Trumpet on the Wing is de autobiografie van jazztrompettist Wingy Manone (1900-1982). Hij schreef het blijkbaar samen met Paul Vandervoort II waar verder niets over vermeld wordt en die geen rol speelt in het boek.
Verwacht u geen uitgebreide autobiografie waarin de tijd wordt geduid en waarin u de ins en outs van de jazzmuziek leert kennen. In 239 pagina’s vertelt Manone u hoe hij die tijd beleeft in vrij rudimentaire spreektaal, waar genoeg ‘slang’ tussen zit. Zoals Bing Crosby zegt in zijn voorwoord;
If you are looking for a history of jazz…this is not the tome for you. There are no lists of the greatest performers. No comparison of their respective abilities…And thanks for that. For, instead, Wingy has told the story of jazz as it happened to him.
Joseph Matthews Manone werd in New Orleans geboren, de bakermat van de jazz. Zijn bijnaam Wingy kreeg hij toen hij als jongen tussen twee auto’s terecht kwam en zijn rechterarm verloor. Hij speelde toen al kornet en moest alles opnieuw leren, met één arm, maar dat lukte.
De sfeer van dat oude New Orleans komt prachtig naar voren in dit verhaal. Overal is muziek en dans en Wingy, als kleine blanke jongen, leert het meest van de muziek van de zwarte bevolking.;
We were the only two white people in about a thousand colored folks. They gathered there to hear these fine bands.
Het is zijn leerschool en hij heeft talent. Hij formeert een band maar wil niet blijven hangen in New Orleans en hij gaat per trein naar het Noorden;
So I grabbed me an armful of boxcars and hoboed my way to New York.
Hij maakt een paar plaatopnames maar moet dat vaak overdoen omdat hij geen noten kan lezen. Hij komt erachter dat je in New York bij Plunkett’s Bar moet zijn, een ontmoetingsplaats voor iedereen die ertoe doet in de jazzmuziek. Hij vindt werk bij een band die uit Indianen bestaat maar daar schaamt hij zich een beetje voor. De bandleider en zijn vrouw zijn de enige volbloed indianen, de rest moet met pruik en tomahawk de bühne op om te spelen. Toch verdient het aardig.
Hij reist veel op en neer van en naar Chicago en ontmoet in die tijd ook de beroemde kornettist Bix Beiderbecke. Ook speelt hij samen met Louis Armstrong en King Oliver, beroemde namen in die tijd. Die laatste speelde met een zakdoek over zijn kornet;
He did this because he didn’t want Louis and the rest of us to catch his stuff on the fingering. You see, a cornet player who couldn’t read, them days, played everything by “position.” So if you watched a man play a tricky break you could get it yourself by watching to see which valves he used.
Manone componeert ook en schrijft bijvoorbeeld het nummer Tar Paper Stomp. Jammer genoeg was hij niet zo slim met het vastleggen van zijn rechten, want Fletcher Henderson gebruikte dit nummer voor zijn nummer Hot And Anxious en er gaan nog meer bellen rinkelen als u Glenn Miller’s In The Mood hoort, want die leende ook van Tar Paper Stomp. Zo valt de muziekgeschiedenis weer op zijn plek.
Er staan vooral veel optredens in het boek vermeld en de reizen van en naar die optredens toe. Omdat het allemaal spreektaal is leest het lekker door. Het is leuk dat Manone een artikel uit a Dutch magazine… from De Jazz Wereld aanhaalt als dat blad schrijft over zijn nieuwe swingband. Hij krijgt steeds meer bekendheid en als we hem moeten geloven heeft hij eigenhandig Fifty-second Street tot een jazzsucces gemaakt;
We opened the Hickory House. That did it. I mean started Fifty-second Street on its way to jazz fame. We were such a success there, little places started opening up all along the street. From then on, Fifty-second Street was known as the place to go if you wanted to hear real jazz played. That righteous jive knocked the customers clean across the cosmos, from comet to comet.
Geen last van valse bescheidenheid in ieder geval. Toch heeft hij recht van spreken want hij is populair en neemt meer platen op. Hij schrijft een hit met Isle of Capri en krijgt een manager opgedrongen via een wurgcontract. Hij weet er op een prachtige manier onderuit te komen door een vriend als zogenaamde gangster op te laten treden;
“Pops, I just dropped in to tell you I don’t need no manager, no more,” I told him. “My brother here” (pointing at Joe) “is gonna handle me. He just blew in from Chicago where he’s working with the Capone mob. I guess you better let me have that contract, ‘cause he’s got something in his pocket, and it’s going to make a noise if I don’t get it.”
Er staat veel meer in het boek zoals een stapavond met Louis Armstrong, een muziekwedstrijd met Count Basie, zijn optredens bij Bing Crosby en u wil ook lezen hoe hij doorspeelt als iemand door schietende gangsters in een club achterna wordt gezeten, hoe zijn bassist in een kooi met flamingo’s belandt, hoe hij zijn bezittingen uit een hotel smokkelt in een kinderwagen en waarom hij met trombonist Jack Teagarden een elpee van Louis Armstrong begraaft in de woestijn.
Het is dus een vermakelijk boek met maar één storende fout. Er staan niet veel foto’s in, maar na pagina 192 staan dezelfde foto’s als na pagina 128. Ik zal de uitgeverij er maar niet meer op wijzen, want ik was zo gelukkig de eerste druk uit 1948 te bemachtigen uit de collectie van Joe Muranyi (1928-2012), de klarinettist uit de All-Star Band van Louis Armstrong.