archiveren

Abdij

39651276e483be3597158636c77444341587343
Ik kwam bij Anna dit boek tegen van Patrick Leigh Fermor over abdijen en het kloosterleven, Een tijd om te zwijgen. Fermor was een bekende reisboekenschrijver waar ik nog wat boeken van op de verlanglijst heb staan, maar dit leek me een mooie opmaat.

Het boekje telt maar 87 pagina’s en gaat over zijn bezoeken in de jaren ’50 aan de Abdij van St. Wandrille de Fontanelle, de abdij van Solesmes, de abdij Notre-Dame de la Grande Trappe (allen in Frankrijk) en de rotskloosters van Cappadocië in Turkije. Die laatste vond ik dan weer een beetje vreemd in de bijt hier, maar goed.

De Abdij van St. Wadrille kent een regime, waar de auteur even aan moest wennen;

Alle maaltijden…werden in stilte gegeten: men werd gemaand zich afzonderlijk te ‘ontspannen’ en alleen met toestemming van de abt tot de monniken te spreken; geen lawaai te maken wanneer men door het klooster liep; niet te roken op de kloostergang; op fluistertoon te spreken en de perioden van stilte strikt in acht te nemen. Ik vond ze onmogelijk grimmig. Wat een stilte en ingetogenheid! Het gebouw kreeg het karakter van een gigantische graftombe, een necropolis waarvan ik de enige bewoner was.

Waarom wil je dit dan? De auteur observeert en verwondert zich over het verschil met bijvoorbeeld de monniken die hij in Griekenland ontmoette. Daar was er vrolijkheid, hier ingetogenheid. Hij beseft;

Deze mannen leefden echt alsof elke dag hun laatste was, ze hadden zich verzoend met de wereld, hadden absolutie gekregen, waren gesterkt door de sacramenten, altijd klaar om op het middernachtelijk uur een zachte dood te sterven.

Ondanks dat hij moest wennen, merkt de auteur langzamerhand dat hij een ritme vindt. Hij hoeft zijn energie niet meer aan talloze afleidingen te besteden maar ervaart ineens vrijheid. Hij schrijft ook en merkt dat dit ook beter gaat. En lees wat hij voelt als hij de abdij verlaat;

Mijn eerste dagen in de abdij mogen dan een periode van neerslachtigheid zijn geweest, het ontwenningsproces achteraf was tien keer erger. Het klooster was eerst een kerkhof, maar de buitenwereld leek later in vergelijking een hel van lawaai en vulgariteit, uitsluitend bevolkt door proleten, sletten en misdadigers…De advertenties voor Byrhh en Cinzano – anders zulke heerlijke symbolen van vrijheid en ontsnapping – …ervoer ik zelfs als een persoonlijke belediging.

De Abdij van Solesmes was een tussenstop op weg naar de Abdij Notre-Dame de la Grande Trappe. Deze abdij  behoort van oorsprong tot de cisterciënzerorde van strenge observatie. Vond de schrijver het regime van St. Wandrille streng, het kon nog veel erger en dat was (let wel, in de jaren ’50) hier;

Een trappist staat om één of twee uur op, al naar gelang het jaargetijde. Zeven uur van zijn dag brengt hij door in de kerk met het zingen van koorgebeden en geknield of staande mediteren, vaak in het donker. de rest van de dag wordt besteed aan primitief en zwaar werk op het land, aan privaat gebed, aan preken en het lezen van de martyrologie…Het eten bestaat bijna uitsluitend uit wortelen; vlees, eieren en vis zijn verboden…

Voeg daarbij de strikte vastenwetten, het altijd dragen van dezelfde dikke kleren, ook in de zomer, het slapen in een gezamenlijke ruimte op een strozak en je kan je weer afvragen. Waarom? Maar ook daar heeft iemand het antwoord op klaar;

Met geduld en oefening levert dit permanent op God geconcentreerd zijn van de geest een rijke beloning op: zielerust, een soort goddelijke vervoering, een onuitsprekelijk geluk, dat een Franse trappist ooit heeft beschreven als een langdurige glimp van het paradijs.

Voilà, ga daar maar eens tegenin. Als laatste worden de verlaten kloosters in Cappadocië in Turkije beschreven. Uitgehouwen in de tufstenen rotsen boden ze jarenlang onderdak aan de verdwenen christelijke gemeenschap in centraal-Turkije. Ik heb ze zelf bezocht en het is inderdaad een indrukwekkend gezicht. De eetzalen in de rotsen, de uit stenen gehakte goten en de nog zwarte haarden, het is leuk om een keer terug te lezen. En ik leer nog wat bij over Anachoreten (ofwel mensen die zich uit de samenleving terugtrokken) die zich inmetselden in grotten en over Dendrieten (wat is afgeleid van dendros, het Griekse woord voor boom) die zich tientallen jaren lang vastketenden aan de hoogste takken van grote bomen.

Dit is een aardig lange bespreking van een kort boekje, maar dat geeft dan aan dat ik het de moeite waard vond. De andere boeken van Fermor zullen vast wel eens voorbij komen.

Vertaling: Barbara de Lange