Ik heb de Reistaferelen van Heinrich Heine in een ver verleden al eens gelezen, maar had ze zelf niet in mijn bezit. Nu wel, dus dan herlees ik ze. Het was een ander boek dan ik mij herinnerde, maar evengoed erg de moeite waard.
Hoezo anders? Ik dacht dat het meer ging om reisbeschrijvingen, landschappen enzovoort. Dus niet. Het boek is keurig verdeeld in hoofdstukken met titels als “De Harzreis”, “De Noordzee”, “Reis van München naar Genua”, “De stad Lucca” enzovoort. Dat lijkt op een reisverslag zoals Goethe’s Italiaanse Reis, maar dat is het niet. Heine heeft Goethe ontmoet, bewonderde hem ook, maar brak juist met de traditionele reisbeschrijving van Goethe. Het gaat Heine om maatschappijkritiek. Niet eens kritiek op het land waar hij toevallig verblijft, hij kan rustig uitweiden over Duitsland als hij in Italië verblijft. Waar het Goethe meer ging om de klassieke oudheid op zijn reizen, zijn Heine’s reizen bestemd voor het hier-en-nu.
Dat hier-en-nu is al weer een tijd geleden en je kan je afvragen of dat nu nog wat toevoegt of überhaupt interessant is. Eigenlijk maakt het niet uit, het boek is van alle tijden en ik heb er van genoten. Heine neemt de Duitse burgerij op de hak, maar ook de universiteiten, het ambtenarenapparaat, de censuur en vooral het katholicisme;
Als ik zo’n processie zie waarbij onder een imposant militair escorte de geestelijken zo mistroostig en deerniswekkend voortschrijden, doet het me altijd weer pijn en heb ik het gevoel alsof ik onze Heiland zelf, omringd door lansdragers, naar het galgenveld zie afvoeren.
Er wordt gereisd door Heine en soms vertelt hij over de plaatsen waar hij is, maar feitelijk doen ze er niet toe. Er volgen essays over de betekenis van Napoleon (hij heeft hem gezien), over Goethe of Sir Walter Scott. Heine becommentarieert als het ware de tijd waarin hij leeft en dat valt lang niet altijd goed. Zo heeft hij te maken met censuur en ook daar rekent hij mee af op klassieke wijze. Hoofdstuk 12 van Het boek Le Grand bestaat uit vier woorden. De eerste drie zijn: ‘De Duitse censoren’. Daarna volgen de door Heine zelf aangebrachte censuurstreepjes, zes regels lang. De rest van het hoofdstuk bestaat uit dezelfde streepjes, en slechts één woord: ‘domkoppen’. Schitterend.
Veel beschouwingen dus over zijn tijd en soms erg to-the-point over wat hij meemaakt, zoals bij zijn Londense kapper die iets tegen de “Duke of Wellington” had, die Napoleon bij Waterloo had verslagen;
Mijn kapper in Londen was een radicaal, mister White geheten, een arme kleine man in een sjofel zwart pak waarop een witte weerschijn lag…Maar tegen de Duke of Wellington kookte zijn radicale toorn altijd het hevigst, hij spuwde gif en gal zodra hij over deze kwam te spreken, en wanneer hij mij onderwijl inzeepte, gebeurde dat met schuimende woede. Eén keer werd ik flink bang toen zijn mes rakelings langs mijn nek scheerde terwijl hij zo heftig tegen Wellington tekeer ging en daarbij voortduren mompelde: ‘Had ik hemzelf maar onder het mes, ik zou hem de moeite besparen om zichzelf de keel door te snijden…God damn him.”
Geen letterlijke beschrijving dus van zijn reizen, maar wel een boeiende reis door de beschouwingen van een schrijver die het werk van Goethe, en dan met name de Italiaanse Reis, een niveau verder brengt.
Vertaling: Wilfred Oranje