Engelse geschiedenis. Het is het verhaal van koning Hendrik VIII, getrouwd met Catharina van Aragon. Zij kan hem geen troonopvolger schenken en hij wil van haar scheiden om te trouwen met Anne Boleyn.

 

Dat stuit op bezwaren van de katholieke kerk en Hendrik wil zich daarom van Rome losmaken. Daar heeft hij hulp bij nodig en hij vindt die in de eigenlijke hoofdpersoon van dit boek, Thomas Cromwell. Deze illustere figuur is van eenvoudige komaf maar weet zich op te werken tot één van de machtigste mannen aan de hofhouding van Hendrik.

 

Cromwell treedt in dienst bij kardinaal Wolsey en als deze in ongenade valt weet hij snel de gunst van Hendrik VIII te verkrijgen. Zijn invloed groeit maar hoe groot zijn macht werkelijk is, is ook voor zijn schoonzus niet duidelijk:

 

‘Ze zeggen dat je van plan bent…dat je de bisschoppen wilt breken en de koning hoofd van de Kerk wilt maken en dat je de inkomsten van de Heilige Vader wilt afpakken en aan Henry geven, dan kan Henry de wet voorschrijven zoals het hem belieft en zijn vrouw aan de kant zetten zoals het hem belieft en met lady Anne trouwen, en dan bepaalt hij wat zondig is en wat niet en wie er mogen trouwen. En prinses Mary, moge God haar bijstaan, wordt een bastaard, en het kind dat die vrouw hem schenkt, komt na Henry op de troon.’

 

Dit vat de inhoud van het boek wel zo’n beetje samen. Mantel werkt veel met dialogen en het is niet altijd duidelijk wie er aan het woord is. Meestal gaat het om Cromwell omdat het boek vanuit zijn perspectief wordt geschreven. Wat fascinerend is dat er zo verschillende kanten van hem aan het licht komen. We zien dat hij door zijn vader werd mishandeld, we maken hem mee als ‘family man’ die treurt over de dood van zijn vrouw, die anderen onder zijn hoede neemt en we zien hem als trouwe dienaar van Wolsey en later van Hendrik VIII. Maar met vriendelijkheid alleen red je het niet aan het hof dus heeft hij ook een andere kant. Als Harry Percy rechten denkt te doen gelden op Anne Boleyn, wordt hij door Cromwell hardhandig uit de droom geholpen:

 

‘Jullie hebben nooit onder een huwelijkseed verkeerd’, zegt hij. ‘Welke onzinnige beloften u ook hebt gedaan, ze betekenen niets voor de wet. Welke afspraak u ook meende te hebben, u had hem niet. En er is nog iets, mijnheer. Als u ooit nog met één woord rept over lady Annes vrijheid’ – een wereld van walging in dat ene woord – ‘dan krijgt u met mij, de Howards en de Boleyns te maken, en George Rochford zal niet zacht met u omspringen, mijnheer van Wiltshire zal u door het slijk halen en wat de hertog van Norfolk betreft, als hij ook maar de geringste insinuatie hoort tegen de eer van zijn nichtje, sleurt hij u uit het hol waarin u bent weggekropen en bijt hij uw kloten eraf.’

 

Exit Harry. Cromwell blijft een ongrijpbaar fenomeen en dat zal hij zelf gecultiveerd hebben. Zelfs zijn tegenstander Thomas More zei over hem,

 

Sluit Cromwell ’s morgens op in de diepste kerker, en als je dan ’s avonds terugkomt, zit hij op dikke kussens leeuwerikentongetjes te eten en zijn alle wachters hem geld schuldig.’

 

Voor iedereen met een beetje interesse voor de geschiedenis van Engeland, of voor eenieder die de serie The Tudors nog vers in het geheugen heeft biedt dit boek een prachtige inkijk in het leven aan het hof van Hendrik VIII. Naast Hendrik VIII en Thomas Cromwell geeft Mantel mooie portretten van de humanist Thomas More en Hendriks tweede vrouw Anne Boleyn.

Vertaling: Ine Willems

75cfc6abbdba508593077485967444341587343

Ik kreeg afgelopen weekend het boekje Puur Gelul cadeau, geschreven door diverse auteurs, zoals daar zijn Nico Dijkshoorn, Ronald Giphart, Hugo Borst, Susan Smit, Ernest van der Kwast en anderen. Waarom ik zo’n boekje cadeau krijg laat ik maar precies in het midden.

Puur Gelul is een initiatief van Boozy, Karel Kanits en Jeffrey Huf om een literair festival op te zetten in het Haagse Paard van Troje. Zoals men zelf zegt:

 Begonnen om ut suffe juk, dat over dat schrijversgilde hangt, eens un flinke schop te geven. Niet in gesubsidieerde gelegenheden, musea of bibliotheken, maar gewoon, rock and roll, op culturele podia. Met un titel die staat voor wat je krijgt, un flinke dosis literair geweld, oftewel: PUUR GELUL.

 

Inmiddels is aflevering 11 achter de rug en is net dit boekje verschenen, met een aantal bijdragen van deelnemers van de afgelopen jaren. Die deelnemers komen uit het hele land, maar de toon is onvermijdelijk Haags. In het verhaal Het is fijn in de trein laat Kanitz zich op z’n Haags gaan over een jongen die naast hem komt zitten:

 

Een strontverwend tyfusjong van een jaar of elf annexeert de ruimte als speelterrein onder de goedkeurende en gelaten blikken van twee afgematte ouders. Het opgepompte nageboorte blijkt Martijn te heten. En Martijn wil vermaakt worden. Met mp3-speler en headphones houdt de hyperactieve vetvlek het amper dertig seconden uit. Verveeld laat het galbakkie zich naast me op de bank neerploffen.

 

Voor de goede orde, ik heb netste deel uit het verhaaltje geciteerd om een x-rating te voorkomen. Toch is dat een beetje het probleem met zo’n boekje. De humor vind ik nog wel leuk, maar ik wil het horen, zien en beleven. Haags op papier vind ik gemaakt leuk:

 

‘Boozy hier, Vic…zah jé ut lùik vinde om in Oktobâh op Puâh Gelul te staan?’

 

Dat werkt niet voor mij en ook Wilko Terwijn geeft zoiets aan:

 

Toen ik gevraagd werd om iets voor Puur Gelul te schrijven, brak er een lichte paniek uit in mijn bovenkamer. Ik ben maar een stand-up comedian. Lullen gaat me best goed af, maar om het terug te lezen is een heel ander verhaal.

 

Dat neemt verder niet weg dat er ook genoeg leuks in het boek te lezen is. Ernest van der Kwast in een literair museum in Odessa en vervolgens in een lokale seksshop is een leuk verhaal. Lees verder over Nico Dijkshoorn die in een uilenpak een Harry Potterfeest verstoort, Hugo Borst op een verregende camping, Susan Smit over een premature zaadlozing, Ronald Giphart over de krijgskundige stormram van Keith Richards en een verloren uurtje is weer gevuld. Met dank aan de gulle gever, zeer gewaardeerd.