archiveren

Maandelijks archief: juli 2022

9b46b4abd36c4e65968506f6777444341587343_v5
Lady Sings The Blues is het levensverhaal van jazz-zangeres Billie Holiday (1915-1959), geholpen door goede vriend en co-auteur William Dufty. Dit lijkt op een autobiografie en in grote lijnen is het dat ook, maar er zijn een paar kanttekeningen te maken.

Het is geen dik boek, zo’n 230 pagina’s, en er zijn door de auteur best wat zaken weggelaten. Uiteraard vertel je in je autobiografie alleen dat wat je kwijt wil. Het verhaal is grotendeels anecdotisch en er staan best wat onjuistheden in. Niet zoveel als in de autobiografie van Charles Mingus, maar ze zijn er wel en dat wordt toegelicht in het voorwoord. Toch is het de moeite waard om te lezen. In grote lijnen klopt het verhaal en tussen de regels door krijg je mee dat Holiday geen makkelijk leven heeft geleid.

Dat begon al in haar jeugd. Haar ouders waren zelf nog kinderen toen Billie werd geboren. Omdat haar ouders veel werkten groeide ze op bij haar nicht die haar niet moest. Ze deed boodschappen voor de prostituees in het lokale bordeel, waar ze met de muziek van Louis Armstrong en Bessie Smith in aanraking kwam. Zelf kreeg ze te maken met seksueel geweld en werd ze op jonge leeftijd verkracht.

Toen ze in New York bij haar moeder ging wonen werkte ze zelf als prostituee. Daar vertelt ze in het boek vrij nuchter over. Ze prefereerde het boven het schrobben van de stoepjes van de rijke New Yorkers. In New York begint ze ook met zingen en haar stem valt op. Zozeer zelfs dat ze een plaat mag maken met de beroemde klarinettist Benny Goodman. Ze heeft succes in clubs als The Apollo, maar haar leven kent ook een schaduwkant. Al op jonge leeftijd rookte Holiday marihuana en ze raakt verslaafd aan zwaardere middelen als opium en heroïne. Ook was ze een zware drinker.

Ze treedt op met Count Basie en leert saxofonist Lester Young kennen. Ook gaat ze op tournee met bandleider Artie Shaw en dat was nogal een ding in die tijd. Racisme was overal aanwezig en de band van Shaw bestond uit blanke muzikanten. Gedoe verzekerd, zoals bleek toen een hoteleigenaar Billie Holiday zag die daar zou optreden;

Naturally, the first thing he saw was me. And the first thing he said, was, “What’s that nigger doing there! I don’t have niggers to clean up around here.” Artie tried to tell him I was his vocalist, but he wasn’t listening. He wasn’t saying anything but “nigger.”

Dit soort fragmenten komen door het hele verhaal voor en zijn tekenend voor waar ze mee te maken had. Haar verslaving hielp haar ook niet. Ze werd regelmatig opgepakt en heeft ervoor in de gevangenis gezeten. Het wordt allemaal onverbloemd verteld. Die vertelstijl is wel verfrissend en er zit genoeg humor in. Zo vertelt ze over haar ‘werk’;

“If I had to sing ‘Doggie in the Window,’ that would actually be work. But singing songs like “The Man I Love” or “Porgy” is no more work than sitting down and eating roast duck, and I love roast duck.”

Of, over de arbeidsomstandigheden voor muzikanten in New York;

“You can be up to your boobies in white satin, with gardenias in your hair and no sugar cane for miles, but you can still be working on a plantation.”

Toch heeft het ook een bittere ondertoon want Holiday heeft het zwaar gehad. Ze had relaties, maar geen gelukkige. Ze liet zich vaak bedonderen, verdiende geld maar raakte het net zo makkelijk weer kwijt, vaak aan louche figuren die het beste met haar voor leken te hebben. In het boek haalt ze de dood van haar moeder aan op 38-jarige leeftijd, en geeft meteen aan zelf hoogstens de veertig jaar te halen.

Ze is gebonden aan contracten en moet blijven optreden. Ze gaat ook naar Europa en heeft daar veel succes. Wat opvalt is, en dat lees ik ook in andere biografieën van jazzmuzikanten die naar Europa gaan, dat het Europese publiek enthousiaster en met meer respect reageert dan het publiek in de Verenigde Staten.

