archiveren

Maandelijks archief: december 2023

Trumpet on the Wing is de autobiografie van jazztrompettist Wingy Manone (1900-1982). Hij schreef het blijkbaar samen met Paul Vandervoort II waar verder niets over vermeld wordt en die geen rol speelt in het boek.

Verwacht u geen uitgebreide autobiografie waarin de tijd wordt geduid en waarin u de ins en outs van de jazzmuziek leert kennen. In 239 pagina’s vertelt Manone u hoe hij die tijd beleeft in vrij rudimentaire spreektaal, waar genoeg ‘slang’ tussen zit. Zoals Bing Crosby zegt in zijn voorwoord;

If you are looking for a history of jazz…this is not the tome for you. There are no lists of the greatest performers. No comparison of their respective abilities…And thanks for that. For, instead, Wingy has told the story of jazz as it happened to him.

Joseph Matthews Manone werd in New Orleans geboren, de bakermat van de jazz. Zijn bijnaam Wingy kreeg hij toen hij als jongen tussen twee auto’s terecht kwam en zijn rechterarm verloor. Hij speelde toen al kornet en moest alles opnieuw leren, met één arm, maar dat lukte.

De sfeer van dat oude New Orleans komt prachtig naar voren in dit verhaal. Overal is muziek en dans en Wingy, als kleine blanke jongen, leert het meest van de muziek van de zwarte bevolking.;

We were the only two white people in about a thousand colored folks. They gathered there to hear these fine bands.

Het is zijn leerschool en hij heeft talent. Hij formeert een band maar wil niet blijven hangen in New Orleans en hij gaat per trein naar het Noorden;

So I grabbed me an armful of boxcars and hoboed my way to New York.

Hij maakt een paar plaatopnames maar moet dat vaak overdoen omdat hij geen noten kan lezen. Hij komt erachter dat je in New York bij Plunkett’s Bar moet zijn, een ontmoetingsplaats voor iedereen die ertoe doet in de jazzmuziek. Hij vindt werk bij een band die uit Indianen bestaat maar daar schaamt hij zich een beetje voor. De bandleider en zijn vrouw zijn de enige volbloed indianen, de rest moet met pruik en tomahawk de bühne op om te spelen. Toch verdient het aardig.

Hij reist veel op en neer van en naar Chicago en ontmoet in die tijd ook de beroemde kornettist Bix Beiderbecke. Ook speelt hij samen met Louis Armstrong en King Oliver, beroemde namen in die tijd. Die laatste speelde met een zakdoek over zijn kornet;

He did this because he didn’t want Louis and the rest of us to catch his stuff on the fingering. You see, a cornet player who couldn’t read, them days, played everything by “position.” So if you watched a man play a tricky break you could get it yourself by watching to see which valves he used.

Manone componeert ook en schrijft bijvoorbeeld het nummer Tar Paper Stomp. Jammer genoeg was hij niet zo slim met het vastleggen van zijn rechten, want Fletcher Henderson gebruikte dit nummer voor zijn nummer Hot And Anxious en er gaan nog meer bellen rinkelen als u Glenn Miller’s In The Mood hoort, want die leende ook van Tar Paper Stomp. Zo valt de muziekgeschiedenis weer op zijn plek.

Er staan vooral veel optredens in het boek vermeld en de reizen van en naar die optredens toe. Omdat het allemaal spreektaal is leest het lekker door. Het is leuk dat Manone een artikel uit a Dutch magazine… from De Jazz Wereld aanhaalt als dat blad schrijft over zijn nieuwe swingband. Hij krijgt steeds meer bekendheid en als we hem moeten geloven heeft hij eigenhandig Fifty-second Street tot een jazzsucces gemaakt;

We opened the Hickory House. That did it. I mean started Fifty-second Street on its way to jazz fame. We were such a success there, little places started opening up all along the street. From then on, Fifty-second Street was known as the place to go if you wanted to hear real jazz played. That righteous jive knocked the customers clean across the cosmos, from comet to comet.

