archiveren

Voetbal

9048837316.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
De biografie van Johan Cruijff van Auke Kok is een dik boek van 639 pagina’s. Het hadden er ook 1000 kunnen zijn want er is veel te vertellen. Elders in mijn blog noemde ik Cruijff een fenomeen en dit boek onderstreept dat ten volle.

Eerst maar even de ophef. De publicatie in 2019 werd overschaduwd door een zinsnede in het boek waarin Kok aangeeft dat Cruijff zich jaarlijks een miljoen zou laten uitbetalen door zijn eigen Johan Cruyff Foundation. Klopt niet, zo riep de Foundation en de rechter bepaalde dat er gerectificeerd moest worden met een inlegvel. Dat gebeurde ook, maar Kok werd later gerehabiliteerd door een onderzoek van Follow the Money; hij had hoogstens wat gedetailleerder moeten zijn.

Jammer dat die ophef de rest van het boek overschaduwde, want dit is een prima biografie. Ik heb Cruijff op tv nog zien voetballen maar ben te jong om alles meegekregen te hebben van zijn prestaties. Ik ken al die fragmenten van hem, de wereldgoal met dat lintje in zijn hand, de zwembadaffaire in West-Duitsland, het afdalen van de tribune naar Leo Beenhakker, de penalty met Jesper Olsen enzovoort, maar al die losse kennis krijgt nu een verband. Ik begrijp nu ook veel beter wat voor een talent Cruijff was.

Dat wordt al duidelijk in zijn jeugd. Cruijff voetbalt zò goed, hij hoeft niet toe te groeien naar het eerste elftal bij Ajax, hij eist zijn plaats simpelweg op met doelpunten. De strenge Rinus Michels is zijn trainer en Michels zal in heel zijn carrière belangrijk voor Cruijff zijn; ze denken hetzelfde over voetbal. Samen maken ze Ajax kampioen.

Cruijff is een prater. Zo jong als hij is, roept en dirigeert hij zijn medespelers onophoudelijk alle kanten op. Met reden, want Cruijff ziet het spel als geen ander. Het spel zonder de bal is voor hem even belangrijk als met de bal. Het werd zijn medespelers wel eens te veel;

Zijn gebabbel nam met het groeien van zijn zelfvertrouwen alleen maar toe. Zijn oudere teamgenoot Henk Groot riep soms: ‘Hou nou je smoel een keer, kleine.’ Maar lang hielp dat nooit. ‘Na een poosje ging hij gewoon weer verder met ouwehoeren,’ herinnerde Groot zich later. ‘Die kleine was een zenuwlijder die zich overal mee bemoeide en altijd zijn mening gaf. Ik moet wel toegeven dat hij bijna altijd gelijk had, maar hij lulde gewoon te veel.’

Privé praat hij een stuk minder overigens. Hij trouwt met Danny en zij bepaalt hoe het er thuis aan toe gaat. Haar vader, Cor Coster, gaat Cruijff op zakelijk vlak bijstaan. Daarin is Cruijff een absolute pionier. Hij sluit sponsordeals, gaat geld voor interviews vragen die niet direct met voetbal te maken hebben en komt op voor zijn salaris en premies. Daar profiteren zijn medespelers vaak ook van. Cruijff schroomt niet om het bestuur van een club onder druk te zetten, bij voorkeur als er een belangrijke wedstrijd voor de deur staat.

Met Ajax wint hij naast nationale titels ook drie maal de Europacup I, maar een op het oog futiele aanvoerderskwestie zorgt ervoor dat Cruijff zijn heil in Barcelona zoekt. Hij komt het land in als semoviente, dat wil zeggen als schaap of koe. Gaat u het vooral zelf lezen. Die club heeft nog geen grote successen gehaald, tot Cruijff komt (Michels is daar inmiddels trainer). Het zal meteen resulteren in een kampioenschap en Cruijff is er mateloos populair. Zakelijk gezien gaat het hem ook daar voor de wind, tot hij Michel Basilevitch tegenkomt. Die wint het vertrouwen van Cruijff en zal namens hem talloze investeringen doen die faliekant verkeerd uitpakken. Cruijff zal er miljoenen mee verliezen.

