archiveren

Tweede Wereldoorlog

Wir haben es nicht gewußt is een bekende ironische zin die het Duitse volk nogal eens in de mond wordt gelegd als hen wordt gevraagd naar de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust in het bijzonder. In het boek Heeft u Hitler gezien? stelt de schrijver Walter Kempowski een soortgelijke vraag in het tweede deel van het boek, maar eerst stelt hij de vraag die de titel van dit boek vormt.

Het is een slimme vraag, zegt schrijfster Roxane van Iperen in haar voorwoord, want we zoeken naar antwoord op de vraag wat een heel volk heeft bezield om achter één man aan te lopen. Een man die opdracht gaf tot machinaal moorden en daarmee de ondergrens van de menselijkheid bereikte. Daarom deze vraag;

Niet: waarom steunde u Hitler? Maar: heeft u Hitler gezien? De antwoorden, zonder enige literaire inmenging door Kempowski weergegeven, staccato, met het beroep en het geboortejaar van de respondent als enige context, zijn op zichzelf geen betrouwbare geschiedschrijving. Ze zijn zelfs niet te vertrouwen als herinnering…Toch vormen al die antwoorden sámen een diaserie van onschatbare waarde.

De bevraagde mensen geven vaak meer informatie dan een simpel ‘ja’ of ‘ nee’ en dat levert veel informatie op. In deel twee van dit boek biedt Kempowski geen milde omweg meer aan de Duitsers, en aan de lezer ook niet. Daar vraagt hij; Wist u ervan? Dat geeft een nog veel indringender beeld met soms schrijnende verhalen.

In het eerste deel valt op dat de figuur van Hitler mensen zowel aantrok als afstootte. Een huisvrouw uit 1916 meldt;

Hij had grote, heldere ogen en keek je heel doordringend aan.

Zijn redenaarstalent komt veel ter sprake en maakt vaak grote indruk, zoals een officier uit 1916 zei;

We zouden allemaal meteen ons geweer hebben gegrepen, zozeer stonden we voor hem klaar. Het is me nog altijd een raadsel hoe iemand ons zo kon meeslepen.

Aan de andere kant hadden veel mensen een afkeer van de bombast en het vertoon waarmee Hitler zich omringde. Toch bleek het soms lastig om er weerstand aan te bieden, zoals een professor uit 1907 zei;

Het vreemde aan Hitler..Weet u, ik ben veel intelligente, zelfstandig denkende mensen tegengekomen. Iemand zei een keer tegen me: ‘Ik ben ernaartoe gegaan met het vaste voornemen: mij krijgt hij niet! En toen ik er was…het was een sfeer die me volkomen weerloos maakte.

Toch waren er ook mensen die blijkbaar niet vatbaar waren voor de retoriek van Hitler. Zo vertelde een advocaat uit 1908 dat hij in een menigte als enige weigerde om de Hitlergroet te brengen;

Voor zover ik kon zien, schreeuwde iedereen – echt iedereen – en strekte iedereen zijn arm, terwijl ze met felle, glazige ogen naar de ‘Führer’ keken. Niemand merkte blijkbaar dat ik zwijgend en roerloos tussen hen in stond.

Het doet sterk denken aan de beroemde foto van August Landmesser, die ook weigerde de groet te geven in een menigte mensen.

Het tweede deel van dit boek gaat dus over de vraag of men wist van de concentratiekampen en wat zich daar afspeelde. Opvallend is dat Wir haben es nicht gewußt maar zelden is opgetekend. Zelden, maar het ontbreekt niet, zoals een huisvrouw zegt;

Nee, daar wist ik niets van. Kan me ook helemaal niet voorstellen dat iemand als Hitler, die echt van kinderen hield en zich zo met de jeugd bezighield, dat dat zo geweest zou zijn, kan ik me gewoon niet voorstellen, dat is uitgesloten.

Terwijl daarboven een boer laat optekenen;

Ik snap niet dat de oudere generatie nog altijd zegt dat ze niets van dat alles heeft geweten. Elke burger wist in elk geval tijdens de oorlog heel goed dat als iemand niet naar de pijpen van de partij danste, hij moest verdwijnen, en waarheen, dat wist vast iedereen.

Tussen deze twee meningen zitten talloze anderen. ‘Dachau’ was een vrij normaal woord dat gebruikt werd om mee te dreigen. Veel mensen hebben kampen en gevangenen gezien, maar dachten dat het om misdadigers ging of stelden eenvoudig geen vragen. Want de boer had gelijk, je kon zo maar verdwijnen.

Velen hebben ook transporttreinen gezien of zelfs executies en dan gruwelen ook Duitsers van wat ze zien. Toch lezen we ook vaak dat men wel van de kampen wist, maar niet dat het zo erg was.Wel dat het de bevolking toch werd verweten. Men had het moeten weten, de kampen lagen immers overal. Een docent zegt daarover;

Het is moeilijk op dat verwijt te reageren. Ik woonde in Arnstadt, 40 kilometer van Weimar, maar ik heb niets van Buchenwald geweten. We wisten dat er een kamp Buchenwald bestond, maar wat daar gebeurde…Het was echt zo afgeschermd van de buitenwereld, dat je niets hoorde.

Tenslotte zijn er de verhalen waarvan je nu nog steeds opkijkt, zoals van de leraar die gediend heeft bij de SS:

Het moet in 1943 geweest zijn dat we een feestje hadden waar ook een kwart-Joodse vrouw was. Ik heb haar uitvoerig uitgelegd dat het niet zo mooi was was ze met de Joden deden, dat ze onderdrukt werden enzovoort, maar dat ze toch moest accepteren dat als een heel volk dat wilde, de minderheid in kwestie daaronder moest lijden en het maar moest verduren. Je had gewoon niet in de gaten hoe onmenselijk je was.

Er komt natuurlijk geen eenduidig antwoord op wat een volk bezield heeft en of iedereen de waarheid heeft gesproken, maar het geeft een fascinerend beeld van hoe men toen in de samenleving stond. De schrijver Sebastian Haffner heeft bij deel één nog een nawoord geschreven waarin hij een aantal plausibele redenen geeft van het succes van Hitler en zijn partij. Gaat u het vooral lezen.

Vertaling; Gerrit Bussink en Izaak Hilhorst

Commandant van Auschwitz is het autobiografische verhaal van Rudolf Höss. Hij was 3,5 jaar kampcommandant van het vernietigingskamp Auschwitz in de jaren 1940 tot 1945 en daarmee verantwoordelijk voor de dood van talloze mensen.