Geen last van valse bescheidenheid in ieder geval. Toch heeft hij recht van spreken want hij is populair en neemt meer platen op. Hij schrijft een hit met Isle of Capri en krijgt een manager opgedrongen via een wurgcontract. Hij weet er op een prachtige manier onderuit te komen door een vriend als zogenaamde gangster op te laten treden;

“Pops, I just dropped in to tell you I don’t need no manager, no more,” I told him. “My brother here” (pointing at Joe) “is gonna handle me. He just blew in from Chicago where he’s working with the Capone mob. I guess you better let me have that contract, ‘cause he’s got something in his pocket, and it’s going to make a noise if I don’t get it.”

Er staat veel meer in het boek zoals een stapavond met Louis Armstrong, een muziekwedstrijd met Count Basie, zijn optredens bij Bing Crosby en u wil ook lezen hoe hij doorspeelt als iemand door schietende gangsters in een club achterna wordt gezeten, hoe zijn bassist in een kooi met flamingo’s belandt, hoe hij zijn bezittingen uit een hotel smokkelt in een kinderwagen en waarom hij met trombonist Jack Teagarden een elpee van Louis Armstrong begraaft in de woestijn.

Het is dus een vermakelijk boek met maar één storende fout. Er staan niet veel foto’s in, maar na pagina 192 staan dezelfde foto’s als na pagina 128. Ik zal de uitgeverij er maar niet meer op wijzen, want ik was zo gelukkig de eerste druk uit 1948 te bemachtigen uit de collectie van Joe Muranyi (1928-2012), de klarinettist uit de All-Star Band van Louis Armstrong.

Holy Ghost. The life & death of free jazz pioneer Albert Ayler is de lange titel van een biografie over de Amerikaanse jazzsaxofonist en componist Albert Ayler (1936-1970). Auteur is de musicoloog Richard Koloda.

Het boek telt 272 pagina’s en het is geen traditionele biografie. Het privéleven van Ayler wordt redelijk summier behandeld, de nadruk ligt op zijn optredens, zijn plaatopnames en de opnames die er van zijn optredens gemaakt zijn.

Dat is geen overbodige luxe. U heeft vast wel eens een saxofoon in de jazzmuziek gehoord die een prachtige melodie tevoorschijn tovert. Coleman Hawkins, Ben Webster, Lester Young, het is allemaal prima te beluisteren. Het wordt al anders als saxofonisten van die melodie gaan afwijken en Ornette Coleman was daar een voorbeeld van, maar ook John Coltrane in zijn latere werk.

En dan is er Albert Ayler. Hij tilt de zogenaamde freejazz naar een heel ander niveau. Als u een klein beetje naar dat niveau toe wilt, dan helpt dit boek u daar geweldig bij. Het is geen makkelijk in het gehoor liggende muziek, maar er zijn toch aardig wat opnames van hem verschenen. Dit boek wil de aandacht vestigen op de erfenis die Ayler heeft achtergelaten. Ook wil het een aantal mythes rondom zijn overlijden wegnemen want ook daar is wel iets over te vertellen.

Zoals veel bekende jazzmuzikanten bleek ook Ayler al jong talentvol, maar er was ook een andere kant. Een spirituele kant en die zou hij ook nooit meer loslaten, ook niet in zijn werk. Als jongen had hij al ervaringen met helderziendheid en uittredingen uit zijn lichaam. Zijn diensttijd brengt hij door in Frankrijk en die invloed is terug te horen; ‘La Marseillaise’ is door zijn hele oeuvre terug te vinden.

Waarom is dat oeuvre dan lastig? Zijn harde en luide toon is het niet, maar wel de geheel eigen weg die hij in de muziek vindt. Hij begint wel een melodie, maar wijkt er vervolgens van af en wel zo dat u volledig de draad kwijtraakt;

His hughe tone impressed listeners, but his divergence from the melody line caused people to question his talent.