Inmiddels is er met het Nederlands elftal een WK-finale verloren en gaat het sportief gezien in Barcelona ook niet zo goed meer. Michels is weg en met de nieuwe trainer Weisweiler botert het niet;

Weisweiler herinnert zich nog een dialoog met Cruijff;

Cruijff: ‘Och, u bepaalt de tactiek vooraf en ik bepaal de tactiek op het veld.’
Weisweiler: ‘Dat geloof je toch zeker zelf niet?’

Uiteraard geloofde Cruijff dat wel en hij zou gelijk krijgen, Weisweiler kon gaan. Na vijf jaar houdt Cruijff het ook voor gezien. Een overval op zijn gezin heeft er goed ingehakt. Zijn geld is verdampt en hij kan in de Verenigde Staten een hoop geld verdienen om het aan te vullen. Hij gaat in Los Angeles en in Washington voetballen. Ondanks de slechte voorzieningen voor voetballers vindt hij er zijn draai, hij vind het leuk om weer te pionieren. Hij zet zich ook in voor goede doelen en zal daar later in Nederland vervolg aan geven met zijn Cruyff Courts, de voetbalveldjes, en de Cruyff Foundation.

Na een avontuur bij de Spaanse club Levante komt hij terug naar Nederland en gaat als technisch directeur aan de slag bij Ajax. Niet als trainer, want Cruijff gaat natuurlijk geen trainersopleiding volgen en een diploma krijgt hij vooralsnog niet geschonken. Hij doet volop mee met positiespelletjes en rondo’s;

‘Tijdens het meespelen zie je gemakkelijk fouten,’ zei hij daarover in een interview. ‘Bovendien kan ik alles nog beter voordoen dan de spelers het zelf kunnen, en zie ik alles nog veel beter. Dat dwingt respect af. Het lijkt grootspraak, maar het is gewoon een feit. Ik ben de baas maar tegelijk voel ik me speler.’

Hij zou met Ajax twee maal de KNVB-beker winnen en de Europacup II, waarna hij als trainer bij Barcelona aan de slag gaat. Als hij met die club de Europacup I wint kan hij niet meer stuk daar. Ondertussen krijgt hij wel hartproblemen waardoor hij stopt als fervent roker. Ik kan mij de anti-rookreclame van hem nog goed voor de geest halen. Cruijff moet het rustig aan doen, hoewel hij nog wel bondscoach van Oranje zou willen worden. Zijn oude vriend Rinus Michels boort hem dat door de neus als KNVB-bestuurder. Cruijff houdt het bij het geven van commentaar voor de NOS als analist, tot hij in 2016 aan longkanker overlijdt.

Er is nog oneindig veel meer te vertellen, maar gelukkig hebben we daar de biograaf voor. Kok heeft een uiterst leesbare biografie geschreven die ik in no-time uitlas. Je gaat vanzelf op zoek naar zijn doelpunten, de Cruijff-turn of andere acties die beschreven worden. Je kan hoogstens zeggen dat de beginjaren bij Ajax en Barcelona meer aandacht hebben gekregen dan zijn jaren als trainer en analist, dan zouden die 1000 pagina’s wel gehaald zijn. Het had van mij gemogen.

9493168085.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Met Buiten de lijnen wilde Frank Heinen De bijbel van vergeten voetballers schrijven. Dat deed hij al eens met wielrenners, maar dit is de overtreffende trap. Het levert een boek op van 557 bladzijden met meer dan 170 portretten van voetballers. De oudste uit 1852, de jongste uit 1996. Nu ben ik geen grote voetbalkenner maar ik ken best wat namen uit heden en verleden. Toch zijn de voetballers die ik kende uit dit boek op één hand te tellen. Het is dus geen boek over wat er toch van welke ooit bekende voetballer is geworden, maar het is een boek over mensen die ooit voetbalden, daar een carrière in hadden of hadden kunnen hebben, maar waar het leven toch anders liep.