Na de oorlog werd Höss opgepakt en tijdens zijn gevangenschap in Krakau maakte hij omvangrijke aantekeningen, waarvan de belangrijkste in dit boek zijn gepubliceerd. De ene helft van de aantekeningen vormen een samenhangend geheel van zo’n 114 pagina’s, de autobiografie, die Höss de titel meegaf ‘Meine Psyche, Werden, Leben und Erleben’. De andere helft worden gevormd door 34 afzonderlijke aantekeningen, die qua omvang nogal verschillen. Voor het grootste deel gaan ze over leidende SS-ers zoals Himmler en Eichmann. Daarnaast zijn er nog wat aantekeningen over bepaalde procedures , zoals de vernietiging van Joden in Auschwitz, de tewerkstelling van gevangenen, de kampindeling enz. Voor dit boek is een selectie van die aantekeningen gemaakt en erin opgenomen.

Ik weet niet goed wat ik van dit boek moet denken, daar kom ik zo op terug. Het is ook niet bekend waarom Höss dit alles op verzoek heeft opgeschreven. Hij is naar eigen zeggen zo volledig mogelijk geweest en veel van wat hij heeft vermeld wordt uit andere bronnen ondersteund. In die zin is het een uniek document. Aan de andere kant laat zijn geheugen hem ook in de steek of schrijft hij soms aperte onwaarheden op. Dat wordt toegelicht in een uitgebreid notenapparaat. Het is soms ontluisterend om te lezen, dat wel.

Höss was door zijn familie voorbestemd om priester te worden maar daar dacht hij zelf anders over. Hij meldde zich aan als oorlogsvrijwilliger en kwam tijden de Eerste Wereldoorlog terecht in Turkije en Palestina. Daarna ging hij met het vrijwilliges-corps naar de Baltische staten om de orde te bewaken. Zijn betrokkenheid bij een moordpartij zorgde ervoor dat hij tot 10 jaar tuchthuis werd veroordeeld.

Na vijf jaar werd hij vrijgelaten, maar hij had dus opsluiting van nabij meegemaakt. Als hij Himmler leert kennen sluit hij zich aan bij de SS, het elitekorps van Hitler. Na een leidende functie in het kamp Dachau werd hij commandant van het concentratiekamp Auschwitz in Polen. Van Himmler kreeg hij de opdracht er een vernietigingskamp van te maken;

Toen hij mij in de zomer van 1941 persoonlijk opdracht gaf, in Auschwitz een plaats van massale vernietigingen voor te bereiden en deze vernietigingen te verrichten kon ik mij niet de geringste voorstelling maken van de omvang en de uitwerking daarvan. Wel was dit bevel iets ongewoons, iets onbekends. Doch door de motivering dacht ik, dat deze vernietiging juist was. Ik dacht er toen niet verder over na – ik had het bevel gekregen en moest het opvolgen.

Dit zou hij tot zijn dood toe aan volhouden. Achteraf gaf hij in verhoren toe dat de massavernietiging verkeerd was, maar hij was niet meer dan een trouwe soldaat. Deze redenering, samen met zijn uitspraken over wat hij in Auschwitz heeft gedaan en gezien, maken de persoon Höss tot een niet te begrijpen fenomeen. Hij ging aan de slag om de vernietiging zo efficiënt mogelijk te organiseren. Hij maakte het tot een organisatorisch probleem. Tegelijk verwonderde hij zich over de rol van de Joden die de Duitsers hielpen bij het uitkleden en naar binnen leiden van de mensen in de gaskamers. Hij noemde de zigeuners die hij ombracht ‘mijn liefste gevangenen’.

Het is surrealistisch om te lezen dat hij het zelf ook allemaal niet makkelijk vond. Niet om de vernietiging organisatorisch voor elkaar te krijgen met weinig middelen, maar ook niet om om te gaan met de gevolgen daarvan;

Ik mocht mij niet eens afwenden, wanneer al te menselijke gevoelens in mij opstegen. Moest koud blijven toekijken als de moeders met hun lachende of schreiende kinderen de gaskamers ingingen.

Hij beschrijft hoe een Joodse man, die hielp bij het ruimen van de lijken, zijn vrouw tussen de doden ontdekte en er ogenschijnlijk geen reactie op gaf, hij beschrijft hoe sommigen door hadden wat hen te wachten stond en hem dat ook toebeten, om vervolgens te eindigen met een larmoyante gevoelsuitstorting;

In het voorjaar van 1942 gingen honderden bloeiende mensen onder de bloeiende vruchtbomen van de boerenhofstede, meestal niets vermoedend, in de gaskamers, in de dood.

Daarom weet ik niet zo goed wat ik van dit boek moet denken, of misschien wel van de mens Rudolf Höss. Natuurlijk is het een document wat uitgegeven dient te worden en de noten verhelderen veel. Het is een soort autobiografie, het is een kijk op en in de geschiedenis, maar het is wel de visie van iemand die twee totaal verschillende kanten in zich heeft. Hij is, in zijn eigen kamp Auschwitz, opgehangen op 16 april 1947.

Vertaling; W. Wielek-Berg

523x840
Ik blijf nog maar even bij Jeroen Brouwers en zijn zelfmoord-essays, want dit boek, Adolf & Eva & de Dood is daar een afgeleide van. Dat zegt Brouwers althans zelf; zijn belangstelling voor Adolf Hitler en zijn vrouw Eva Braun komt voort uit zijn fascinatie voor de suïcidologie en hij wil ooit nog een boek schrijven over het verschijnsel dubbelzelfmoord (zo zei hij in de jaren negentig althans).

Dit boek kan als studie daarvoor dienen en het bevalt mij veel beter dan zijn vorige zelfmoord-boek, De versierde dood. Minder rommelig en uiteindelijk met een opbouw naar het welbekende einde van de dictator en zijn vrouw.

Brouwers begint zijn verhaal in de geboorteplaats van Hitler, in het Oostenrijkse grensstadje Braunau. Daar herinnert niets meer aan Hitler. Zijn geboortehuis staat er nog wel en ironisch genoeg was dat ten tijde van het bezoek van Brouwers een dagverblijf voor zwakbegaafde kinderen. Kinderen waarvoor geen plaats was in Hitler’s ideale samenleving. Brouwers kan het niet laten om vrijuit te speculeren over de betekenis van Braunau voor Hitler;

Zit hem soms daarin de schaamte van Braunau: des Führers voorkeur voor bruin, die hij misschien met de naam van zijn geboortedorp is blijven associëren? ‘Braunau’ zou kunnen worden vertaald als ‘Bruinoord’. Duizenden hebben het bruine Hitleruniform gedragen, de hoofdzetel van de Hitler-Partei te München heette ‘das braune Haus’, er hebben braune Bataillone over de wereld lopen stampen, en er is nog veel meer bruins in het leven en de carrière van Hitler aan te wijzen.

