archiveren

Maandelijks archief: maart 2014

Afbeelding
I
k slurp dus ik ben, het zoveelste wijnboek van Ilja Gort. Ik had best nog zin in zo’n diverterend wijnwerkje, maar hier bemerkte ik toch dat de klad er een beetje in begon te komen. Ik las op een aantal bladzijden hetzelfde als in Slurp! 2Het valt wellicht niet op als je ze tijden na elkaar leest, maar ook nu

viel met bijna wetenschappelijk uitgekiende dosering van exact 12 mm hemelwater een lange zachte regenbui op onze druifjes.

Dat staat ook zo in het vorige boek en nog zo wat uitdrukkingen meer zijn gedupliceerd. Er staan wat meer verhalen in dan in het vorige boek, variërend van een beschrijving van de chateau-verwarming tot het verhaal van de transformatie van een druivenplukkers-team tot zangkoor. Het ‘joie de vivre’ druipt er slim van af, je wilt er wijn van gaan drinken. De heer Gort is echt niet gek.

Maar toch, mooie verhalen ook zoals het interview met Ilja’s wijnexpert/oenoloog Michel Rolland. Een man die wereldwijd actief is, maar dus ook voor de wijnen van Gort. Overigens geeft de auteur het grif toe als een andere wijn beter smaakt:

‘Blindproefje doen?’ Die middag hebben we Alains 2009 en onze 2009 naast elkaar gedegusteerd…Maar helaas, ik moet het toegeven, het stond als een paal buiten kijf: de wijn van Alain was mooier, beter en lekkerder. Véél lekkerder. Maar geen honderd keer lekkerder.

Dat laatste refereert aan het prijsverschil tussen beider wijnen. Afijn, zo kan Gort zichzelf nog wat doelen stellen, die ongetwijfeld weer wat boeken zullen opleveren. Ik heb er nog een paar, maar even tijd voor wat anders.

Afbeelding
Het was dit weekend uitstekend weer voor een wijnboek, dus Slurp! 2 van Ilja Gort maar uit de kast getrokken. Een korte bespreking, want het recept is eender aan Slurp!. Pretentieloos gekout over het wel en wee van een wijnboer in Frankrijk, gelardeerd met een overdaad aan foto’s.

Dat klinkt wellicht wat badinerend maar voor buiten op een zonovergoten terras vind ik dit prima. Het plan is om dit jaar Frankrijk nog te gaan bezoeken dus ik schaar dit onbekommerd onder voorpret.

Ook hier weer, bezoeken aan collega-wijnboeren, fijne en foute eet-adresjes en het leven van alledag. De triestigheid van een circus op het platteland, compleet met een losgebroken Isabella de ijskoningin; de zeldzame, unieke witte kameel uit de besneeuwde vlakten van Mantsjoerije.

De seizoenen worden weer keurig doorlopen in het boek en Gort strooit kwistig met zijn vergelijkingen;

– de koffie smaakte alsof de eigenaar er zijn onderbroek in had gewassen
– een kaaswagen ter grootte van een boedelbak
– hij waakt over zijn wijn als een vader over zijn tienerdochter, enz.

Soms wat flauwig, maar het boek is zo gelezen en soms leer ik wat bij. Over handgekneusde druiven, het rollen der vaten en het opofferen van prachtige oogst voor nog prachtiger wijn. Ik ga er nog één lezen…

Afbeelding
Het rode korenveld is een beroemd boek van Nobelprijswinnaar Mo Yan. Het gaat over de strijd van de Chinezen op het platteland van de provincie Shandong tegen de Japanners. Het is de Tweede Chinees-Japanse oorlog die gevoerd werd van 1937-1945. Het platteland betekent eindeloze korenvelden, waar het rode koren de basis is voor de lokale korenwijn.

Vader en grootvader zijn belangrijke hoofdpersonen, maar eigenlijk figureert een hele Chinese familie in het boek en zien we het verhaal uit verschillende perspectieven. Het is het verhaal van de strijd tegen de Japanners, die ongekende wreedheden begaan. Het is ook een strijd van Chinezen tegen Chinezen, die de Japanners in verschillende facties willen bestrijden. Het is ook de strijd binnen een familie, met uithuwelijking, bedrog en eigenzinnige naturen.

Mo Yan vertelt het verhaal zonder opsmuk. Al heel snel wordt oom Arhat levend gevild door de dorpsslager in opdracht van de Japanners. Het wordt tot in detail beschreven. Grootvader krijgt het aan de stok met verschillende lokale bandieten en wordt zelf een gevierd commandant. Vader volgt hem waar hij gaat. Het verhaal wordt niet chronologisch verteld en al snel wordt duidelijk dat velen het niet gaan overleven. Die tijdsprongen maken voor het verhaal niet uit, het is prima te volgen.

Mo Yan schuwt de gruwelijkheden dus niet en die hoef ik ook niet te citeren. Apart vond ik de uitweidingen die de schrijver af en toe gaf, bijvoorbeeld over de verhoudingen in de groep honden die zich tegoed doen aan de vele lijken in de korenvelden. We horen precies welke hond het wanneer voor het zeggen heeft. Een ontvoering van een gevreesde roverhoofdman doet hij dan in twee zinnen af.