Heinen had daarvoor een aantal criteria. Er moest weinig over de persoon in het Nederlands gepubliceerd zijn, het moesten nieuwe verhalen zijn. Anderen afwezigen zijn spelers van wie het verhaal te grote overeenkomsten bevat met dat van anderen, iets dat in de beide Wereldoorlogen vaak voorkwam. Andere verhalen die niet beschreven zijn, zijn de ex-voetballers die getroffen zijn door leukemie of spierziekten, iets dat helaas vaak is voorgekomen. Desondanks had dit boek nog een keer zo dik kunnen zijn. Het zijn vaak korte verhalen, maar het is een boek dat ik absoluut niet weg kon leggen, het was licht verslavend.

Een reden daarvoor is de verhalende stijl waarin Heinen schrijft, zoals in het verhaal van Pierre Mony (23-03-1896), die in Boulonge-sur-Mer naar een bar loopt;

Ook allemaal verloren trouwens, die andere vier wedstrijden…Ach, het is allemaal lang geleden…Even voelt hij met zijn hand in zijn andere zak. Zijn vingers gaan over het handvat, de loop, de trekker.

Hij zou zijn vriend Jean Delpierre doodschieten en ermee wegkomen. Heinen schrijft zijn verhalen vlot en soms met een vleugje aangenaam drama, zoals bij de dood van Pepe Soares (30-01-1908);

Enkele dagen na zijn dood begeleidden 30.000 mensen José Manuel ‘Pepe’ Soares naar zijn laatste rustplaats. Mannen huilden, vrouwen krijsten en de straathonden van Belém, de arme wijk in het westen van Lissabon, de buurt waar Pepe geboren en getogen was, hielden een etmaal lang de staart tussen hun benen.

Wat moet je verder van zo’n boek zeggen? Het staat barstensvol met prachtige verhalen. Zoals over de schokkende oorlogsmisdaden van Alexandre Villaplane (12-09-1905). Ooit aanvoerder van het Franse elftal op een wereldkampioenschap maar geëxecuteerd wegens zijn oorlogsmisdaden. Zoals over de ‘geest tussen de doelpalen’, over de jong gestorven Schotse keeper John Thomson (28-01-1909). Over de bedenker van het ‘hakje’, de Rus Edoeard Streltsov (21-07-1937) die volgens de autoriteiten een toontje lager moest zingen en vals van verkrachting werd beschuldigd. Over de Uruguayaanse voetballer Juan Hohberg (19-06-1926), wiens verhaal als volgt begint;

Er was eens een jongen die een doelpunt maakte in een halve finale van een WK en stierf, om tien minuten later het veld in te lopen en nog lang en gelukkig te leven.

Het maakt in ieder geval dat ik verder wil lezen. Dat geldt ook voor het ‘meest gevierde doelpunt aller tijden’ van de Argentijn Aldo Poy (14-09-1945). Op het oog geen bijzonder doelpunt, maar Heinen legt het u uit. Het aangrijpende verhaal van Jean-Pierre Adams (10-03-1948) kende ik ook niet, de voetballer die sinds 1982 in coma ligt na een knie-operatie en die tot op de dag van vandaag door zijn vrouw wordt verzorgd. Er is het verhaal van de Lazio Roma speler Luciano Re Cecconi (01-12-1948) die voor de grap een overval simuleert op een bevriende juwelier maar die dat niet overleeft.

Het is niet alleen maar ellende, hoewel er veel tragiek wordt beschreven. Er is ook veel moois. Je wil lezen over de Argentijn Tomás Felipe Carlovich (20-04-1949) ofwel ‘El Trinche’, waarvan drie van Argentiniës grootste trainers – Bielsa, Pékerman en Menotti – zeggen dat het de beste voetballer was die Argentinië ooit had. Het land van Maradonna en Messi, dat Argentinië.