Dat gaat dan niet om mensen die er geen verstand van hebben. Ayler zal zijn leven lang last hebben van voor- en tegenstanders. Dat betreft dan het publiek, recensenten én medemusici. Zet u zelf eens wat muziek van hem op. Het heeft geen zin om noten te gaan volgen of de melodie vast te houden. Zet uw oren open voor klanken, klankkleuren en verrassende wendingen in de muziek. U dient het te ondergaan.

Europa dient het ook te ondergaan want Ayler treedt er met redelijk veel succes op. Hij maakt plaatopnames en ook zijn optredens worden vaak opgenomen en uitgebracht. Dit boek volgt veel van die opnamen en bespreekt ze in afzonderlijke hoofstukken. Als u de werken via de streamingsdiensten beluistert steekt u er direct veel van op.

Dan blijkt ook, hoe lastig zijn muziek soms ook lijkt, dat hij veel dichter bij de tradtionele jazz uit New Orleans zit dan menigeen denkt. Ook is er veel aandacht voor de spirituele kant van zijn muziek en de invloed van gospel. Toch heeft het publiek er vaak moeite mee en dat treft Ayler ook. Jazzmuzikante Annette Peacock;

It broke his heart when the people didn’t respond. People often seemed stunned by the music, I think it was a question of timing. He came to soon after Ornette Coleman. People hadn’t had time to assimilate what Ornette had done. They weren’t ready for total freedom, for music that did completely without time and changes. Albert was a soldier on a battlefield in a war he couldn’t win.

Gelukkig wordt hij toch steeds gevraagd voor optredens en zeker in Europa, waarbij hij ook Nederland aandoet. Er staan mooie citaten in het boek uit recensies van Bert Vuijsje en mooie citaten van saxofonist Hans Dulfer die Ayler heeft ontmoet en getuige was van het onbegrip;

Hans Dulfer, who’d sat in the Hilversum audience, later recalling how they mocked Ayler for using a plastic reed and Murray for playing with knitting needles, with which he could affect a very soft sound in his drumming that evoked running water.

Het heeft zelfs geleid tot een album met de titel The Hilversum Session. Zo biedt dit boek u een prima leidraad voor zijn muziek met veel toelichtingen over hoe die tot stand is gekomen, hoewel u er niet in alle gevallen per se wijzer van wordt, zoals wanneer Call Cobbs mee komt spelen op een klavecimbel;

Cobbs provides accompaniment to a ‘tenor solo aching of nostalgia for cranky grandmothers who bake apple pies and quietly fart a lot’

Cobbs is een opmerkelijke gastspeler en dat geldt ook voor de Nederlandse violist Michel Samson die ook wordt besproken in het boek Jazzvogels van Rudie Kagie. Ook een belangrijke muzikant is Ayler’s broer Donald Ayler, die hij later toch weer ontslaat. Leest u vooral het boek over de mogelijke achtergronden daarvan, want Ayler is er niet de man naar er goede redenen voor te geven.

Uiteindelijk zal Albert Ayler zijn leven lang tegen vooroordelen blijven aanlopen over zijn muziek. Hij krijgt een platencontract maar verliest het ook weer een krijgt depressies. Hij heeft kinderen maar ziet ze zelden. Het zijn wellicht omstandigheden die leiden tot zijn verdwijning op 5 november 1970. Drie weken later wordt zijn lichaam drijvend gevonden in de East River in New York. Men gaat uit van zelfmoord en de redenen daarvoor worden uitgebreid beschreven, maar ook de geruchten dat het om een afrekening zou gaan én het gaat over de ‘urban legend’ dat de maffia hem aan een jukebox vastgebonden het water in zou hebben gegooid.