Jawel, zelfs zijn uiteindelijke bruid heette dus Braun, maar niemand heeft dit alles overtuigend aan Braunau kunnen relateren. Hij heeft er maar een paar jaar gewoond overigens.

Een boek van goed 160 pagina’s is natuurlijk geen biografie, het zijn meer bespiegelingen over het leven van Adolf en Eva en met een reuzensprong gaan we naar de auteur van Mein Kampf. Hij geniet enige bekendheid omdat hij heeft vastgezeten na een mislukte staatsgreep en cultiveert zijn naam. Adolf komt natuurlijk van het oostduitse ‘Athalwolf’ en het begrip wolf zal hij zijn leven lang koesteren. Zijn domicilies en hoofdkwartieren droegen namen als Wolfschanze, Werwolf en Wolfsschlucht. Overigens had Hitler bijna Schicklgruber geheten;

Het voorgeslacht van Adolf Hitler is te vergelijken met een pan spaghetti, waarvan de ene sliert met de andere is verstrengeld of verknoopt.

Door die vrij incestueuze toestand heette zijn vader later pas Hitler. Interessant leesvoer in ieder geval en het doet mij uitkijken naar de biografie van Hitler die ik nog in de kast heb staan om te lezen.

Ineens komen we terecht bij de lijffotograaf en vertrouweling van Hitler, Heinrich Hoffmann. Niet voor niets, want hij had een medewerkster waarvan Hitler zeer gecharmeerd raakte, Eva Braun. Door die fotograaf gaat het ineens over het uiterlijk van Hitler. Dat uiterlijk is bekend natuurlijk en ook vaak geregisseerd. Hij moest zo voordelig mogelijk in beeld worden gebracht en daarbij hielp een foto in lederhosen niet echt. Die was verboden door Hitler voor publicatie maar staat afgebeeld in dit boek;

Maar Hitlers mollige blote knieën en…Hitlers marsepeinblanke dijen – het is geen gezicht met dat streuvelgewas onder zijn neus en al helemaal niet met het grimmige ideeëngoed dat door het hakenkruis op zijn bovenarm wordt verzinnebeeld.

Hitler en vrouwen is een verhaal apart. Zijn grote liefde Geli Raubal pleegde zelfmoord. Vaak wordt dat aangegrepen voor het begin of de reden voor zijn meedogenloosheid, maar ook dat blijft speculeren. Hij had meerdere aanbidsters maar bleef Eva Braun trouw. Feit is wel dat alle dames die dicht bij hem kwamen, inclusief Eva, allemaal al dan niet geslaagde zelfmoordpogingen hebben ondernomen (om maar een beetje bij het hoofdonderwerp te blijven).

Toch was er uiteindelijk maar één echte bruid en dat is waar Brouwers naar toe werkt in dit boek. Dat is Duitsland. Of ze worden gelukkig samen, of ze gaan samen ten onder. Dat is niet louter dramatisch verzinsel, Hitler heeft er naar gehandeld. Hij gaf het zogenaamde Nero-bevel, om alle militaire, verkeers-, pers-, industrie- en verzorgingsinstallaties, evenals kapitaalgoederen binnen het rijksgebied waarvan de vijand gebruik zou kunnen maken te vernietigen. Toen Albert Speer bezwaren uitte sprak Hitler;

‘Het is niet nodig rekening te houden met de basisvoorwaarden die het Duitse volk nodig heeft om ook maar op de primitiefste manier verder te leven.’

Een ‘Liebestod’, ogenschijnlijk uitgevoerd samen met Eva Braun, maar uiteindelijk bedoeld voor zijn Duizendjarig Rijk.

9048813107.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
De leeuw van Toscane is het verhaal van de legendarische Italiaanse wielrenner Gino Bartali, opgetekend door Aili & Andres McConnon. Legendarisch, omdat hij zijn wedstrijden reed net voor en na de Tweede Wereldoorlog en een nog steeds ongeëvenaarde prestatie neerzette. Hij is tot nu toe de enige wielrenner die de zwaarste wielerwedstrijd, de Tour de France, met een tussentijd van 10 jaar wist te winnen; in 1938 en opnieuw in 1948. Daar waren redenen voor en er zat een hele lading achter, wat dan weer de aanleiding is voor dit boek.

Het is geen dik boek, ruim 260 pagina’s, en daarmee geen uitputtende biografie van Bartali. Toch begint het verhaal in zijn vroege jeugd waarin al vroeg bleek dat Gino talent had voor de fiets;

Al snel werd duidelijk dat Gino de sterkste van de groep was. Maar pas toen hij zijn kwaliteiten kon gaan bewijzen tegenover echte renners, besefte hij dat hij anders was, bijzonder zelfs….’Hoewel zij perfecte fietsen hadden, wonnen ze niet altijd, ook al leken onze fietsen nog het meest op hotsende paardenkarretjes. Bij een klim tegen mij verloren ze zelfs vaak,’ vertelde Gino.

Tegen de wil van zijn ouders in gingen Gino en zijn broer wielrennen. Hoewel zijn broer dat met de dood moest bekopen ging Gino door en boekte succes. Ondanks, zou je haast zeggen, de trainings- en voedingsadviezen van die tijd. Die stamden nog deels uit midden 19e eeuw;

In 1869 adviseerde een Franse arts zelfs aan wielrenners…om tijdens de race om de twintig à vijfentwintig kilometer af te stappen om wat te eten en te drinken, liefst een biefstuk met wat glazen madeira of zoete witte wijn erbij.

Bartali ontwikkelde een wat onorthodoxe stijl van wielrennen, waarbij hij om de haverklap in de aanval ging om zijn tegenstanders volledig uit te putten. Toch werkte dat voor hem en de overwinningen werden groter en talrijker.

Uiteindelijk won hij de Giro d’Italia en werd er druk op hem uitgeoefend om, ondanks de longontsteking die hij daarbij opliep, ook de Tour De France te gaan rijden. Hij liet zich overhalen maar zou hem niet uitrijden door een val in een rivier. Hij wilde wel, maar moest zich van overheidswege terugtrekken want Italië brengt natuurlijk louter winnaars voort.