Het is een verhaal dat veel over haar jeugd vertelt, over het racisme en haar optredens, maar weinig weggeeft over haar kunst zelf. De talloze liedjes die ze vertolkte en over de muzikanten waarmee ze samenwerkte komen te weinig voorbij. Daar moet ik wellicht nog eens een goede biografie voor lezen. Ze stierf dus jong als gevolg van haar drank- en drugsgebruik. Een waarschuwing staat er nog wel in;

But maybe some of the kids who wouldn’t be caught taking advice from a judge will listen to me. I sure hope so. Dope never helped anybody sing better, or play music better, or do anything better. Take it from Lady Day. She took enough of it to know. If anybody ever tries to tell you that, you ask him if they think they know something about dope that Lady Day don’t know.

Achterin het boek staat een handzame discografie voor wie zich in haar muziek wil verdiepen. Dat begint met de elpee die ik zelf in huis heb, Lady In Satin. Opgenomen in 1958, het jaar voor haar dood. Niet de grootse stem die ze ooit had, maar met de strijkers erachter die ze zo lang wilde hebben en met een doorleefdheid die je zelden hoort. Sommigen vinden het luisteren naar iemand die de dood al ziet aankomen en misschien is dat zo, maar het is prachtige muziek en je kunt er niet omheen. Toch is haar vroegere werk ook een must en ik heb er veel van beluisterd. Speciale vermelding verdient haar ‘signature song’ Strange Fruit, haar aanklacht tegen racisme dat ze talloze malen zong. Verdiept u zich eens in die muziek, het loont de moeite.

0807071250.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Lester Leaps In van Douglas Henry Daniels gaat over The Life And Times Of Lester “Pres” Young. Als u geen jazzkenner bent is dat een hoop informatie die u geen steek verder brengt, maar ik licht het even toe. Lester Young (1909-1959) was een invloedrijke tenorsaxofonist die de bjnaam “Pres” verkreeg als in ‘president van de tenorsaxofonisten’. Lester Leaps in is een compositie van bandleider Count Basie ter ere van hem. Maar misschien moeten we Lester Young introduceren door de tekst op de achterkant van dit boek;

Lester Young was jazz’s first hipster. He performed in sunglasses and coined and popularized phrases like “that’s cool” and “you dig?”. He always wore a suit and his trademark porkpie hat. He influenced everyone from Charlie Parker to Stan Getz to Allen Ginsberg and Miles Davis, creating a lyrical style of playing that forever changed the sound of music.

Daarin klinkt het belang van deze muzikant door en daarom wilde ik dit boek van 387 pagina’s over hem lezen. De auteur is professor in “Black Studies and History” aan de Universiteit van Californië. Hij schrijft niet alleen een biografie maar zet deze ook in de tijd waarin Lester Young leeft. Young komt uit het zuiden van de Verenigde Staten waarin racisme nog volop aanwezig is en waar Young in zijn leven volop tegen ageert.

Maar dan de muziek. De kennis en kunde doet hij op van zijn vader, een rondtrekkende muzikant bij wie hij in de leer gaat. Hij gaat mee op tournee en leert verschillende instrumenten bespelen. De saxofoon wordt zijn favoriete instrument. Uiteindelijk verlaat hij het zuiden en verhuist naar het noorden. Daar gaat hij spelen in de beroemde band van Count Basie. Zijn bijnaam “Pres” heeft hij dan al, hoewel de jazz-zangeres Billie Holiday later claimt dat zij die naam aan hem gaf.

Dit is ook de tijd dat hij zich een kledingstijl gaat aanmeten, een pak en zijn kenmerkende hoed. Hij bedient zich van ‘slang’, een soort eigen jargon en begint met marihuana. Belangrijker is dat hij in zijn spel ook een geheel eigen stijl ontwikkelt. Die verschilt van de andere tenorheld van die tijd, Coleman Hawkins. Het is niet makkelijk dat verschil te duiden. Hawkins heeft ongeveer de tenorsaxofoon als solo-instrument in de jazz uitgevonden en Young heeft dat voortgezet, maar op zijn eigen manier. Tenorsaxofonist Paul Quinichette zei daarover;

“most of these guys…all sounded like Coleman Hawkins, playing out of their bellies…[They] got this heavy, muddy sound…[whereas Young’s sound was] up in the air…light, and airy, and flexible.

