Ik had De Engelse patiënt van Michael Ondaatje al een tijd in de kast staan en begon er eigenlijk in een opwelling in te lezen. Een beroemde titel, winnaar van de Booker Prize 1992, verfilmd en een intrigerende setting.
Het is aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. In een kapotgeschoten villa ten noorden van Florence, verzorgt een jonge Canadese verpleegster een ‘Engelse patiënt’, die geen gezicht meer heeft omdat heel zijn lichaam gruwelijk is verbrand. Dan komt Caravaggio erbij, een dief, die in Noord-Afrika bij de geheime dienst jacht heeft gemaakt op een ongrijpbare spion. Even later voegt zich een derde persoon toe, een jonge Indiër Kirpal Singh ofwel Kip. Hij ruimt met grote onverstoorbaarheid allerlei door de Duitsers achtergelaten mijnen op.
Om deze drie personen draait het verhaal en langzaam aan worden de verhoudingen duidelijk. Het is geen chronologisch verhaal. We springen onverdroten naar de vooroorlogse woestijnavonturen van de ‘Engelse patiënt’, naar het Toronto van Caravaggio (jawel, hij blijkt verpleegster Hana te kennen uit Canada) en naar de opleiding van Kip in Engeland.
De villa is het centrale punt waar steeds naar wordt teruggekeerd. Kip en Hana beginnen voorzichtig een relatie, Caravaggio gelooft dat de patiënt verre van Engels is en zo worden er steeds meer details duidelijk.
De stijl van Ondaatje is rijk en neemt je onmiddellijk mee met het verhaal;
In de loverrijke slaapkamer kijkt de verbrande patiënt uit over grote afstand. Net zoals die dode ridder in Ravenna, wiens marmeren lichaam levend, haast fluïde lijkt, zijn hoofd op een stenen kussen heeft liggen zodat het over zijn voeten heen in de verte kan kijken. Verder dan de verlangde regen van Afrika. Naar het leven van hen allen in Caïro. Hun werk en hun dagen. Hana zit bij zijn bed en reist als een schildknaap met hem mee op die tochten.
De auteur mixt op knappe wijze echte gebeurtenissen, onder meer ontleend aan verslagen van The Geographical Society, met verzonnen werk en personages. Knap is ook de gedetailleerde informatie die wordt gegeven als Kip zijn bommen ontmanteld, Ondaatje heeft zich behoorlijk in de materie verdiept. Het mooiste vond ik de beschreven woestijnpassages, dan komt het boek echt tot leven;
Koude nachten in de woestijn. Hij plukte een draad van de horde nachten en stak hem als voedsel in zijn mond. Dit gebeurde tijdens de eerste twee dagen van de expeditie, als hij zich in het vagevuur tussen stad en plateau bevond. Als er zes dagen verstreken waren dacht hij nooit meer aan Caïro of aan de muziek of de straten of de vrouwen; dan reisde hij door een oertijd, had zich aangepast aan de adempatronen van diep water.
Hieruit blijkt dat Ondaatje ook dichter is, mij spreekt het aan. Het is wel een erg fragmentarische roman, ik moest mijn aandacht er wel bij houden, maar daar krijg je dan ook een rijk verhaal voor terug.