Twee zaken stoorden mij in het boek. De naam van de saxofonist Pharoah Sanders wordt vijftien maal genoemd in dit boek, waarvan dertien maal foutief (namelijk Pharaoh Sanders. De gimmick zit hem juist in de naam en een beetje jazzliefhebber ziet de fout direct). Geen idee waarom het twee maal goed staat en dertien maal fout. Verder staat er een vrij uitgebreid citaat van jazzcriticus Nat Hentoff dubbel in en dat valt ook direct op. Verder dus een prima boek over lastige muziek, of toch weer niet als we producer Pete Welding moeten geloven;

The music is vividly alive, churning, full of colors and textures and relentlessly moving. There is a great deal of energy, and relentless passion to it, yet it doesn’t sound ‘disturbed’ or otherwise disoriented. Ayler’s music is not at all incomprehensible or difficult of access. All it requires is a pair of open ears, a willingness to enter a world of musical thought that might on the surface seem alien and uncomfortable. It’s not, though. The vistas are fresh, the natives friendly.

De meningen zullen altijd wel verdeeld blijven, ik behoor nadrukkelijk tot het kamp van Welding en ik heb veel van Ayler’s muziek beluisterd. Gaat u zich vooral een mening vormen met uw oren wijd open.

Artie Shaw King of the Clarinet is de biografie van de Amerikaanse klarinettist Artie Shaw (1910-2004), geschreven door Tom Nolan. Het is een boek van 376 pagina’s waarin een zeer turbulent leven wordt gevat van maar liefst 93 jaar.

Het is ondoenlijk om dat even chronologisch na te vertellen, daar dient u echt het boek voor te lezen want dat is de moeite waard. Ik kan u wellicht wel verleiden daartoe door wat inzichten te geven in zijn leven.

Shaw begint met een ukelele, een piano en een saxofoon maar leert zichzelf zonder formele training klarinet spelen. Zijn grote voorbeelden zijn Louis Armstrong en Bix Beiderbecke en die kwamen we al tegen bij trompettist Bunny Berigan. Shaw speelt ook samen met Berigan maar heeft niet die zelfdestructieve neigingen die bij Berigan tot een vroege dood leidden.

Shaw doet ervaring op in orkesten maar ook als bandleider en hij is de grote concurrent van die andere beroemde klarinettist, Benny Goodman. Die staat bekend als The King of Swing, Shaw wordt door zijn fans The King of the Clarinet genoemd. Zelf vind hij dat het precies andersom had gemoeten;

“Benny Goodman played clarinet, I played music”

Als Shaw zijn eigen band formeert heet hij nog Art Shaw maar verandert dat snel in Artie als de platenmaatschappij aangeeft dat ‘Art Shaw’ snel achter elkaar uitgesproken klinkt alsof er iemand niest. Shaw gaat optreden met Billie Holiday en schrijft zelf nummers, zoals zijn grote hit Begin the Beguine, een orkestrale bewerking van een nummer van Cole Porter. Ook Stardust, Nightmare, Frenesi en zijn Concerto for Clarinet verkopen goed en worden uitgebreid toegelicht in dit boek.

Zijn muziek is een reden om dit boek te lezen, maar het is maar één facet van deze toch wel complexe persoonlijkheid. Shaw heeft een onstilbare intellectuele honger en leest veel. Hij wil ook graag een boek schrijven en neemt regelmatig afstand van de muziek en zijn publiek. Sterker, hij houdt helemaal niet van de wereld waar hij in zit;

“I don’t like the damned music business,” he said. “The music business stinks  –  and you can quote me!…”And I don’t like the crowds. I’m not interested in giving people what they want – I’m interested in making music.”

Hij krijgt ook aardig wat te verduren als hij op het podium staat. Shaw trekt zich dus regelmatig terug en zal zelfs een aantal boeken publiceren. Zijn fans en de platenmaatschappij snappen niet dat hij ophoudt met spelen en zelf trekt hij de vergelijking met de violist Jascha Heifetz die hij ziet spelen en die altijd voor de 100% gaat, waar Shaw ervan overtuigd is dat 94% maar af en toe haalbaar is;

Art couldn’t stand to play less than his best…But if he kept aiming for a hundred, sooner or later the pressure would kill him. “So that’s why I quit,” he concluded…”Of all the reasons I’ve ever given for quitting – that one’s closest to the truth.”