Dat laatste kwam uit de koker van Mussolini die inmiddels aan de macht was. Die machthebbers gingen zijn wielerkalender bepalen en ondanks zijn droom om als eerste de Giro en de Tour in één jaar te winnen mocht hij het daaropvolgende jaar in 1938 alleen met de Tour de France meedoen. En er werd verwacht dat hij hem won ook. Winnen deed hij en de manier waarop dit beschreven wordt vind ik één van de grote charmes van dit boek én van het wielrennen uit die tijd.

Uiteraard waren er geen strakke asfaltwegen maar was het afzien in ontzettend lange etappes. Na zijn winst weigerde hij om die winst ten gunste van het fascistische regime aan te wenden en daarom kreeg hij geen groots onthaal in Italië.

De oorlog brak uit. Bartali was inmiddels getrouwd en had een zoon en ging in dienst werken als fietskoerier. Zo kon hij zijn vorm een beetje behouden, maar hij ging tevens als koerier werken voor de Joodse gemeenschap. Weinige dingen waren in de oorlog belangrijker als identiteitsbewijzen en de papieren daarvoor vervoerde Bartali in het frame van zijn fiets. Met gevaar voor eigen leven, want bij ontdekking was executie een reële mogelijkheid.

Na de oorlog pakte hij het wielrennen weer op maar in Italië is het onrustig. De christendemocraten winnen de verkiezingen van de communisten en er wordt een aanslag gepleegd op een communistenleider. Totale chaos dreigt.

Bartali heeft zijn zinnen gezet op de Tour de France uit 1948. Zijn grootste rivaal, uit die tijd, Fausto Coppi, doet niet mee maar hij zal moeten afrekenen met een contingent jonge en sterke Franse wielrenners. Bovendien kreeg hij een belangrijk telefoontje van de Italiaanse premier De Gasperi;

‘Denk je dat je de Tour wint? ‘
‘Nou ja, we moeten nog een week. Maar ik ben voor negentig procent zeker dat ik morgen de etappe win.’…
‘Je hebt gelijk. Jullie moeten nog een week. Maar doe je uiterste best. Dat zou voor iedereen hier heel erg belangrijk zijn.’
‘Hoezo?’
‘Omdat de situatie hier behoorlijk chaotisch is,’ zei De Gasperi.

Alsof het lot van het land op de schouders van de oude Bartali wordt gelegd. Maar hij gaat er vol voor en opent de jacht op zijn Franse concurrent Robic;

Gino’s benen gingen als zuigers op en neer en hij liep op hem in…Jakkerend over de door het naar beneden komende water vernielde weg passeerde Gino hem. Robic was nu zo opgebrand dat hij er niets meer tegen in kon brengen. Integendeel, hij keek Gino aan met een blik die weet dat zijn lot bezegeld is.

U merkt, de schrijfstijl is ook niet vrij van enige dramatiek maar dat past prima bij dit boek. Bartali zou inderdaad de Tour winnen en het voert te ver om te zeggen dat hij daarmee alle spanning in Italië uit de lucht haalde, maar het zorgde voor enige verlichting. De schrijvers van dit boek geven aan talloze interviews voor dit boek te hebben gehouden en uitgebreid bronnenonderzoek te hebben gedaan en staan in voor de uitspraken zoals ze in dit boek staan. Dat moeten we dan maar aannemen want er staat geen literatuurlijst in, maar het zorgt in ieder geval voor een prima leesbaar en heroïsch verhaal over een bijzonder mens.

Lees ook de prima bespreking van Bettina hier.

Vertaling; Pon Ruiter, Jevgenia Lodewijks en Paul Heijman

IMG_8429 (002)
Het tweede deel van Tot het bittere einde van Victor Klemperer behelzen de dagboeken over de periode 1942-1945. Uiteraard gaat het verder waar deel 1 geëindigd is en Klemperer en zijn vrouw Eva wonen nog in het jodenhuis in Dresden.

De beschrijvingen die volgen liggen ook in het verlengde van deel 1 en dat lijkt wellicht saai maar dat is het allerminst. Het is juist de grote kracht van het boek. Het laat zien dat de samenleving er voor joden er met de dag beklemmender en verstikkender op wordt. Klemperer heeft het ‘geluk’ getrouwd te zijn met een arische vrouw én dat hij in de Eerste Wereldoorlog als vrijwilliger heeft gediend. Daardoor is hij ‘geprivilegieerd’, maar uiteindelijk zegt dat niets. Voorschriften wijzigen per dag en de willekeur heerst. Op de eerste dag zit de spanning er al meteen in, als Klemperer wordt opgepakt door de Staatspolitie en mee moet naar het gebouw van de Gestapo, waarover alleen maar slechte verhalen bestaan. De ondervraging barst los;

‘Wie gaat de oorlog winnen? Wij of jullie?’ – ‘Hoe bedoelt u?’ – ‘Nou ja, jullie bidden toch dagelijks om onze nederlaag – tot Jaweh, zo heet dat toch? Het is toch de joodse oorlog? Dat heeft Adolf Hitler gezegd – (pathetisch brullend): En wat Adolf Hitler zegt, dat ís zo…’Je laat je gezicht hier niet meer in de tram zien. Je kunt lopen. En als we je hier nog eens tegenkomen, word je afgevoerd. Je weet wel waarheen. Begrepen?

Het is geen loos dreigement, er worden in hun omgeving veel mensen afgevoerd. Ook hun medebewoonster mevrouw Pick moet zich melden bij de Gestapo. Zij wacht het niet af en pleegt zelfmoord. Klemperer en zijn vrouw moeten weer verhuizen en hij wordt tevens tewerkgesteld. Het is geen zwaar werk, het afwegen en inpakken van thee, maar het is saai en eentonig. Hij ontmoet er de heer Conradi met een vergelijkbare achtergrond. Ook professor, heeft ook gediend in de oorlog en ook een gemengd huwelijk. Als Conradi wordt gearresteerd en omkomt, is het Klemperer duidelijk dat hij nooit veilig zal zijn;

Ieder moment kan het lot mij treffen. En dan in de cel van minuut tot minuut gaan zitten wachten op de beul…misschien wurgt me hier wel niemand (‘hang ik me niet op’), maar sterf ik als ik onderweg ben naar het concentratiekamp (‘bij een vluchtpoging doodgeschoten’) of in Auschwitz zelf aan een ‘zwak hart’.

