archiveren

Maandelijks archief: september 2012

Een land van lezers

Er wordt op veel blogs veel over boeken en aanverwante zaken bericht, maar sinds enige tijd doen we dat ook live, gewoon, in het café. Kortom, het wordt weer tijd voor de vierde boekbloggersbijeenkomst (wat een woord).

Dat is een ongedwongen samenzijn, waarin we trachten een boek te bespreken dat we allemaal hebben gelezen. Dat is dit keer The Unlikely Pilgrimage of Harold Fry van Rachel Joyce. Bij Anna is daar een prachtige recensie van te lezen. Het is overigens geen must, het is vrijheid, blijheid.

Wanneer? Op zaterdag 20 oktober om 13.00 uur
Waar? In Utrecht
Hoe gaat dat dan? Meld je aan bij Anna van Gelderen via het contactformulier op haar blog.

Naat mijzelf is Anna dus van de partij, evenals Hella van Heldinne’s Reis, Joke van Boekhappen en Judith van zowel De Boekblogger als van Leeswammes.

Het is erg leuk om de mensen te ontmoeten waarvan je de blogs zo vaak leest. Ook geïnteresseerden zonder blog zijn natuurlijk van harte welkom, we zien wel waarheen het gesprek ons leidt. Heel graag tot 20 oktober!

a730a9c156a3dac593750345477444341587343

Ik weet al niet eens meer hoe ik aan Mijn Getijdenboek van Harry Mulisch ben gekomen, maar het zal zo’n niet te missen kans op Marktplaats zijn geweest. Het stond al een tijd geduldig op zijn beurt te wachten totdat ik toe was aan een snel boek voor tussendoor. Nu dus.

Het is een soort autobiogafie met veel fotowerk, tot aan het jaar 1951. Dan heeft hij nog een heel leven voor zich, maar ik vond het toch het lezen waard. Het is ook niet als twintiger geschreven maar pas in 1975 uitgebracht. Nu mocht ik Mulisch bij leven altijd graag horen praten, met die licht hautaine manier. Die klinkt hier ook al in door en dat levert mooie kost op, zoals een bijschrift bij een foto waar zijn vader op staat:

Eén van de officieren op de afgebeelde theevisite is naderhand generaal onder Hitler geworden. Wie van hen dat is weet ik niet meer, maar ik wed dat het die man daar linksboven is: die bevalt mij in het geheel niet.

Mulisch schetst aan de hand van foto’s en documenten het milieu waar hij vandaan komt. Het gaat over zijn Oostenrijs-Hongaarse vader, die collaboreerde met de Duitsers en de Tweede Wereldoorlog die zo belangrijk voor hem was. Het gaat over zijn jeugdzonden, zoals de diefstal van een boek met tekeningen van Van Meegeren uit de bibliotheek. Hij is gesnapt, niet bij de diefstal, maar omdat hij er zijn mond niet over kon houden. Het rechtbankstuk wordt ook paginagroot afgedrukt. Het zegt wat over Mulisch.

Het gaat over zijn jeugdliefdes, zoals Ada. In typische Mulisch-stijl gaat dat zo:

Ik ontmoette mijn vierde, of misschien moet ik nu zeggen mijn eerste grote liefde: Ada. Zij was vier jaar ouder dan ik en barstte in tranen uit toen zij hoorde, dat ik pas achttien was. Drie jaar zijn wij samen opgetrokken, dat wil zeggen niet eeuwig, zoals ik mij toen had voorgenomen, en sinds lang is zij getrouwd met een pakistaanse prins in Karachi – of men het gelooft of niet. Dat is toch wel het minste, dat ik na mij verwacht.

Wat leuk is aan het boek is dat Mulisch zijn leven en ervaringen koppelt aan de boeken die hij heeft geschreven. Hij geeft aan wat als inspiratie diende en waar je het in zijn werk terug kan vinden. Maar hij had ook een ander doel:

Ik beschouw mijn levensloop als een bron van inzicht, een fons vitae, en zo zou iedereen tegenover zijn verleden moeten staan…men moet zijn verleden verzorgen, zoals men ook zijn lichaam verzorgt…Bovendien wil ik, dat mijn leven buiten zijn oevers treedt en een eigen leven gaat leiden…Ik wil dat mijn leven ieders eigendom wordt, zodat ik zelf stilletjes door de achterdeur kan verdwijnen.

0842653fe371f58593878775877444341587343

Schaaknovelle van Stefan Zweig is een kort maar krachtig boek. Het verhaal is eenvoudig, de verteller vaart mee op een oceaanstomer en is getuige van een schaakwedstrijd tussen een onbehouwen, ongeletterde wereldkampioen schaken en een volslagen onbekende die hem uitdaagt.

De onbekende heeft naar eigen zeggen in twintig jaar geen schaakstuk aangeraakt, maar geeft de wereldkampioen geweldig partij. Hoe dat kan, verklap ik niet maar wordt in dit korte verhaal uitgelegd.

