Ik las het boek Zwerver in Parijs van Henri van Leeuwen in mijn jeugd al eens en het is een boek dat mij nooit meer heeft losgelaten. Toen ik het tegenkwam voor een luttel bedrag moest het direct aangeschaft. Ik was benieuwd of het nog steeds zo’n indruk zou maken.
Ja en nee. Het is het verhaal van een schrijver die in gezelschap naar Parijs vertrekt en daar oog heeft voor de vele clochards die Parijs bevolken. Hij vat het plan op om zelf als clochard in Parijs te gaan leven om hen zo te leren kennen en hun verhalen op te tekenen. Aanvankelijk loopt hij overdag als zichzelf door Parijs en ’s avonds als een verklede zwerver, waar hij liederen zingt langs de terrasjes. ’s Avonds slaapt hij dan nog in zijn hotel. Maar hij wil meer, de straat op, helemaal…
Toch moest dit komen en het zou komen, dat wist ik zeker, want in mijn hart was ik een clochard, die met alles gebroken had. Maar ja, het was een stap om tot de daad te komen. Goedbeschouwd hield niets mij tegen. Parijs herbergde duizenden van die stille, eenzame figuren, vermoeide, vergeten en verloren levens, mensen die leven van wat het lot hun brengt, die schouderophalend hongeren zonder te morren. Ze vormen een wereld op zichzelf, hebben in wezen met alles afgedaan en staan buiten het mechanisme van de geordende samenleving.
Uiteindelijk slaapt hij buiten en in opvanghuizen. Hij struint door de hallen en door de achterbuurten van Parijs. Hij wordt gearresteerd en komt in de ‘coin’, de arrestantenhoek, terecht. Hij ziet de Seinegieren die de ronddrijvende lijken beroven en komt in aanraking met de onderwereld. Maar hij gaat vooral gesprekken aan. Wat dan volgt zijn de levensverhalen van de mensen achter de zwervers. Het is het verhaal van Mira van de Hallen, van Marie La Salope, van de Japanse Taiso, van de oude Bels.
Het zijn schrijnende verhalen van mensen die zijn afgegleden. Zo is er de keurige kassier die zich laat verleiden door een mooie vrouw tot een miljoenenroof. Ze vluchten naar Marokko, waar hij in de gaten krijgt dat hij door haar bedrogen wordt. Zij gaat er met een vriend vandoor en hij heeft niets meer. Hij gaat hen achterna en vindt ze in een hotel;
Daar stond ze, haar ochtendjas los om haar schouders, de haren wat vochtig en verward. Ze schrok hevig. Haar grote ogen staarden mij aan of ze een spookverschijning zagen. Zij opende de mond, maar er zou geen woord meer over haar lippen komen. Het automatische pistool in mijn hand gaf snel achtereen twee vuurflitsen…Dat was het einde…De rest voltrok zich als in een nevel. Gillen, lawaai, mensen, politie, de klik van de boeien die zich om mijn polsen sloten…Ik stierf innerlijk, gelijk met haar.
Het boek staat vol met dergelijke verhalen. Ik denk dat de schrijver het mooier heeft opgeschreven dan het aan hem is verteld, want het is allemaal in bovenstaande stijl opgetekend. Dat verklaart de ja en nee van hierboven. De verhalen maken nog steeds indruk, want ik geloof wel dat er dergelijke verhalen achter al die zwervers schuilgaan. Het is allemaal wel iets te mooi, te hoogromantisch neergezet. Toch heeft het boek, tot op de dag van vandaag, mij met andere ogen doen kijken naar welke zwerver dan ook.