Dizzy Gillespie noemde het geluid van Lester Young weer etherisch. U begrijpt, u moet het zelf gaan beluisteren. Dat kan door bijvoorbeeld door zijn opnames te beluisteren uit de Aladdin Studio, die ‘Alladin Recordings’ staan integraal op Youtube en Spotify en worden door de Penguin Jazz Guide als referentieopname genoemd van Young uit de jaren veertig.

Wat niet onvermeld mag blijven is de militaire dienst van Young. Hij kon, zoals veel van zijn collega’s wel, niet onder die diensttijd uitkomen en hij heeft het daar heel moeilijk gehad. Door racisme, maar ook omdat hij gepakt werd met verdovende middelen (alcohol en marihuana) en hij kreeg een jaar celstraf. Hij werd er vernederd en mishandeld en werd oneervol ontslagen uit dienst. Hij schreef er ‘D.B. Blues’ over, waar D.B. staat voor ‘Detention Barracks’.

Eenmaal uit dienst kon hij weer optreden. Hij heeft veel opgetreden met zangeres Billie Holiday en ze werden erg goede vrienden. Dat is ook een tijd minder geweest en dat is het enige dat mist in dit boek. Het is niet duidelijk waarom ze langere tijd niet meer samen hebben opgetreden. Er bestaat wel een onvergetelijk fragment waarin ze weer voor het eerst samen optreden met nog een stel andere grootheden, maar waarin Young met zijn saxofoon-solo direct tot Billie Holiday lijkt te spreken en zij precies lijkt te begrijpen wat hij bedoelt. Zoekt u eens op Youtube naar “Fine and mellow Billie Holiday with Coleman Hawkins Lester Young” en kijkt u even vanaf 2;01 tot 2;38. Het is een van de grote momenten uit de jazz.

Lester Young wordt niet oud, hij heeft door drankgebruik zijn gezondheid ondermijnd. Zijn nalatenschap is wel groot. Ik heb erg veel van zijn muziek beluisterd en ik snap door dit boek beter wat zijn belang was voor de jazzmuziek. Je moet even langs zijn excentrieke gedrag kijken, zijn muziek vertelt het verhaal. Overigens had dat gedrag wel een reden. Zo verklaarde trompettist Harrry Edison in 1994 nog

You have to remember that Lester came from the south. All that strange jive talk and the eccentric behavior, those were mechanisms for survival. No one’s going to beat on you if you’re simple-minded, so act simple-minded. Some white man is always listening to you in case you’re hatching something, so talk in a way no white man can understand. That’s the key to Lester.

9045030136.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
De metamorfose van de wereld van Jürgen Osterhammel draagt de ondertitel Een mondiale geschiedenis van de negentiende eeuw. Het is een dikke pil van ruim 965 pagina’s puur leeswerk, zonder illustraties en in een vrij klein lettertype. U kunt aan de bak.

Een mondiale geschiedenis pretendeert nogal wat en het is een veelomvattend boek en ik vraag mij af hoeveel mensen dit helemaal gaan lezen. Daarbij hink ik een beetje op twee gedachten over de indeling van het boek en de schrijfstijl van de auteur. Om te beginnen de indeling. De negentiende eeuw wordt ingedeeld aan de hand van drie thema’s; Benaderingen, Panorama’s en Thema’s. Hieruit kunt u dus niets opmaken. Het is een bewuste keuze om bijvoorbeeld geen geografische indeling te maken en voor de gekozen indeling is iets te zeggen, maar ik moest af en toe even kijken waar ik ook al weer mee bezig was in het boek. Ik ga de thema’s nog nader toelichten.

Dan de schrijfstijl. Aanvankelijk ging ik snel door het boek heen, waarschijnlijk omdat de gekozen onderwerpen mij aanspraken maar ook omdat het verhaal met redelijk vlotte pen geschreven leek. Daar kwam ik soms een beetje van terug. De auteur grossiert vaak in zinnen als

De negentiende eeuw was een tijdperk van een assymetrische toename van efficiëntie en

Er waren langdurige processen nodig om de ‘geboorte van de moderniteit’ op het niveau van ideeën te vertalen in instellingen en mentaliteiten die in de buurt kwamen van de definities van moderniteit die in de hedendaagse sociale theorie gebruikt worden

Als we dan ook nog de verticale dimensie van de sociale ruimte gaan verkennen begrijpt u, even het koppie erbij houden. Laat ik er dan meteen bij vermelden dat al die termen en zinsneden niet in de lucht blijven hangen en wel degelijk helder verklaard worden, het boek geeft werkelijk een overvloed aan belangwekkende informatie.