Aldus de eufemismen die men dagelijks te horen krijgt over de omgekomen kennissen. Ze redden het zo goed en kwaad als ze kunnen. Af en toe is het honger lijden en krijgen ze zelfs een ‘hongerbuik’. Ook de geestelijke honger kan maar moeilijk gestild worden. Klemperer weet wel ‘Mein Kampf’ van Hitler nog te lezen;

Het is even interessant als afgrijselijk en deprimerend – dat boek was er, en toen hebben ze van die man de Führer gemaakt en hem tot nu toe elf jaar laten regeren!

Ik heb het hier nog liggen om te lezen en ben toch benieuwd…Inmiddels is wel de invasie begonnen en die berichten komen maar heel moeilijk door. De staatsomroep heeft het alleen over de schade die de V1-raketten in Londen aanrichten. In Dresden zelf gaat af en toe het luchtalarm af, maar hoewel Berlijn en Leipzig de volle laag krijgen lijkt Dresden stelselmatig genegeerd te worden. Dacht men.

Wij weten beter natuurlijk en dat bombardement is één van de trieste ‘hoogtepunten’ in dit boek. Klemperer en zijn vrouw weten op wonderbaarlijke wijze te overleven, maar vraag niet hoe;

Intussen een zware inslag in de buurt. Ik dook op mijn knieën tegen de muur bij de toegang tot de binnenplaats. Toen ik opkeek, was Eva verdwenen…Ik riep herhaaldelijk om Eva. Geen antwoord. Zware inslagen. Opnieuw barstte de ruit in de tegenoverliggende muur…er sloeg iets hards en gloeiend heets tegen de rechterkant van mijn gezicht. Ik voelde onmiddelijk met mijn hand, die zat onder het bloed, ik betastte mijn oog, het zat er nog.

Uiteindelijk zouden er zo’n 130.000 tot 140.000 doden vallen. Klemperer en zijn vrouw vinden elkaar en slaan door Duitsland aan het zwerven tot aan de bevrijding. Het verhaal sluit mooi af als ze naar hun zelfgebouwde huisje in Dölzschen gaan, net buiten Dresden.

Na het dagboek van Anne Frank natuurlijk zijn deze dagboeken ook een uiterst persoonlijke weergave van het leven net voor en in de Tweede Wereldoorlog in Duitsland. Het is ongekunsteld opgeschreven en maakt de alledaagse terreur heel erg voelbaar, juist door al die beperkingen, ge- en verboden, kleine en grote treiterijen, onheuse behandelingen, afranselingen en mysterieuze verdwijningen. Een absolute aanrader wat mij betreft.

Vertaling: W. Hansen

IMG_8430 (002)
Tot het bittere einde is de titel van de oorlogsdagboeken van de Duits-joodse filoloog en schrijver Victor Klemperer. Dit eerste deel gaat over de jaren 1933-1941 en het beschrijft hoe de wereld in  Duitsland geleidelijk aan veranderde voor met name de joodse bevolking.

Als hij begint te schrijven heeft hij een aanstelling als professor Romanistiek aan de Hogeschool in Dresden. Hij is getrouwd met Eva, een niet-joodse vrouw. Ze zijn bezig om fondsen te vinden om een huisje te laten bouwen net buiten Dresden, maar het is lastig om dat voor elkaar te krijgen; gebrek aan financiën zal als een rode draad door het boek heen lopen.

Hitler is al aan de macht en joden hebben het moeilijk. Klemperer ergert zich aan het gedrag van velen van hen, die de gettovorming blijkbaar accepteren als het nieuwe normaal. Toch is hij verderop in het verhaal ook niet helemaal vrij van dergelijk gedrag; hij moet zich wel degelijk neerleggen bij sommige, grievende, maatregelen.

De gezondheid speelt hen beiden parten. Klemperer heeft regelmatig last van zijn hart en Eva leidt aan ontstekingen in de mond en aan haar ogen. Uiteindelijk weten ze hun huis te realiseren en gaat Klemperer ook autorijlessen volgen en haalt zijn rijbewijs. In zijn werk ondervindt hij steeds meer beperkingen die worden opgelegd. Ze denken wel aan emigreren maar verwerpen het eigenlijk als optie; er is geen werk voor geesteswetenschappers in het buitenland en zijn Engels is te slecht.

Het sluipt er allemaal in. Als jood krijgt hij een leeszaalverbod in de bibliotheek. Vanuit de gemeente volgt de ene na de andere pesterij wat betreft zijn huis, zoals toen er iemand in zijn tuin verscheen;

Toen verscheen om acht uur de gemeentetuinman: controle of de tuin gedaan was. Ik liet hem zien dat alles gesnoeid was; hij trok iets uit de grond: ‘Dit is nog onkruid, en dit, en dit. Dat moet ik melden, ze sturen arbeiders naar u toe, u bent gedwongen ze te laten werken.’…Ik: ‘Wat wilt u eigenlijk van me?’ – ‘De tuin moet voor een paar honderd mark door deskundige tuinlieden worden opgeknapt.’

Er volgt een legitimatiekaart voor joden en er komen huiszoekingen. Een sabel, aandenken uit de Eerste Wereldoorlog, is reden voor arrestatie maar Klemperer komt snel vrij. Grote gebeurtenissen als de Kristallnacht worden wel genoemd, maar de belevenissen dicht bij huis vormen het verhaal.

Het wordt serieuzer als zijn rijbewijs wordt ingenomen en als ze zelfs hun huis uit moeten. Ze worden ondergebracht in een jodenhuis in Dresden. Er komt een verbod voor joden om na acht uur buiten te zijn en Klemperer is gedwongen zijn bibliotheek te ontmantelen; hij kan niet alles meenemen.

Inmiddels is het offensief tegen Polen al in volle gang en is Hitler een aanval begonnen op Nederland en België. Het wordt steeds lastiger om aan voedsel en om aan kleren te komen;

Mevrouw Voß smeedt een plan om mij een pak van Moral te bezorgen. Maar die man was veel smaller dan ik. Kousen van de gesneuvelde Haeselbarth, misschien een pak van de zelfmoordenaar Moral – joodse kleren in het 3e Rijk.

Engeland is inmiddels ook betrokken in de oorlog en ze horen de vliegtuigen op weg naar Berlijn. Ook in Dresden gaat het luchtalarm af maar vooralsnog gebeurt er niets. De beperkingen gaan gewoon door. De telefoon wordt ook verboden voor joden en uiteindelijk volgt de ultieme vernedering, een gele ster ter herkenning. Het is al bekend dat er veel mensen gedeporteerd worden en het is leven bij de dag; iedere dag kan het zover zijn. Klemperer vergeet een keer het raam te verduisteren en dat komt hem op een week gevangenisstraf te staan.

