Lady Sings The Blues is het levensverhaal van jazz-zangeres Billie Holiday (1915-1959), geholpen door goede vriend en co-auteur William Dufty. Dit lijkt op een autobiografie en in grote lijnen is het dat ook, maar er zijn een paar kanttekeningen te maken.
Het is geen dik boek, zo’n 230 pagina’s, en er zijn door de auteur best wat zaken weggelaten. Uiteraard vertel je in je autobiografie alleen dat wat je kwijt wil. Het verhaal is grotendeels anecdotisch en er staan best wat onjuistheden in. Niet zoveel als in de autobiografie van Charles Mingus, maar ze zijn er wel en dat wordt toegelicht in het voorwoord. Toch is het de moeite waard om te lezen. In grote lijnen klopt het verhaal en tussen de regels door krijg je mee dat Holiday geen makkelijk leven heeft geleid.
Dat begon al in haar jeugd. Haar ouders waren zelf nog kinderen toen Billie werd geboren. Omdat haar ouders veel werkten groeide ze op bij haar nicht die haar niet moest. Ze deed boodschappen voor de prostituees in het lokale bordeel, waar ze met de muziek van Louis Armstrong en Bessie Smith in aanraking kwam. Zelf kreeg ze te maken met seksueel geweld en werd ze op jonge leeftijd verkracht.
Toen ze in New York bij haar moeder ging wonen werkte ze zelf als prostituee. Daar vertelt ze in het boek vrij nuchter over. Ze prefereerde het boven het schrobben van de stoepjes van de rijke New Yorkers. In New York begint ze ook met zingen en haar stem valt op. Zozeer zelfs dat ze een plaat mag maken met de beroemde klarinettist Benny Goodman. Ze heeft succes in clubs als The Apollo, maar haar leven kent ook een schaduwkant. Al op jonge leeftijd rookte Holiday marihuana en ze raakt verslaafd aan zwaardere middelen als opium en heroïne. Ook was ze een zware drinker.
Ze treedt op met Count Basie en leert saxofonist Lester Young kennen. Ook gaat ze op tournee met bandleider Artie Shaw en dat was nogal een ding in die tijd. Racisme was overal aanwezig en de band van Shaw bestond uit blanke muzikanten. Gedoe verzekerd, zoals bleek toen een hoteleigenaar Billie Holiday zag die daar zou optreden;
Naturally, the first thing he saw was me. And the first thing he said, was, “What’s that nigger doing there! I don’t have niggers to clean up around here.” Artie tried to tell him I was his vocalist, but he wasn’t listening. He wasn’t saying anything but “nigger.”
Dit soort fragmenten komen door het hele verhaal voor en zijn tekenend voor waar ze mee te maken had. Haar verslaving hielp haar ook niet. Ze werd regelmatig opgepakt en heeft ervoor in de gevangenis gezeten. Het wordt allemaal onverbloemd verteld. Die vertelstijl is wel verfrissend en er zit genoeg humor in. Zo vertelt ze over haar ‘werk’;
“If I had to sing ‘Doggie in the Window,’ that would actually be work. But singing songs like “The Man I Love” or “Porgy” is no more work than sitting down and eating roast duck, and I love roast duck.”
Of, over de arbeidsomstandigheden voor muzikanten in New York;
“You can be up to your boobies in white satin, with gardenias in your hair and no sugar cane for miles, but you can still be working on a plantation.”
Toch heeft het ook een bittere ondertoon want Holiday heeft het zwaar gehad. Ze had relaties, maar geen gelukkige. Ze liet zich vaak bedonderen, verdiende geld maar raakte het net zo makkelijk weer kwijt, vaak aan louche figuren die het beste met haar voor leken te hebben. In het boek haalt ze de dood van haar moeder aan op 38-jarige leeftijd, en geeft meteen aan zelf hoogstens de veertig jaar te halen.
Ze is gebonden aan contracten en moet blijven optreden. Ze gaat ook naar Europa en heeft daar veel succes. Wat opvalt is, en dat lees ik ook in andere biografieën van jazzmuzikanten die naar Europa gaan, dat het Europese publiek enthousiaster en met meer respect reageert dan het publiek in de Verenigde Staten.
Het is een verhaal dat veel over haar jeugd vertelt, over het racisme en haar optredens, maar weinig weggeeft over haar kunst zelf. De talloze liedjes die ze vertolkte en over de muzikanten waarmee ze samenwerkte komen te weinig voorbij. Daar moet ik wellicht nog eens een goede biografie voor lezen. Ze stierf dus jong als gevolg van haar drank- en drugsgebruik. Een waarschuwing staat er nog wel in;
But maybe some of the kids who wouldn’t be caught taking advice from a judge will listen to me. I sure hope so. Dope never helped anybody sing better, or play music better, or do anything better. Take it from Lady Day. She took enough of it to know. If anybody ever tries to tell you that, you ask him if they think they know something about dope that Lady Day don’t know.
Achterin het boek staat een handzame discografie voor wie zich in haar muziek wil verdiepen. Dat begint met de elpee die ik zelf in huis heb, Lady In Satin. Opgenomen in 1958, het jaar voor haar dood. Niet de grootse stem die ze ooit had, maar met de strijkers erachter die ze zo lang wilde hebben en met een doorleefdheid die je zelden hoort. Sommigen vinden het luisteren naar iemand die de dood al ziet aankomen en misschien is dat zo, maar het is prachtige muziek en je kunt er niet omheen. Toch is haar vroegere werk ook een must en ik heb er veel van beluisterd. Speciale vermelding verdient haar ‘signature song’ Strange Fruit, haar aanklacht tegen racisme dat ze talloze malen zong. Verdiept u zich eens in die muziek, het loont de moeite.