Dan de thema’s. Het eerste thema Benaderingen gaat over Geheugen en zelfobservatie. Zichtbaarheid en hoorbaarheid in de kunst bijvoorbeeld, zoals de opera, archieven, bibliotheken en musea. Het gaat over tijd. Wanneer was die negentiende eeuw nu precies? Begint die op 1 januari 1800 en eindigt die op 31 december 1899 of mogen of moeten we hem ruimer nemen of juist korter? Verder gaat het over ruimte. Mentaal gezien bijvoorbeeld. Wat voor de één als Europa wordt gezien lag voor de ander toch wat anders. Geeft u maar aan wat het Midden-Oosten of Verre Ooosten precies is. Nu al lastig, in de negentiende eeuw zeker ook maar het zijn interessante vraagstukken.

Het tweede thema Panorama’s gaat over mobiliteit. Vrijwillig of gedwongen, zoals de emigratie op zoek naar een beter bestaan of slavenhandel en deportaties naar een strafkolonie. Het gaat over de levensstandaard met daarbij gepaard gaande natuurrampen, maar ook over landbouwrevoluties en een globaliserende consumptie. Het gaat over stedenvorming en Frontiers, een begrip waar ik nog nooit zo bij stil had gestaan. De auteur omschrijft dit als;

De opschuivende grens van de ontsluiting van hulpbronnen. Die wordt telkens verlegd naar streken die zelden zo ‘leeg’ zijn als de activisten van de expansie elkaar en anderen aanpraten. Door de ogen van de mensen in wier richting de frontier zich beweegt, lijkt die de voorhoede van een invasie; daarna zal er nog maar weinig zijn zoals het vroeger was.

Duidelijke voorbeelden zijn natuurlijk de ontsluiting van verlaten Amerikaanse gebieden waar de ‘native Americans’ hun gebied aangetast zagen, of de invasie van Australië waar de oorspronkelijke inwoners ook hun leefgebied zagen verdwijnen. Verder gaat het in dit thema nog over Imperiums en natiestaten, Internationale orde, oorlogen, transnationale bewegingen, Revoluties en het begrip De staat. Een voordeel van het loslaten van een geografische indeling van het boek is wel dat de auteur wereldwijd ontwikkelingen en bewegingen tegen elkaar afzet en het daarmee een afwisselend verhaal wordt.

Het derde thema heet, jawel, Thema’s. Achter elkaar worden ontwikkelingen beschreven in Energie en industrie, Arbeid, Netwerken, Hiërarchieën, Kennis, Beschaving en uitsluiting en Religie. Met name het hoofdstuk over netwerken vond ik een eye-opener want het laat zien hoe snel de wereld ‘bereikbaar’ werd door massale bekabeling. Hiërarchieën gaat over de sociale geschiedenis, burgers en quasiburgers. Die laatsten zijn burgers met

Activiteiten, levensstijlen en mentaliteiten, die meer met de handel en niet-canonieke kennis te maken hadden dan met landbouw, het plattelandsleven en de culturele orthodoxie en waarvan de reikwijdte verder ging dan de ‘blik vanuit de kerktoren’

Het wordt u nog uitgebreid toegelicht verder. Beschaving en uitsluiting gaat tenslotte over de emancipatie van slaven en witte suprematie, het weren van vreemdelingen en rassenstrijd en antisemitisme.

Het is een boek met ontzettend veel informatie en het biedt talloze verrassende inzichten. Hoe een treinstation het karakter van een stad kan veranderen bijvoorbeeld, waarbij het station van Amsterdam Centraal als voorbeeld wordt genomen. Daarmee keerde Amsterdam zich van de zee af en veranderde het van een waterstad in een landstad. Een ander inzicht gaat over de aanwezigheid van de armsten onder een bevolking. Eerst waren ze een vanzelfsprekendheid, maar ze werden pas bekend toen het belang van statistiek onderkend werd en er tellingen werden gehouden. Armoede werd gedefinieerd en de armen werden geteld én daarmee zichtbaar. Het zijn maar een paar voorbeelden.

Uiteindelijk is het oordeel natuurlijk positief want het boek biedt een werkelijk fantastisch beeld op een eeuw in al haar facetten. Soms even doorzetten wellicht maar het loont wel degelijk de moeite en voor de liefhebbers is er nog een literatuurlijst van een kleine 100 pagina’s én een uitgebreid notenapparaat.

Vertaling W. Hansen