Het sterke van dit boek vind ik dat door zijn manier van beschrijven het heel duidelijk wordt hoe het is om als jood te leven in een maatschappij waarin de vrijheden steeds meer aan banden worden gelegd. We horen wat er op het grote politieke toneel gebeurt, maar Klemperer brengt alles meteen terug tot zijn eigen wereld en de impact die alles op het dagelijks leven heeft. Van hem, maar ook van zijn niet-joodse kennissen. Dat wordt afgewisseld met zaken als rijlessen, huishouden, boodschappen; al die dingen die wij ook kennen, maar die voor hem steeds lastiger worden. Dus hij en zijn vrouw moeten daar mee om zien te gaan, maar hij schetst ook een samenleving die steeds meer verandert en dat wordt misschien een beetje duidelijk in wat hij hoort van een oudere arbeider;

‘Zeg kameraad, ken jij een zekere Hersschmann? – Nee? Dat is ook een jood, een conciërge, net als ik – ik wilde je alleen maar zeggen: maak je niet druk over die ster, we zijn allemaal mensen, en ik ken ook goede joden.’

Deel 2 van zijn dagboeken moet ik nog lezen, over de jaren 1942-1945 en het zal er niet beter op worden. Het lijkt me wel een belangrijk en zeker goed geschreven document.

Vertaling; W. Hansen

9200000079154757
Rauter, Himmlers vuist in Nederland is de omvangrijke biografie die Theo Gerritse heeft geschreven over de man die de taken van SS-leider Heinrich Himmler uitvoerde in Nederland. De eerlijkheid gebied te zeggen dat ik nooit van Rauter had gehoord tot dit boek verscheen en Gerritse onderschrijft dit wel een beetje. Waar Mussert, Seyss-Inquart en Van Tonningen nog bekende namen zijn, is de naam Rauter zo’n beetje gewist uit ons nationale geheugen, geeft hij aan.

Dat wordt met dit dikke boek van ruim 600 pagina’s meer dan rechtgezet. Rauter was namelijk alomtegenwoordig. Zijn naam stond onder de aangeplakte bulletins waarin melding werd gemaakt van voltrokken doodvonnissen. Hij sloeg de Februaristaking van 1941 bloedig neer. Hij hield het toezicht op de ongestoorde deportatie van de Nederlandse joden en de jacht op verzetsmensen. Hij tekende het ‘dennenboompje’ waarmee hij het startsein gaf voor de sluipmoorden (Silbertanne) op vermeende ‘vijanden’ van het Duitse rijk. Een gevreesde, compromisloze man, door en door soldaat, een sober levend mens en tot alles bereid om zijn bevelen op te volgen.

Hij werd geboren in Oostenrijk en vocht in de Eerste Wereldoorlog mee. Daarna verhuisde hij naar Duitsland om daar dienst te nemen. Hij groeide op met het nationaal-socialistisch gedachtegoed en antisemitisme maakte daar een groot deel van uit. De ervaring van een verloren oorlog was bepalend voor de rest van zijn leven. De auteur geeft aan dat met de wapenstilstand of na de gesloten verdragen de oorlog voor Rauter niet ophield. Die ging gewoon door.

Dat doet zich voelen als hij in de Tweede Wereldoorlog in Nederland wordt gestationeerd, als hoogste SS-officier die aan Himmler moet rapporteren. Zoals gezegd volgde hij zijn orders nauwgezet, maar soms ging hij zelfs verder. Hij voldeed aan de quota van Joden die op transport moesten maar zorgde daarnaast ook voor sterilisatieprogramma’s. Joden over wiens lot nog niet was beslist konden kiezen; steriliseren of alsnog op transport. Hij kwam ook met de ‘Gegenterror’ onder de naam ‘Silbertanne’. Als er een aanslag werd gepleegd dan werden er een aantal aangewezen slachtoffers, van wie vermoed werd dat ze tegen de autoriteiten waren, vermoord.

Vreselijke daden, maar Rauter was er vast van overtuigd dat ze geoorloofd waren in een oorlogssituatie. Wat betreft de Jodenvervolging was hij duidelijk;

Ich will gerne mit meiner Seele im Himmel büssen vor dem was ich hier gegen die Juden verbrochen habe.

Hij was niet vies van dergelijke uitspraken en veel hoofdstukken beginnen er ook mee. Het laat wel zien hoe Rauter in zijn werkelijkheid stond;

Es (kommt) nicht so sehr darauf an, dasz der rechte Mann niedergeschossen wird. Auf der Strasze werden auch Unschuldige erschossen (…) Es kommt vielmehr darauf an, dasz im rechten Augenblick Tote fallen.

Rauter zou uiteindelijk ook neergeschoten worden bij een aanslag en heimelijk had hij gehoopt daar als echte Germaanse krijger bij om te komen. Dat gebeurde niet. Hij revalideerde en na de oorlog werd hij in Nederland berecht. Het is verbijsterend om te lezen hoe dat er aan toe ging. De rechtszaak was van Nederlandse kant slecht voorbereid, hoewel de uitkomst al vast stond, de doodstraf. Waar Rauter eerst niet wegliep voor zijn verantwoordelijkheid, soms zelfs zijn daden behoorlijk aandikte, probeerde hij alles voor de rechter te bagatelliseren. Hij loog er af en toe op los en probeerde zichzelf uiteindelijk zelfs als zoenoffer te geven.

Het maakte allemaal niet uit, de doodstraf stond al vast. Hij stond er wel op zonder blinddoek en niet geboeid voor het vuurpeloton te verschijnen. Naar verluid heeft hij zelfs “Vuur!” geroepen, waarna hij daadwerkelijk doodgeschoten werd.

Het is een uiterst boeiend en uitgebreid verhaal wat Gerritse heeft opgetekend. Er was heel veel bekend en gedocumenteerd over Rauter dus dat moet een enorme klus zijn geweest. Het is een dik boek met een groot notenapparaat, maar ik las het in één adem uit. Wat ik erg interessant vond is de duiding van hoe deze man tot zijn daden is gekomen. Het is makkelijk om iemand weg te zetten als verknipte persoon, maar er is veel meer over te zeggen en dat doet Gerritse. Een paar zinsneden daarover;

Hij was een Germaans krijger geweest. Maar Rauter was ook een SS-zendeling, die in de loopgraven aan het Isonzo-front…een specifiek idioom had ontwikkeld…Hij was in Nederland een Einzelgänger die niet rookte en nauwelijks dronk…Hij was een idealist die stond voor zijn zaak, wat de consequenties ook mochten zijn…Als het om Joden ging, kende Rauter geen scrupules en plichtplegingen…’Kämpfer’ en ‘Soldat’ met een ridderlijke inslag, zo zag Rauter zichzelf.