Dat terzijde, er staat veel moois tegenover, zoals de prachtige personages. Grootmoeder die het huishouden bestiert, opperrechter Cao met zijn vreemde straffen of de onfortuinlijke Geng met de 18 steken. Laat ik dan als voorbeeld hem, niet eens een hoofdpersoon, er uit lichten;

Met huilende stem zei hij: ‘Verheven leider, de plaatselijke secretaris heeft mijn graanrantsoen achtergehouden. Ik heb drie dagen niet gegeten en ik sterf van de honger. Achttien bajonetsteken van de Jappen hebben me niet gedood en moet ik nu sterven van de honger…?’…De jongeman met de vulpennen in zijn borstzak kwam de volgende ochtend al vroeg naar buiten om sneeuw te ruimen. Toen hij terloops zijn hoofd oprichtte en naar de poort keek, verbleekte hij van angst. Hij zag de oude man van de vorige avond, die zichzelf Geng met de Achttien Steken had genoemd, op de grond liggen. Hij was spiernaakt en hield met zijn handen, als een gekruisigde Jezus, de spijlen van de poort vastgeklemd…De jongeman telde zorgvuldig het aantal littekens op het lichaam van de oude man. Het waren er precies achttien, niet meer, niet minder.

Een boek van de rauwe werkelijkheid en tragiek dat leest als een trein. Ik weet niet of ik benieuwd ben naar de film, eigenlijk.

Vertaling (uit het Engels); Peter Nijmeijer en Hans van de Waarsenburg

Afbeelding
De duivelsverzen van Salman Rushdie is zo’n boek waarvan ik benieuwd ben hoeveel mensen het nu echt hebben gelezen. Ik was nieuwsgierig naar het boek, maar zag er wat tegenop door de magisch-realistische stijl, gecombineerd met mogelijke Islam-technische termen waar ik weinig van af weet. Toen las ik ook wat besprekingen van lieden die niet of moeilijk door het boek kwamen, afijn…het boek heeft even in de kast staan wachten.

Het kan allemaal op een hoop. Ik heb er van genoten. Ik had er geen moeite mee. Ik snap ook dat niet iedere vrome Moslim het een aardig boek vindt. Een doodvonnis aan schrijver en vertalers snap ik nooit.

Het begint ook vreemd. Het vliegtuig van Djibriel Farisjta en Saladin Chamcha wordt door terroristen opgeblazen en de acteurs storten naar beneden. Ze overleven echter wonderwel een val van negen kilometer. Maar…na de val veranderen ze. Saladin transformeert geleidelijk aan in een duivel, compleet met hoorns en stinkende adem en Djibriel krijgt een prachtig aureool, hij waant zich de aartsengel Gabriël.

Het boek kent geen chronologische volgorde, want we gaan mee met de wanen van beide heren. Zo fluistert Djibriel als aartsengel ene Mahoen (lees: Mohammed) de do’s and don’ts in van de Islam. Daar zit hem meteen de kneep. Mahoen is er na een worstelpartij met de Engel van overtuigd dat hij eerst met de Duivel heeft gevochten en dus Duivelsverzen heeft gehoord in plaats van Goddelijke openbaringen. Dat wil hij graag rechtzetten, maar…:

Djibriel, die vanuit zijn hoogste camerastandpunt zweeft-toekijkt, kent één klein detail, zo’n heel klein kleinigheidje dat toch een beetje een probleem is, namelijk dat ik het alle twee die keren zelf was, baba, eerst ik en toen nog eens ik. Uit mijn mond: zowel verklaring als herroeping, verzen en controverzen, perversie en conversie, de hele troep…

Daar zou zo maar eens een Ayatollah over kunnen vallen. Saladin heeft zo zijn eigen besognes. Hij kampt met een afschuwelijk uiterlijk, is gruwelijk door Djibriel in de steek gelaten en zij komen elkaar later uiteraard tegen. Ook wordt er geflashbacked naar de goddelijke Aisja (die ook als vrouw van Mahoen voorkomt en als prostituee in het boek) die een Indiaas dorp meetroont op een voettocht naar Mekka, in de overtuiging dat de zeeën voor hen zullen splijten. Gevolgd door een veelkleurige vlinderzwerm is het een meesterlijk beschreven tocht:

Dat de toeschouwers de vlinders niet zagen, of wat die vervolgens deden, was wèl vreemd. Niettemin zag mirza Saïd duidelijk dat de grote glanzende wolk tot boven de zee vloog; weifelde; bleef hangen; en zich modelleerde tot de gedaante van een kolossus, een stralende reus die volledig was opgetrokken uit fladderende vleugeltjes en die zich uitstrekte van de ene horizon tot de andere, en de hemel vulde.
‘De engel!’ riep Aisja naar de pelgrims. ‘Zien jullie nu wel! Hij is de hele weg al bij ons. Geloven jullie me nu?’

Kortom, geen boek om haarfijn na te vertellen maar ik had geen enkele moeite met het verhaal of om het te volgen. Rushdie geeft een prachtige kijk op de Engelse samenleving, op de Islam en de migrantenproblematiek. Alleen het opnemen van de Profeet in zijn fictie en een man met waanbeelden tot aartsengel bombarderen leidde tot een nooit voorziene ophef in de literaire wereld.

Vertaling: Marijke Emeis