De novelle is een absolute aanrader. In kort bestek worden grote thema’s behandeld zoals de obsessie voor een spel (zelfs “schaakvergiftiging” wordt gebruikt), hebzucht, politieke manipulatie en marteling door het Nazi-regime. Daarin verwordt het schaakspel tot een psychologische verslaving, maar fungeert het ook als redmiddel tegen totale waanzin. Wat een mooie tegenstelling. Een tipje van de sluier over deze obsessie voor het schaakspel:

Maar in werkelijkheid wachtte ik…om mijn spel, mijn waanzinnige spel, te vervolgen met een nieuwe partij en nog een en nog een…ik deed van vroeg tot laat niets anders meer…onophoudelijk ijsbeerde ik, terwijl ik over de partijen nadacht, steeds sneller en sneller en sneller heen en weer, heen en weer, en steeds verhitter, naarmate de beslissing van de partij naderde.

Daar klinkt de waanzin al in door. Als de finale partij zijn einde nadert op het stoomschip, en de uitdager denkt gewonnen te hebben eindigt hij ook niet met het gebruikelijke “schaakmat”, maar zegt hij luid:

“Zie zo! Afgemaakt!”

Meer geef ik niet weg, lees het zelf. Ik kende de titel van dit boek, maar wist eigenlijk niet dat het postuum verschenen was, in 1943, een jaar na zijn tragische dubbele zelfmoord met zijn vrouw. Zij stierven in Brazilië, gevlucht voor de nazi’s, gedesillusioneerd over de toestand in Europa.

Vertaling: Ernst van Altena

9789048802715_1
Zo links en rechts las ik wat positiefs over Wat Is De Wat van Dave Eggers dus ik werd benieuwd. Daarbij vertelde de achterkant van een haast bijbelse tocht van de hoodfpersoon door een door oorlog verscheurd Soedan en ik werd nog veel meer benieuwd.

Ik hoef niet veel uit te weiden over het verhaal. Valentino Achak Deng woont in de Verenigde Staten. Hij is gevlucht uit Soedan en hij doet er zijn verhaal in gedachten aan verschillende personen. Het verhaal is niet mals. Als op een dag de oorlog uitbreekt in zijn dorp moet Valentino vluchen. Hij weet niet of zijn ouders nog leven en hij raakt op drift. In een grote groep gaat hij op weg naar Ethiopië.

Hij komt er, maar ziet verschrikkelijke dingen onderweg. Honger, geweld en dood. Dat leidt tot schrijnende momenten, zoals van de jongen Monynhial, die niet meer kan:

In het dorp vond Monynhial een diep gat…en daar klauterde hij in. We namen afscheid van hem, want we waren eraan gewend dat jongens op allerlei verschillende manieren omkwamen of uit de groep verdwenen…De derde dag besloot hij daar te sterven, omdat het er warm was en er daarbinnen geen geluiden waren. En hij stierf nog diezelfde dag, want hij was eraan toe. Geen van ons heeft Monynhial in zijn hol zien sterven, maar we weten allemaal dat het zo gegaan is. Sterven is voor een jongen in Soedan heel gemakkelijk.

Dat is serieuze kost. De reis van Valentino wordt onderbroken door verhalen uit het heden, waarin hij zijn verhaal in gedachten verder vertelt aan de mensen die hij tegenkomt. Daar hapert het geheel voor mij een beetje. Het leest allemaal lekker door, maar soms blijft het allemaal wat aan de oppervlakte, met name de verhaallijn in het heden. Gedoe in het ziekenhuis, zijn baantje in het fitnesscentrum, zijn relatie met zijn vriendin, ik was blij als ik weer in Afrika zat. Valentino bereikt uiteindelijk een vluchtelingenkamp, waar hij zich zowaar opwerkt tot assistent van een Japanse hulpverlener. De Verenigde Staten bieden hulp en laten vele jongeren naar de V.S. komen. Valentino (die inmiddels Dominic heet) wil ook, maar iedereen vertrekt behalve hij. Je voelt bijna de opluchting als hij eindelijk weg kan:

– Hij staat op het bord! riep Gorial hem toe. – Dominic staat op het bord!…-Hij staat erop, hij staat erop! gilde Luke. – Ik kan toch lezen! We renden door en de tranen stroomden over ons gezicht omdat we lachten en misschien gewoon door het dolle heen waren…- Daar sta jij! Gilde Gorial. Zijn vinger priemde op het bord, zodat ik het niet kon lezen. Ik duwde zijn vingertje opzij en las mijn naam.

En Valentino ging. Hij merkt dat ook daar hard gewerkt moet worden en wordt een soort aanspreekpunt voor de Lost Boys van Soedan die ook zijn uitgeweken. Hij zal teruggaan naar Soedan, ooit.

Valentino Achak Deng bestaat. Hij heeft zijn verhaal verteld aan de auteur en daarom is dit boek er. Al met al een mooi verhaal, al vind ik het jammer dat zo’n verhaal niet wordt geschreven door de hoofdpersoon zelf. Dat geeft zo’n verhaal diepte. Nu blijft het soms wat aan de oppervlakte. Toch moet het gekocht, al was het maar omdat de opbrengsten gaan naar de Valentino Achak Deng Foundation, welke fondsen verstrekt aan Soedanese vluchtelingen in Amerika en aan de wederopbouw in Zuid-Soedan.

Zie ook de website www.valentinoachakdeng.org

Vertaling: Wim Scherpenisse en Gerda Baardman