Daar valt dus veel over te vertellen en dat heeft Gerritse knap gedaan. Het is wel handig om een beetje Duits te kennen omdat er heel veel citaten in staan, hoewel er soms een lastig woord vertaald wordt door de auteur en de rest ook voor niet-Duitssprekenden in de regel uit de context of uit de Duitse tekst zelf is op te maken.

3aa3e6e08988d86597952685651437641414141
Het complot tegen Amerika van Philip Roth is geschreven in 2004, handelt over de periode tijdens de Tweede Wereldoorlog en is ineens weer zeer actueel. Het is ook een verrassend boek, want het mengt historische feiten met fictie. Een onvervalst wat als? boek.

In de Verenigde Staten wordt namelijk niet Franklin Delano Roosevelt, maar de pionier-vliegenier Charles A. Lindbergh gekozen tot de 42e president (fictie). Dat is erg, want deze man staat bekend om zijn fascistische en anti-semitische denkbeelden (feit). Daar gaan we dus al, maar geen vrees. Het verhaal wordt vlot verteld en wel door de ogen van de jonge Philip Roth zelf.

Deze groeit op in een joods gezin met broer Sandy en pleegbroer Alvin. Deze laatste is het niet eens met de denkbeelden van president Lindbergh. Die staat voor een neutraal Amerika en bemoeit zich niet met de oorlog in Europa. Hij heeft zelfs op IJsland een verdrag gesloten met Hitler ten behoeve van wederzijdse vreedzame betrekkingen. Ook heeft hij een pracht van een Orde van de IJzeren Adelaar gekregen (Lindbergh kreeg daadwerkelijk een Duitse onderscheiding). Alvin gaat vechten in Europa, verliest een been en komt verbitterd terug.

Het anti-semitisme neemt toe en er komen initiatieven om joodse families te verspreiden over het land. Ook de familie Roth wordt intern verdeeld. Tante Evelyne trouwt een rabbijn die achter Lindbergh staat en wordt verketterd door Philip’s ouders, helemaal als tante en haar rabbijn bij Lindbergh en Von Ribbentrop in het Witte Huis mogen aanschuiven. Vader Roth ziet het in de bioscoop op het journaal;

‘Maar waarom ging je dan kijken,’ vroeg mijn moeder hem, ‘als je wist dat het je zo van streek zou maken?’ ‘Ik ging kijken,’ antwoordde hij, ‘omdat ik mezelf elke dag dezelfde dag dezelfde vraag stel: hoe is het mogelijk dat dit in Amerika gebeurt? Hoe is het mogelijk dat zulke mensen het in ons land voor het zeggen hebben? Als ik het niet met mijn eigen ogen zou zien, zou ik denken dat ik hallucineerde.’

De link met de actualiteit hoef ik niet meer uit te leggen en dat maakt het razend interessant. Er is tegenstand in de vorm van oud-cabaretier Walter Winchell (feit) die om zijn tegenstem wordt vermoord (fictie). De grote hervormingen worden persoonlijk als de moeder van het vriendje van Philip omgebracht wordt door anti-joods geweld. President Lindbergh vliegt het land door en pakt de bevolking in met een simpele boodschap;

‘Ons land is in vrede. Onze mensen zijn aan het werk. Onze kinderen gaan naar school. Ik ben hierheen komen vliegen om jullie daaraan te herinneren. Ik ga nu terug naar Washington om ervoor te zorgen dat het zo blijft.’ Een allesbehalve opzienbarende reeks zinnetjes, maar voor die tienduizenden Kentuckianen…alsof hij hun het einde van alle aardse moeite en verdriet heeft aangekondigd.

Toch verdwijnt Lindbergh van het toneel en zijn tegenstander Roosevelt wordt zijn opvolger. Pearl Harbor wordt aangevallen, waarna de geschiedenis zijn normale loop weer herneemt.

Het is een knap geschreven boek en het feit dat feit en fictie door elkaar heen lopen stoort geen moment. Achter in het boek wordt aan de hand van de hoofdpersonen keurig uitgelegd wat de juiste chronologie is van hun levens én staat de toespraak die Charles Lindbergh heeft gehouden op 11 september 1944 in Des Moines, Iowa. De titel was ‘Wie zijn de oorlogsstokers?’. De bijeenkomst was van het America First Committee. America First? Ik hoef die actualiteit ook niet uit te leggen geloof ik.

Vertaling; Ko Kooman

9026338090.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Ik kocht Catch-22 van Joseph Heller eigenlijk een beetje in een opwelling. Het boek viel op door de helgroene kaft, het is een bekende titel en levendige dialogen op de eerste pagina. De achterkant leerde mij dat dit de oorlogsroman is die alle andere overbodig maakt, dus dan schiet je meteen een eind op.

En dan ga je lezen…en wordt alles weer anders. Jazeker, het is een oorlogsroman. Het gaat over een luchtmachtbasis op het (niet bestaande) eilandje Pianosa voor de Italiaanse kust. Hoofdpersoon is Yossarian, de bommenrichter die er vast van overtuigd is dat de vijand en wellicht vele anderen er op uit zijn om hem te vermoorden. Goed, de term absurd staat op de achterkant, maar dit verwachtte ik ook niet;

‘Ze proberen me te doden,’ zei Yossarian kalm.
‘Niemand probeert jou te doden!’ schreeuwde Clevinger.
‘En waarom schieten ze dan op me?’ vroeg Yossarian.
‘Ze schieten op iederéén,’ antwoordde Clevinger…Clevinger dacht echt dat hij gelijk had, maar Yossarian had de bewijzen, omdat vreemdelingen die hij niet eens kende, telkens als hij de lucht inging om bommen op hen te laten vallen, met kanonnen op hem schoten, en dat was allesbehalve grappig.