Hoe dichter we deze tijd naderen, des te meer er is terug te vinden op internet. Je zoekt je suf naar beelden van alles wat beschreven wordt, van achterwaarts genomen penalty’s tot hartmassages tot en met de complottheorieën van David Icke (29-04-1952) en de beschilderde tronie van de Argentijn Dario Dubois (10-03-1971). Ook kwam ik erachter dat het ooit door mij gelezen boek “Q”, over wederdopers in Nederland en Duitsland, van auteur Luther Blissett (01-02-1958) een voetbalstaart heeft. Blisset was de auteur namelijk niet, het was een voetballer uit Jamaica. Wat doet hij dan als auteur op een boek over wederdopers? Het staat keurig uitgelegd. Ik kan nog tijden doorgaan met voorbeelden maar u moet het eigenlijk zelf lezen, of u nu van voetbal houdt of niet; dat maakt hier niets uit.

9f9e3afcf83d10f59764a326e41444341587343
In mijn vorige bespreking over Büch had ik het over een fenomeen. Johan Cruijff is dat ook. Kort na zijn overlijden verscheen zijn autobiografie Johan Cruijff, mijn verhaal, opgetekend door sportjournalist Jaap de Groot. Omdat het boek maar een kleine 280 pagina’s telt, weet je dat het niet het complete verhaal is en dat klopt. De definitieve biografie moet nog geschreven worden. Het is een lange monoloog door Johan Cruijff zelf, waarin hij met zevenmijlslaarzen door zijn leven heen loopt en en passant complimenten uitdeelt en met mensen afrekent. 

Is het daarmee lezenswaardig? Zeer zeker. Cruijff is altijd onnavolgbaar geweest in zijn uitspraken en redeneringen en de verdienste van dit boek is dat de stem van Cruijff helemaal doorklinkt. Je hoort hem vertellen. Verder kom ik zaken te weten waarvan ik niet op de hoogte was, zoals het feit dat Cruijff een prima honkballer is geweest, en dat hij het Wereldkampioenschap van 1978 heeft gemist vanwege de overval op zijn gezin kort daarvoor.

Cruijff is een eigenheimer (zijn eigen woorden) en dat zorgt voor nogal wat conflictsituaties. Met Rinus Michels, Frank Rijkaard, het bestuur van Ajax en Barcelona enzovoort. Michels loopt bijvoorbeeld als een rode draad door zijn leven heen en is belangrijk voor Cruijff geweest, maar is ook degene geweest die hem het bondscoachschap door de neus boorde. Het enige waarvan Cruijff spijt heeft in zijn carrière.

Cruijff was ook iemand van de oude stempel. Moderne technieken zoals doellijntechnologie waren niet aan hem besteed. Cruijff:

Want voor jou is een bal over de lijn, maar voor mij niet. Dus gaan wij na afloop van de wedstrijd naar een bar en beginnen daarover te discussiëren. Het maakt niet uit wat je zegt, maar er gebeurt iets. Er is sfeer. Er wordt gepraat en er wordt een borrel bij gedronken. Stel dat er iemand is die op tv laat zien dat die bal niet uit was, dan is de hele discussie weg. Het leukste van discussiëren over voetbal is dat iedereen kan zeggen wat hij wil. En hij heeft altijd gedeeltelijk gelijk.

Een groot deel van het boek gaat over zijn drijfveren achter de voetbalveldjes die hij financierde en over de Cruyff Foundation. Deze is opgezet met het doel om kinderen, ook met een beperking, te laten sporten. Zijn eigen filosofie is daarbij leidend, naar Amerikaans model, gedacht vanuit de sporter. Boeiend om te lezen. Maar de grote verdienste van dit boek blijft de stem van Cruijff zelf, hij mag eigenheimer zijn zoveel hij wil. Hoor hem spreken;

Er is geen mens die in het voetbal meer van tactiek, techniek en jeugdopleiding weet dan ik. Dus waarom discussieer je met mij? Zinloos. Je kunt het alleen maar fout doen. Dus luister naar mij. Doe er je voordeel mee. Hoe groot kan je ego zijn als je dat niet inziet?…Intussen werd ik niet door iedereen begrepen. Als voetballer, als coach en ook daarna. Maar goed, Rembrandt en Van Gogh werden ook niet begrepen. Dat is wat je leert: je bent net zo lang gestoord tot je een genie bent.

Was getekend, Johan Cruijff.