De muziek blijft toch de hoofdmoot in dit boek, maar ik kan wellicht zijn privéleven nog even aanstippen. Shaw trouwt acht maal, onder meer met de filmsterren Lana Turner en Ava Gardner. Hij blijkt onmogelijk om mee samen te leven. Hij zet zijn echtgenotes regelmatig voor schut omdat hij vindt dat ze intellectueel tekort schieten. Dat zijn de duistere kanten van zijn persoonlijkheid.

By now it was a pattern: as soon as he married someone, he would start to pick her apart – and see what a bad deal he had made.

Hij verdient veel geld en laat een huis in Spanje bouwen. Daar heeft hij het ook snel gezien en vertrekt weer naar de Verenigde Staten. Hij gaat er vliegvissen en wordt er een expert in. Ook legt zich toe op geweerschieten en wordt een volmaakt scherpschutter. Hij heeft zich dan ook al ontpopt tot filmdistributeur en is actief geweest in de televisie- en musicalwereld. Een man met een tomeloze energie.

Op latere leeftijd laat hij zich toch weer in met muziek en gaat op tournee. Niet als speler maar als bandleider. Uit die tijd vond ik in de Penguin Jazz Guide nog een quote van Shaw;

‘Of course I still have a clarinet. I had it turned into a table lamp.’

Er staat nog heel veel meer in het boek. Over het feit dat hij iemand heeft doodgereden in New York, over zijn verdenking van communistische sympathieën, over de moeizame relatie met zijn ouders en talloze voorbeelden van zijn muzikale vakmanschap, zijn charmante maar ook zijn moeilijke karakter. Voor liefhebbers van swing- en jazzmuziek warm aanbevolen, maar ook voor liefhebbers van een goede biografie over een vol en rijk leven. Overigens is er op YouTube een documentaire over Artie Shaw te vinden in zeven korte delen, u kunt zoeken op Artie Shaw’s “The Quest For Perfection”.

Ik weet niet meer precies wat mij deed besluiten om Bunny Berigan Elusive legend of jazz van Robert Dupuis te doen lezen. Dat maakt ook niet uit, ik zal deze jonggestorven Amerikaanse trompettist (1908-1942) ergens zijn tegengekomen op mijn jazz-exploraties.

Het is een boek van zo’n 300 pagina’s met een uitgebreide discografie maar we beginnen in de geboorteplaats van Berigan op zijn jaarlijkse herdenkingsdag. Fox Lake, Wisconsin ligt niet echt centraal in Amerika maar het is de plaats waar Berigan zijn eerste muziekonderricht op de viool krijgt. Van opa krijgt hij een trompet en hij blijkt een natuurtalent op dat instrument.

Uiteindelijk belanden alle musici met talent in New York en dat geldt ook voor Berigan. Hij valt al snel voor de danseres Donna én voor koning alcohol. Hij weet zich snel op te werken in verschillende orkesten en met het orkest van Hal Kemp maakt hij zijn eerste en enige reis naar Europa.

Hij trouwt met Donna, ze krijgen een dochter Patricia en Bunny gaat plaatopnames maken en ontmoet zijn grote idool Louis Armstrong;

Bunny and Louis got along great. Each one thought the other was the greater trumpet player. That meant a lot to Bunny because Louis had been his idol when Bunny was coming up.

Als zijn reputatie stijgt gaat hij in de grote orkesten spelen van Paul Whiteman, Tommy Dorsey en Benny Goodman. Zijn spel wordt door de auteur vergeleken met dat van de grote cornettist Bix Beiderbecke dat levert interessant luistermateriaal op. Het gaat Berigan professioneel voor de wind. Privé niet, het echtpaar krijgt een kindje dat te vroeg geboren wordt en overlijdt.

