In eerste instantie wist ik niet zo goed wat ik moest denken van dit boek. De Pocketatlas van Afgelegen Eilanden van Judith Schalansky geeft een opsomming van vijftig, vaak zeer afgelegen, eilanden. Dan gaat het niet om reisbeschrijvingen want de ondertitel geeft al aan dat de schrijfster er niet is geweest en er ook niet zal komen.
Wat is het dan wel? Het zijn korte verhaaltjes of kleine essays zo u wilt over eilanden. Over gebeurtenissen die er hebben plaatsgevonden, soms over het landschap. De inspiratie voor dit boek van zo’n 240 pagina’s ontstond in de kaartenzaal van de Berlijnse Staatsbibliotheek. Daar begon een ontdekkingsreis naar al die eilanden waaruit de teksten voortkwamen. De auteur zegt hierover;
De vraag naar het waarheidsgehalte van deze teksten is misleidend. Er bestaat geen eenduidig antwoord op. Ik heb niets verzonnen. Ik heb wel alles gevonden; deze geschiedenissen ontdekt en ze me net zo eigen gemaakt als de zeelui de door hen ontdekte kusten…Deze atlas is dan ook allereerst een poëtisch project. Als je de hele aardbol kunt bereizen, bestaat de echte uitdaging erin om thuis te blijven en de wereld daarvandaan te ontdekken.
Dan volgt er nog een beschouwing over dat het eiland zowel paradijselijk als de hel op aarde kan zijn en dat een over een landkaart reizende vinger ook heel goed als een erotisch gebaar uitgelegd kan worden en toen wist ik nog steeds niet goed wat ik van dit boek moest denken.
Tot ik bij de eilanden zelf kwam. Het boek is verdeeld in eilanden in de Noordelijke IJszee, de Atlantische Oceaan, de Indische Oceaan, de Grote Oceaan en de Zuidelijke Oceaan. Voor iedere beschrijving staat een afstandstabelletje en een tijdlijntje met een paar vermeldenswaardige gebeurtenissen, een kleine wereldbol met de aanduiding waar het eiland zich bevindt en een kaartje van het eiland zelf op helderblauw papier. Dat ziet er alvast verzorgd uit.
De verhaaltjes zijn niet meer dan 2 pagina’s lang. Even bekroop mij het gevoel, zoals bij het eiland Eenzaamheid in de Noordelijke IJszee, dat ik mij door vijftig verhaaltjes heen moest lezen met lofzangen op eenzaamheid en woeste natuur;
…het is er leeg en koud, en in de winter opgesloten in het pakijs: de gemiddelde jaartemperatuur is zestien graden onder nul…Er woont hier niemand.
Dat geloof ik allemaal best maar om dit soort teksten hoef ik zo’n boek niet aan te schaffen. Dat werd gelukkig snel beter. Ik werd ineens gegrepen door verhalen over de grote kindersterfte op Saint Kilda. Waarbij ik lees dat er helemaal geen heilige Kilda bestaat. Waarbij ik opzoek (want dat wordt niet toegelicht) waar die sterfte door wordt veroorzaakt (een endemische tetanus-uitbraak). Ik lees over Darwin die op de Cocos-eilanden rondscharrelt en over de oorlog tussen gele mieren en rode krabben op Christmas Island. Over de schande van de massale verbanning van de inwoners van Diego Garcia of over de schipbreukelingen uit 1760 die 15 jaar het vuur brandend houden op het eilandje Tromelin.
Soms begint een verhaal niet met een eiland maar bijvoorbeeld in de Vogezen. Daar woont een jongen die in zijn droom een taal leert die niemand begrijpt, hoewel hij de taal vloeiend spreekt. Taalprofessoren snappen het niet en uiteindelijk herkent iemand van de grote vaart de taal als Polynesisch. Hij weet nog een vrouw die mee is gekomen vanuit daar en die in een buitenwijk van Parijs woont. De (inmddels) man en die vrouw ontmoetten en verstaan elkaar en verhuizen naar het eiland Rapa Iti in de Grote Oceaan. Een wonderlijk verhaal en hier ook nog eens terug te lezen.
Zo zijn er talloze kleine verhaaltjes. Het eilandje dat vergeefs wachtte op de landing van Amalia Earhart waar ze zou bijtanken op de vlucht waarbij ze verdween. De adelborst Henry Eld die verrast was door de aggressieve pinguïns, de kernproeven op Fangataufa, het moordmysterie op Floreana, een deel van de Galapagos-eilanden. Eén van opvallendste verhalen is die van de kleurenblindheid van de inwoners van het eiland met de mooiste naam, Pingelap. Deze ‘Pingelapezen’ hebben deze aandoening vanwege een hongersnood een aantal eeuwen geleden, waarbij maar zo’n 20 mensen overleefden, waaronder de drager van een recessief gen dat zich door de nauwe bloedverwantschap al snel liet gelden.
Hoewel ik dus eerst niet goed wist wat ik moest met dit boek, kwam dat helemaal goed. Ik heb veel opgezocht aan achtergrondinformatie omdat ik nieuwsgierig was en heb ieder eiland van dichtbij bekeken op Google Earth. Is dit nu een boek met essays, een reisboek of toch poëzie? Voor het gemak rubriceer ik het maar onder reizen omdat ik een atlas daarmee associeer en vanwege het eerste citaat, maar ik laat nog even de auteur aan het woord;
Het wordt tijd dat de cartografie tot de poëtische genres wordt gerekend en de atlas zelf tot de schone letteren, tenslotte maakt hij zijn oorspronkelijke benaming Theatrum orbis terrarium – ‘theater van de wereld’ – meer dan waar.
Vertaling; Goverdien Hauth-Grubben