Met stijgende verbazing en geamuseerd las ik door en snorde wat achtergrondinformatie op. Satire en absurdisme dus. Prima, daar kan ik ook mee uit de voeten. Yossarian denkt ook dat zijn eigen superieuren op zijn dood uit zijn. Het aantal gevechtsmissies dat hij moet vliegen om op lang verlof te gaan wordt telkens verhoogd. Hij verzint uitvluchten, wendt ziekte voor maar bevindt zich uiteindelijk in een catch-22 situatie. De dokter legt het uit;

‘Natuurlijk is er een catch,’ antwoordde doc Daneeka. ‘Catch-22. Iemand die geen gevechtsmissies meer wil vliegen is zo gek nog niet.’…iemand die…een bezorgdheid over zijn eigen veiligheid aan de dag legde, bewees daarmee dat hij geestelijk normaal was. Orr was gek en kon worden afgekeurd. Hij hoefde er maar om te vragen, maar zodra hij dat deed, zou hij niet gek meer zijn en zou hij meer gevechtsmissies moeten vliegen.

Het is dus een oorlogsroman, maar de vijand is niet aanwezig, hoogstens op de missies die worden gevlogen. Het boek is verdeeld in hoofdstukken die handelen over de personages op de luchtmachtbasis of over de plaatsen die worden bezocht, zoals Rome op verlof. Het zijn er veel, er trekken zo’n 50 personages in totaal voorbij en het boek telt ook goed 500 pagina’s. Boeklog vond het wat té veel, ik had er geen last van en heb mij uitstekend vermaakt. Een sterk karakter is Milo Minderbinder, die groot wordt in de zwarte handel. Hij gaat zover, hoezo absurdisme,  dat hij zelfs zijn eigen basis bombardeert;

Hij had weer een contract afgesloten met de Duitsers, ditmaal om zijn eigen onderdeel te bombarderen…Zijn bemanningen spaarden de landingsbaan en de messrooms, zodat ze netjes konden landen na hun opdracht te hebben uitgevoerd en nog een warm hapje konden eten voordat ze gingen slapen.

Er vallen talloze citaten te geven, over de legerpredikant, over de volledig ingezwachtelde soldaat in het wit (Misschien zit er niemand in), over Nately’s hoer die een grotere rol speelt dan aanvankelijk gedacht, over Majoor Major Major Major (geen tikfout) en ga zo maar door. Lees het vooral zelf.

Het is een absurdistische oorlogsroman maar ook meer dan dat. Er is aandacht voor oorlogstrauma’s en er vallen wel degelijk slachtoffers. Daarmee is het ook een anti-oorlogsroman én een aanklacht tegen het kapitalisme, in de vorm van de ongebreidelde hebzucht en expansiedrift van Milo Minderbinder. Het boek verscheen in dezelfde tijd als Norman Mailers The Naked and the Dead en Kurt Vonneguts Slaughterhouse Five en bevindt zich daarmee in een illuster gezelschap van oorlogsromans.

Achter in het boek staan een aantal documenten opgenomen die de achtergronden van het boek toelichten, onder meer één door de auteur zelf. Zo leer ik dat de titel eerst Catch-18 was, maar omdat de auteur Leon Uris een oorlogsroman uitbracht met de titel Mila-18, moest de titel aangepast worden. Het werd Catch-22 en deze term is inmiddels toegevoegd aan de Engelse woordenschat. Veel meer erkenning is er niet lijkt me.

Vertaling; J.F. Kliphuis

 

c980c62be5b86e2597a7a515941437641414141
Ik had De Engelse patiënt van Michael Ondaatje al een tijd in de kast staan en begon er eigenlijk in een opwelling in te lezen. Een beroemde titel, winnaar van de Booker Prize 1992, verfilmd en een intrigerende setting.

Het is aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. In een kapotgeschoten villa ten noorden van Florence, verzorgt een jonge Canadese verpleegster een ‘Engelse patiënt’, die geen gezicht meer heeft omdat heel zijn lichaam gruwelijk is verbrand. Dan komt Caravaggio erbij, een dief, die in Noord-Afrika bij de geheime dienst jacht heeft gemaakt op een ongrijpbare spion. Even later voegt zich een derde persoon toe, een jonge Indiër Kirpal Singh ofwel Kip. Hij ruimt met grote onverstoorbaarheid allerlei door de Duitsers achtergelaten mijnen op.

Om deze drie personen draait het verhaal en langzaam aan worden de verhoudingen duidelijk. Het is geen chronologisch verhaal. We springen onverdroten naar de vooroorlogse woestijnavonturen van de ‘Engelse patiënt’, naar het Toronto van Caravaggio (jawel, hij blijkt verpleegster Hana te kennen uit Canada) en naar de opleiding van Kip in Engeland.

De villa is het centrale punt waar steeds naar wordt teruggekeerd. Kip en Hana beginnen voorzichtig een relatie, Caravaggio gelooft dat de patiënt verre van Engels is en zo worden er steeds meer details duidelijk.

De stijl van Ondaatje is rijk en neemt je onmiddellijk mee met het verhaal;

In de loverrijke slaapkamer kijkt de verbrande patiënt uit over grote afstand. Net zoals die dode ridder in Ravenna, wiens marmeren lichaam levend, haast fluïde lijkt, zijn hoofd op een stenen kussen heeft liggen zodat het over zijn voeten heen in de verte kan kijken. Verder dan de verlangde regen van Afrika. Naar het leven van hen allen in Caïro. Hun werk en hun dagen. Hana zit bij zijn bed en reist als een schildknaap met hem mee op die tochten.

De auteur mixt op knappe wijze echte gebeurtenissen, onder meer ontleend aan verslagen van The Geographical Society, met verzonnen werk en personages. Knap is ook de gedetailleerde informatie die wordt gegeven als Kip zijn bommen ontmanteld, Ondaatje heeft zich behoorlijk in de materie verdiept. Het mooiste vond ik de beschreven woestijnpassages, dan komt het boek echt tot leven;

Koude nachten in de woestijn. Hij plukte een draad van de horde nachten en stak hem als voedsel in zijn mond. Dit gebeurde tijdens de eerste twee dagen van de expeditie, als hij zich in het vagevuur tussen stad en plateau bevond. Als er zes dagen verstreken waren dacht hij nooit meer aan Caïro of aan de muziek of de straten of de vrouwen; dan reisde hij door een oertijd, had zich aangepast aan de adempatronen van diep water.

Hieruit blijkt dat Ondaatje ook dichter is, mij spreekt het aan. Het is wel een erg fragmentarische roman, ik moest mijn aandacht er wel bij houden, maar daar krijg je dan ook een rijk verhaal voor terug.