Berigan is makkelijk en ontspannen in de omgang, ook als hij zijn eigen band formeert. Hij houdt wel van ‘practical jokes’, zoals wanneer er een nieuwe zangeres bij de groep komt;

Bunny would…tell the girl, “Listen, you’re with the band now, and with musicians around you’re likely to hear quite a bit of rough language. So just to get the embarrassment out of the way…let’s do this: On the count of three we’ll all yell “fuck” just as loud as we can. Then you’ve heard it, we’ve heard it, and nobody’ll be offended.” Then he’d count – one, two, three – and you know what happened! The girl shouted out “FUCK” and everybody else was silent. Bunny liked that trick.

Zijn drankgebruik is een constante in het boek, maar de lovende kritieken ook. Als hij bij Benny Goodman speelt zegt recensent Helen Oakley over hem;

I was unprepared for such a tremendous thrill. The man is a master. He plays so well I doubt if I ever heard a more forceful trumpet, with unending ideas…

Dat is zijn kwaliteit, een krachtige, ronde en volle toon. Hij kan moeiteloos in alle toonsoorten spelen en veranderen van toonsoort wanneer hij wil en dan voortborduren op ideeën en improvisaties. Bovendien kan hij de hoogste tonen zuiver uit zijn instrument krijgen waar anderen naar adem happen als zij hem proberen bij te houden. In zijn ‘prime’ kan hij dit ook als hij veel drinkt en dat doet hij doorlopend. Het is hem wel gevraagd hoe dat mogelijk is. Zijn antwoord;

‘I practice drunk’

Het echtpaar krijgt een tweede dochter maar het huweljik kent ook problemen omdat Berigan vreemdgaat. Als hij zijn eigen band heeft heeft hij problemen om zijn bandleden vast te houden, ook weer vanwege zijn dronkenschap en zijn slechte financiële inzicht. Toch zijn er weinig ruzies en wordt hij in de regel op handen gedragen.

Zijn alcoholgebruik zal zijn ondergang worden en hij weet het zelf. Als zijn vader overlijdt legt hij zijn hand op die van zijn overleden vader en zegt:

‘Dad, I’ll be there with you in six months!’

Hij krijgt de diagnose levercirrose maar blijft drinken. Zijn lichaam raakt op en toch weet hij, kort na een ziekenhuisopname zijn succesnummer ‘I Can’t Get Started’ nog fantastisch te spelen;

There, out in front, with his trumpet poised resolutely, stood Bunny Berigan, a man who, although his doctor had told him only a week ago not to play the trumpet for some months, had the courage to attempt the toughest number in the books. Bunny didn’t miss. He played as I never heard it played before.

Toch overlijdt hij op 33-jarige leeftijd. Hij is op, maar laat een prachtig oeuvre na dat de moeite waard is om te beluisteren.

Dit boek is om een paar redenen zeer de moeite waard. Het vertelt het verhaal van een jazzartiest zoals er velen waren aan het begin van de vorige eeuw en het geeft een prima beeld van de jazzscene in de Verenigde Staten. Het spel van Berigan wordt vergeleken met dat van andere grootheden zoals dat van Bix Beiderbecke en Louis Armstrong. Zijn omgang met zijn band wordt vergeleken met die van Duke Ellington en dat zijn nuttige vergelijkingen.

Verder staan er in het boek talloze citaten van artiesten uit die tijd die met Berigan hebben samengewerkt maar ook van familieleden zoals zijn vrouw, dochters en schoonzus. Veel informatie uit de eerste hand. Tenslotte is er een uitgebreide discografie die niet alleen een opsomming is van zijn plaatopnamen, maar die ook in veel gevallen nog eens worden toegelicht zodat u weet waar u op moet letten bij het beluisteren ervan. U kunt er zo uren mee vooruit en daarom ben ik nog niet klaar met dit boek.

Nadat ik het boek Jazz in Rotterdam had gelezen zag ik dat er ook een boek “100 jaar” Jazz in Den Haag bestond. Dat is geschreven door Arie van Breda, iemand die organisatorisch een rol heeft vervuld in het Haagse jazzleven en daardoor veel artiesten kent en op de hoogte is van de ontwikkelingen in de sector.

Het is een dik boek van 589 pagina’s. Minder een koffietafel-model dan het boek over Rotterdam, maar het staat vol met informatie over Nederlandse en buitenlandse artiesten die in Den Haag hebben opgetreden. Daardoor zal ik ook dit boek vaak erbij halen als ik weer een obscure opname hoor met Nederlandse artiesten. Die zijn in de regel snel terug te vinden in het register achterin.

Het boek is keurig onderverdeeld in tijdvakken, te beginnen met de jaren twintig. Er wordt ingegaan op het begrip ‘jazz’en wat dit nu eigenlijk inhoudt en typisch voor Den Haag is de rol van jazz in Nederlands-indië en de rol die Indische muzikanten hierin vervulden. Ook was er een groeiende belangstelling voor muziek van de zwarte bevolking voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Die muziek vond zijn oorspong in New Orleans en daar komt ook de ondertitel van dit boek vandaan, Het New Orleans van de Lage Landen. Een beetje gezocht wat mij betreft, maar goed. De uit New Orleans afkomstige klarinet- en sopraansaxpionier Sidney Bechet was de eerste die in Europa echt improviseerde, dus die zijn soli niet van papier las. Dat was nieuw en hij was een graag geziene gast, ook in Den Haag, ondanks het feit dat het geen makkelijk heerschap was.

In die tijd ontstaan ook de eerste Haagse jazzorkesten en vanaf dat moment worden we in dit boek bestookt met namen. The Original Jazz Syncopators, The Jazz Devils, Mayfair Jazz Band, The Royal Dancing Band, The Queen’s Melodists enz. Dat is overigens geen kritiek maar juist een groot pluspunt van dit boek. Er staan veel foto’s in van al die bands en artiesten en waar mogelijk worden alle namen van de bandleden gegeven en het instrument dat zij bespelen, zelfs al is er maar een stuk arm van iemand op de foto te zien. Dat maakt dat dit boek een fantastisch naslagwerk is van het Haagse (maar ook Nederlandse) muziekleven.

In de jaren dertig komen er grote artiesten naar Den Haag zoals Duke Ellington en Louis Armstrong. Allebei wereldberoemd maar verschillende artiesten en ook daarop wordt ingegaan. Duke Ellington heeft zijn orkest en Armstrong ook, maar hij is meer solist. Explosiever ook en een verslaggever zegt het als volgt;

Louis Armstrong is een phenomeen. Technisch en rhythmisch volmaakt. In de bijzondere wereld van de jazz een zeer bijzondere verschijning. Hij heeft niets van de zoete en donkere melancholie der andere neger-zangers…hij is zelfs persóónlijk anders dan de hotbands, die wij tot dusver hier hoorden. Directer. Bezetener. Brutaler. Maar ook: natuurlijker…Er leeft inderdaad iets van de oude massa-dansen van duister Afrika in zijn waanzinnig meeslepende kunst.

Saxofonist Coleman Hawkins speelt met The Ramblers en ik doe ontdekkingen zoals The Boswell Sisters en The Mills Brothers die ook in Den Haag optreden. De auteur besteedt ook veel aandacht aan personen die niet in de eerste plaats muzikanten waren maar die ook heel belangrijk waren in het Haagse milieu door hun kennis of organisatorisch talent.

Zo is daar Toto Poustochkine. Hij richt het orkest de Swing Papa’s op met zijn broer en dient als inspirator voor hun repertoire. Ook is hij redacteur van het blad de Jazzwereld en schrijft hij uitgebreid over jazz in de vroege drukken van het standaardwerk over (klassieke) muziek, het X-IJ-Z der Muziek van Casper Höweler. Helaas is zijn jazz-bijdrage in latere drukken van dit boek grotendeels weggelaten maar tot mijn vreugde bezit ik een vroege druk waarin zijn bijdrage onverkort in is opgenomen.

Zo neemt de auteur ons door de jaren heen mee door Den Haag en vertelt hij talloze verhalen en anekdotes. Zo is er het verhaal over de trompettist Serein Pfeiffer. Die werd vermoord door zijn vrouw, die weer de ex-vrouw was van de schrijver en trombonist F.B. Hotz. Leest u het hier nog eens na.

Het is duidelijk dat de populariteit van de jazz op en neer gaat. Er zijn erg rumoerige concerten die worden verstoord door de nozems; die komen niet per se altijd voor de muziek.. Toch worden er altijd veel concerten gegeven én ook opgenomen. Onlangs is de beroemde serie Jazz behind the dikes opnieuw op vinyl uitgebracht en uiteraard onmisbaar in mijn verzameling. Internationaal is dit een wat minder handige titel overigens omdat ‘dike’ in Amerikaans slang ‘lesbienne’ betekent. Een kniesoor die er op let.

De auteur gaat stug door met het noemen van iedereen die in Den Haag heeft opgetreden; The Lion Hill Jazz Men, The Hot House Syncopators, The Modern Pipers Combo, Ted Easton’s Delta Jazz Band, The Dutch Wolverines, The Sunny Boys…de lijst is eindeloos en de schat aan informatie dus ook. Hij wisselt dit af met al die mooie verhalen, zoals over Dizzy Gillespie. Concertorganisator Lou van Rees wilde weten hoe lang zijn optreden zou duren maar kreeg een te vaag antwoord;

Maar Lou van Rees persisteerde: ‘Hoe lang precies?’ Dizzy had de oplossing: ‘How long do you want me to play?’ En daar ging Lou in de fout. Hij zei : ‘Fifty minutes’. Het concert verliep goed, maar opeens hield Dizzy midden in een chorus op en liep van het podium. Lou van Rees: ‘What’s wrong?’ Dizzy: ‘You wanted fifty minutes of my music. This was exactly fifty minutes. Let’s go to the bus.’

Er worden verhalen verteld over lokale platencollectioneurs, maar ook over een Haagse saxofonist Jos van Heuverzwijn wiens instrument werd doorverkocht aan de beroemde Sonny Rollins. Rollins had zijn instrument ooit eens geleend en was er enthousiast over. Toen Van Heuverzwijn jong overleed kocht Rolllins zijn saxofoon en nam contact op met de nabestaanden.

Dit laatste verhaal staat overigens in een notenapparaat dat behoorlijk uitgebreid is, maar dus ook zeer lezenswaard.

De auteur gaat uiteraard uitgebreid in op het North Sea Jazz festival dat in Den Haag is begonnen, maar schrijft ook over Jazz in Pepijn, het beroemde theater dat ver buiten de grens bekend was. Ook gaat het over de toekomst van de jazz in Den Haag. Zo staat er een apart stuk in van oud-journalist Bert Jansma. Hij geeft aan dat er anno 2000 weinig echte jazzpodia meer zijn maar dat er wordt uitgekeken naar de opening van een nieuwe jazzclub Pannonica (die haalde ik hier al eens aan). Anno 2023 moeten we helaas concluderen dat die club er gekomen is maar het niet vol heeft gehouden. Jansma schreef er hier nog een artikel over.

Resumerend ben ik dus, net als over het boek Jazz in Rotterdam, erg enthousiast over dit boek. Er staat veel informatie in over uitvoerende artiesten, zowel Nederlandse als internationale muzikanten, maar ook veel achtergrondinformatie en anekdotes. Ook een boek dus om er vaak weer bij te pakken.